Ware Christelijke Religie #4

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 853  
  

4. Hoofdstuk 1 - GOD DE SCHEPPER

De Christelijke Kerk heeft sinds de tijd van de Heer alle stadia van de vroegste kindertijd tot de hoogste ouderdom doorlopen. Haar kindertijd was ten tijde dat de apostelen leefden en in de gehele wereld de boetedoening en het geloof in de Heer God Zaligmaker predikten. Dat het deze twee dingen waren die zij predikten, blijkt uit het volgende in ‘de Handelingen van de Apostelen’; Paulus betuigde beiden, Joden en Grieken, de boetedoening tot God en het geloof in onze Heer Jezus Christus, (Handelingen 20:21). Het is gedenkwaardig dat de Heer enige maanden geleden Zijn twaalf discipelen, die nu engelen zijn, heeft samengeroepen en hen in de gehele geestelijke wereld heeft uitgezonden, met de opdracht, het Evangelie daar opnieuw te prediken, aangezien de Kerk, die uit de Heer door hen gesticht was, heden ten dage dermate voleindigd is, dat er nauwelijks enige overblijfselen resteren; en dat het daartoe gekomen is, omdat men de Goddelijke Drievuldigheid heeft verdeeld in drie personen, waarvan eenieder God en Heer is, en dat daaruit voortvloeiend zich iets als een waanzin heeft uitgebreid over de gehele theologie en dus over de Kerk, die naar de naam van de Heer de Christelijke wordt genoemd. Er wordt gezegd ‘een waanzin’, aangezien het menselijk gemoed daardoor in zo'n delirium is geraakt, dat men niet weet, of er één God is dan wel of er drie zijn. Er is één God op de lippen van de mond, maar drie in de gedachte van het gemoed. Vandaar is het gemoed met zijn mond of de gedachte met haar spraak in tegenstrijd; uit deze tegenstrijd komt voort, dat er in het geheel geen God is. Het naturalisme 1 dat heden ten dage regeert komt nergens anders vandaan. Ga voor uzelf als u wilt eens na, of niet wanneer de mond zegt ‘één’, en het gemoed denkt ‘drie’, innerlijk halverwege het een het ander opheft en omgekeerd. Vandaar denkt de mens nauwelijks anders over God - als hij al daarover denkt - dan alleen over het woord God, zonder enige zin, die een kennis van God inhoudt. Aangezien de voorstelling over God, tezamen met elk begrip daarover, zozeer verscheurd is, is het mijn bedoeling om in volgorde te handelen over: God de Schepper, de Heer de Verlosser en over de Heilige Geest de Werker, en tenslotte over de Goddelijke Drievuldigheid, teneinde datgene wat verscheurd is, weer te herstellen. Dit gebeurt wanneer de menselijke rede vanuit het Woord en de daaruit voortvloeiende verlichting overtuigd wordt, dat er een Goddelijke Drievuldigheid is, en dat deze is in de Heer God Zaligmaker Jezus Christus, zoals de ziel, het lichaam en het voortgaande in de mens, en dat op deze wijze het volgende in de geloofsbelijdenis van Athanasius van kracht wordt: dat in Christus God en Mens, of het Goddelijke en het Menselijke, niet twee zijn, maar in één Persoon; en dat, gelijk de redelijke ziel en het vlees één mens is, evenzo God en Mens één Christus is.

Voetnoten:

1. NCBS Editor's Note: There appeared to be a footnote here but footnote text was missing from the source document.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.