Hemel en Hel #250

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

250. Met de engelen van de hemel spreken, wordt alleen aan hen toegestaan, die in de waarheden uit het goede zijn, en voornamelijk aan hen, die de Heer erkennen en het Goddelijke in Zijn Menselijke, omdat dit de waarheid is waarin de hemelen zijn. Want zoals eerder werd aangetoond, is de Heer de God van de hemel (zie nr. 2-6); het Goddelijke van de Heer vormt de hemel (zie nr. 7-12); het Goddelijke van de Heer is de liefde tot Hem, en de liefde jegens de naaste van Hem (zie nr. 13-19). e gezamenlijke hemel als een geheel stelt één mens voor, evenzo elk gezelschap van de hemelen; en elke engel heeft een volkomen menselijke gestalte, en dit volgens het Goddelijk Menselijke van de Heer (zie nr. 59-86). ieruit blijkt, dat het spreken met de engelen van de hemel slechts aan hen wordt toegestaan, bij wie het innerlijk door de Goddelijke waarheden tot aan de Heer geopend is; want in deze waarheden vloeit de Heer bij de mens in, en met de Heer vloeit ook de hemel in. Dat de Goddelijke waarheden de innerlijke plaatsen van de mens ontsluiten, komt, omdat de mens zo geschapen is, dat hij volgens zijn innerlijke mens een beeld van de hemel, en volgens zijn uiterlijke mens een beeld van de wereld is (zie nr. 57), en de innerlijke wordt niet geopend dan door het Goddelijk ware, dat van de Heer uitgaat, daar dit het licht en het leven van de hemel is (zie nr. 126-140).

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.