Hemel en Hel #469

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

469. De geesten en engelen hebben een geheugen, evenals de mensen. Wat zij horen, zien, denken, willen of doen blijft bij hen en hun rede wordt verder door middel daarvan ontwikkeld, welke ontwikkeling eeuwig voortduurt. Zo komt het dat de geesten en engelen in verstand en wijsheid toenemen door de kennis van het ware en het goede, evenals de mens. Dat de geesten en engelen een geheugen hebben, is mij eveneens door vele ervaringen vergund te weten. Ik heb gezien dat als zij in gezelschap met andere geesten waren, alles wat zij hadden gedacht of gedaan, hetzij in het openbaar hetzij in het verborgene, uit hun geheugen werd teruggeroepen. Ik heb ook gezien dat zij die in enige graad van waarheid waren, uit het eenvoudig goede met kundigheden werden bedeeld en daardoor met verstand en dat zij daarna werden opgenomen in de hemel. Maar men moet weten dat zij niet met kundigheden en door deze met verstand worden bedeeld verder dan de graad van genegenheid voor goed en waar, waarin zij in de wereld waren. Want in iedere geest en engel blijft de genegenheid, zowel naar de mate als naar de aard die hij bezat in de wereld. Later wordt die meer volkomen gemaakt door bij- of toevoeging, en dit loopt tot in eeuwigheid voort; want er is niets dat niet eeuwig kan vermeerderd worden, daar alles vatbaar is voor een oneindige verscheidenheid, derhalve ook om rijker te worden en dus ook om vermenigvuldigd en vruchtbaar te worden door verschillende middelen. Aan niets wat goed is, kan een einde zijn, omdat het voortvloeit uit de Oneindige. Dat geesten en engelen aanhoudend meer volmaakt worden in verstand en wijsheid door kundigheden van het ware en goede, kan men hiervoor zien in de hoofdstukken over de wijsheid van de engelen in de hemel (zie nr. 265-275); over de volkeren en natiën uit de kerk in de hemel, zie nr. 318-328 en over kleine kinderen in de hemel, zie nr. 329-345. n dat dit zover gaat als de graad van genegenheid voor goed en waar die ze in de wereld hadden en niet verder, zie men in nr. 349.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.