354. (4) De waarheden van het geloof, hoe talrijk deze ook zijn, en hoe verschillend ze ook verschijnen, maken één, uit de Heer, die het Woord is, de God van hemel en aarde, de God van alle vlees, de God van de wijngaard of van de Kerk, de God van het geloof, en het Licht zelf, de Waarheid en het eeuwige Leven. De waarheden van het geloof zijn er verscheidene, en verschijnen voor de mens verschillend, zo bijvoorbeeld anders ten aanzien van God de Schepper, anders ten aanzien van God de Verlosser, anders over de Heilige Geest en de Goddelijke Werking, anders over het geloof en de naastenliefde, en anders over de vrije keuze, de boetedoening, de hervorming en wederverwekking, de toerekening enzovoort. Niettemin maken zij één in de Heer, en bij de mens uit de Heer, zoals de vele ranken in één wijnstok, (Johannes 15:1) en vervolg). Want de Heer verbindt de verspreide en verdeelde waarheden als het ware in één vorm, waarin zij één aanblik bieden en één handeling tonen. Dit kan toegelicht worden door een vergelijking met de leden, ingewanden en organen in één lichaam; hoewel het er verscheidene zijn en voor het oog van de mens verschillend zijn, voelt toch de mens, die de algemene vorm is, ze niet anders dan één, en wanneer hij uit deze alle handelt, handelt hij als uit één. Evenzo is het met de hemel gesteld, namelijk dat deze, hoewel in ontelbare gezelschappen onderscheiden, toch voor de Heer als één verschijnt; dat de hemel als één Mens is, werd boven getoond. Zo is het ook gesteld met een koninkrijk, namelijk dat het, hoewel in meerdere ministeries en ook in provincies en steden verdeeld, toch één maakt onder een koning, begiftigd met gerechtigheid en gericht. Dat het evenzo is gesteld met de waarheden van het geloof, vanuit welke de Kerk een Kerk is uit de Heer, komt omdat de Heer het Woord is, de God van hemel en aarde, de God van alle vlees, de God van de wijngaard of van de Kerk, de God van het geloof, en het Licht zelf, de Waarheid en het eeuwige Leven. Dat de Heer het Woord is, en dus het ware van de hemel en van de Kerk, blijkt bij Johannes:
‘Het Woord was bij God, en God was het Woord, en het Woord is vlees geworden’, (Johannes 1:1, 14).
Dat de Heer de God van hemel en aarde is, blijkt bij Mattheüs: ‘Jezus zei: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde’, (Mattheüs 28:18). Dat de Heer de God is van alle vlees, bij Johannes:
‘De Vader heeft de Zoon macht gegeven over alle vlees’, (Johannes 17:2).
Dat de Heer de God van de wijngaard of van de Kerk is, bij Jesaja:’Mijn beminde heeft een wijngaard’, (Jesaja 5:1-2); en bij Johannes:
‘Ik ben de wijnstok en gij de ranken’, (Johannes 15:5).
Dat de Heer de God van het geloof is, bij Paulus: ‘Gij hebt de gerechtigheid, die uit het geloof van Christus is, uit de God van het geloof’, (Filippus 3:9). Dat de Heer het Licht zelf is, bij Johannes:
‘Hij was het ware Licht, hetwelk verlicht eenieder mens, komende in de wereld’, (Johannes 1:9);
en elders: Jezus zei: Ik ben het Licht in de wereld gekomen, opdat eenieder die in Mij gelooft, in de duisternis niet blijve’, (Johannes 12:46). Dat de Heer de Waarheid zelf is, bij Johannes:
‘Jezus zei: Ik ben de weg, de waarheid en het leven’, (Johannes 14:6).
Dat de Heer het eeuwige leven is, bij Johannes: ‘Wij weten dat de Zoon van God in de wereld gekomen is, opdat wij de waarheid kennen, en wij zijn in de waarheid, in Jezus Christus; deze is de ware God en het eeuwige leven’, (1ste Brief van Johannes 5:20, 21). Hieraan moet worden toegevoegd, dat de mens zich vanwege zijn bezigheden in de wereld slechts weinig waarheden van het geloof kan verwerven; maar toch komt hij, wanneer hij tot de Heer gaat en Hem alleen vereert, in het vermogen om alle waarheden te kennen, waarom ook elk waar vereerder van de Heer, zodra hij enige waarheid van het geloof hoort, die hij tevoren niet wist, die terstond ziet, erkent en aanneemt. Dit komt omdat de Heer in hem is, en hij in de Heer is; bijgevolg is het licht van de waarheid in hem en is hij in het licht van de waarheid, want zoals eerder werd gezegd, de Heer is het Licht zelf en de Waarheid zelf. Dit kan bevestigd worden door de volgende ondervinding: er verscheen een geest aan mij, die in de omgang met anderen eenvoudig scheen, omdat hij de Heer alleen als de God van hemel en aarde erkende, en zijn geloof staafde door enige waarheden uit het Woord. Hij werd in de hemel onder de wijzere engelen verheven, en mij werd gezegd, dat hij daar even wijs was als zij, ja zelfs, dat hij, geheel als uit zichzelf, waarheden in grote overvloed sprak, waarvan hij eerder hoegenaamd niets had geweten. In een dergelijke staat zullen diegenen zijn die in de Nieuwe Kerk van de Heer zullen komen. Het is deze zelfde staat, die bij Jeremia beschreven wordt:
‘Dit zal het verbond zijn, dat Ik na die dagen met het huis Israël maken zal; Ik zal Mijn wet in hun midden geven, en zal die op hun hart schrijven; en zij zullen niet meer leren, de man zijn metgezel, of de man zijn broeder, zeggende: Kent de Heer; want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe’, (Jeremia 31:33-34).
Deze staat zal ook zo zijn als hij beschreven wordt bij Jesaja: ‘Er zal een rijsje uitgaan uit de tronk van Jischaď; de waarheid zal de gordel van zijn dijen zijn; dan zal de wolf met het lam verkeren, en de luipaard met de geitenbok neerliggen; het zoogkind zal spelen over het hol van een adder, en het gespeende kind zal de hand uitsteken in de spelonk van de basilisk. Want het land zal vol zijn van de wetenschap van Jehovah, gelijk de wateren de zee bedekken; ten zelve dage zullen de natiën de wortel van Jischaď zoeken, en Zijn rust zal heerlijkheid zijn’, (Jesaja 11:1, 5-6).