Engelenwijsheid over de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid #275

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 432  
  

275. 3. De drie graden van het natuurlijk gemoed, dat een vorm en beeld van de hel is, zijn tegenovergesteld aan de drie graden van het geestelijk gemoed, dat een vorm en beeld van de hemel is. Dat er drie graden van het gemoed zijn, die de natuurlijke, de geestelijke en de hemelse worden genoemd en dat het vanuit die graden bestaande menselijke gemoed naar de hemel schouwt en zich daarheen ombuigt, is boven getoond. Vandaar kan het worden gezien dat het natuurlijk gemoed als het omlaag schouwt en zich naar de hel ombuigt, eender vanuit drie graden bestaat en dat iedere willekeurige graad daarvan is tegenovergesteld aan de graad van het gemoed dat een hemel is. Dat dit zo was duidelijk voor mij vanuit die dingen die in de geestelijke wereld zijn gezien, en die zijn: dat er drie hemelen zijn en die volgens de drie graden van hoogte onderscheiden zijn, en dat er drie hellen zijn en die volgens de drie graden van hoogte of van diepte ook onderscheiden zijn; en dat de hellen aan de hemelen in alle en de afzonderlijke dingen zijn tegenovergesteld. Voorts dat de onderste hel is tegenovergesteld aan de hoogste hemel, dat de middelste hel is tegenovergesteld aan de middelste hemel en dat de bovenste hel is tegenovergesteld aan de laatste hemel. Hetzelfde is het met het natuurlijk gemoed dat in de vorm van de hel is; want de geestelijke vormen zijn aan zichzelf eender in grootste en kleinste dingen. Dat de hemel en de hel dus zo in het tegenovergestelde zijn, is omdat de liefden van die dus tegenovergesteld zijn. De liefde in de Heer en vandaar de liefde jegens de naaste, maken de binnenste graad in de hemelen; maar de zelfliefde en de wereldliefde maken de binnenste graad in de hellen; de wijsheid en het inzicht vanuit hun liefden maken de middelste graad in de hemelen, maar de dwaasheid en de waanzinnigheid die verschijnen zoals wijsheid en inzicht, vanuit haar liefden maken de middelste graad in de hellen; de geconcludeerde dingen echter vanuit hun tweetal graden, die ofwel in het geheugen worden weggelegd als wetenschappen ofwel in het lichaam tot daden worden bepaald, maken de laatste graad in de hemelen; de geconcludeerde dingen vanuit hun tweetal graden die ofwel wetenschappen worden ofwel daden worden, maken de buitenste graad in de hellen. Op welke wijze de goede en ware dingen van de hemel in boze en valse dingen, dus in het tegenovergestelde, worden verkeerd in de hellen, kan vaststaan vanuit deze ondervinding: Ik hoorde dat enig Goddelijk Ware vanuit de hemel neervloeide in de hel en ik hoorde dat dit op de weg in het afdalen door de graden werd verkeerd in het valse, en dus tot de laagste hel in het volslagen tegenovergestelde; waar vanuit duidelijk was dat de hellen volgens de graden in het tegenovergestelde tot de hemelen zijn ten aanzien van alle goede en ware dingen en dat ze boze en valse dingen worden door de invloeiing in vormen die in het tegengestelde zijn gekeerd. Want, dat al het invloeiende wordt doorvat en waargenomen volgens de opnemende vormen en de staten ervan, is bekend. Dat ze in het tegenovergestelde waren gekeerd, was ook voor mij duidelijk uit deze ondervinding: het werd gegeven de hellen te zien in haar ligging ten opzichte van de hemelen en degenen die daar waren verschenen omgekeerd, met het hoofd omlaag en de voeten omhoog. Maar er werd gezegd dat zij toch aan zichzelf verschijnen rechtop op de voeten, wat kan worden vergeleken met de tegenvoeters. Vanuit deze bewijsstukken van ondervinding kan vaststaan dat de drie graden van het natuurlijk gemoed, dat in vorm en beeld een hel is, tegenovergesteld zijn aan de drie graden van het geestelijk gemoed, dat in vorm en beeld een hemel is.

  
/ 432  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.