Ware Christelijke Religie #407

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 853  
  

407. Wat de naaste liefhebben is, zal gezegd worden. De naaste liefhebben is niet alleen voor de verwant, de vriend en de goede mens het goede te willen en te doen, maar ook de vreemde, de vijand en de boze mens. Maar de naastenliefde jegens deze beiden wordt op verschillende wijze beoefend: jegens de verwant en de vriend door directe weldaden, jegens de vijand en de boze mens echter door indirecte weldaden, welke worden bewezen door vermaningen, tuchtigingen en straffen, en zo dus door verbeteringen. Dit kan als volgt worden toegelicht: de rechter, die krachtens de wet en gerechtigheid de boosdoener straft, heeft de naaste lief, want op deze wijze verbetert hij hem en draagt zorg daarvoor dat hij de burgers geen kwaad berokkent. Eenieder weet, dat een vader die zijn kinderen kastijdt, wanneer zij kwaad doen, hen liefheeft, en dat omgekeerd de vader, die hen daarvoor niet kastijdt, hun boosheden liefheeft, hetgeen men geen naastenliefde kan noemen. Verder ook, wanneer iemand een aanvallende vijand terugdrijft en hem uit zelfverdediging slaat en aan de rechter overlevert, om zo het gevaar van zich af te wenden, maar toch met de bedoeling, dat hij zijn vriend zal worden, zo handelt hij uit de heersende stroming van de naastenliefde. Oorlogen, die de bescherming van vaderland en Kerk ten doel hebben, zijn evenmin tegen de naastenliefde gericht; het einddoel ter wille waarvan men handelt, wijst uit of het al dan niet naastenliefde is.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.