Hemel en Hel #238

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

238. Daar de taal van de engelen overeenkomt met hun neiging die een uitvloeisel van de liefde is, en de liefde van de hemel liefde tot de Heer en naastenliefde is (zie boven nr. 13-19), volgt daaruit hoe schoon en aangenaam hun spraak is. Inderdaad treft zij niet alleen de oren, maar ook het innerlijk van het gemoed van hen die haar horen. Er was een zekere geest met een verhard gemoed, met wie een engel sprak totdat hij door de spraak van de engel eindelijk zo geroerd werd, dat hij tranen vergoot, zeggende dat hij geen weerstand kon bieden, daar het de sprekende liefde was en dat hij vroeger nimmer geweend had.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.