Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid #46

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 432  
  

46. Vanuit dit alles kan vaststaan hoe zinlijk, dat wil zeggen, vanuit de zinnen van het lichaam, en vanuit de duisternissen ervan in geestelijke dingen, diegenen denken die zeggen dat de natuur uit zichzelf is. Zij denken vanuit het oog en kunnen het niet vanuit het verstand. Het denken vanuit het oog sluit het verstand toe, maar het denken vanuit het verstand opent het oog. Dezen kunnen niet iets denken over het Zijn en Bestaan in zich, en dat dit het Eeuwige, Ongeschapene, en Oneindige is; noch kunnen zij iets denken over het leven tenzij zoals over iets vluchtigs, verdwijnend in het niets; noch anders over de liefde en de wijsheid, en in het geheel niet dat daaruit alle dingen van de natuur zijn. Dat daaruit alle dingen van de natuur zijn, kan ook niet worden gezien tenzij de natuur wordt beschouwd vanuit de nutten in hun reeks en in hun orde, en niet indien zij wordt bezien vanuit enige vormen ervan; deze zijn slechts voorwerpen van het gezicht alleen. Want de nutten zijn alleen vanuit het leven, en de reeks en orde ervan vanuit de wijsheid en liefde; maar de vormen zijn de samenhoudende dingen van de nutten. Daarom, indien alleen de vormen worden beschouwd, kan in de natuur niet iets van het leven worden gezien, te minder iets van de liefde en wijsheid en dus niet iets van God.

  
/ 432  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.