Hemel en Hel #237

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 603  
  

237. De spraak van de engelen heeft niets gemeen met de spraken van de mensen, tenzij met enige woorden die klank hebben door een bepaalde neiging, echter niet met de woorden zelf, maar met hun klank, waarover in het volgende enige bijzonderheden gegeven zullen worden. Dat de spraak van de engelen niets met de menselijke spraken gemeen heeft, blijkt daaruit dat het voor de engelen onmogelijk is om ook slechts één woord van een menselijke taal uit te spreken. Zij probeerden het, maar zij konden het niet, want zij kunnen niets anders uitspreken dan hetgeen geheel met hun neiging overeenstemt. Wat niet overeenstemt, is in strijd met hun eigenlijke leven, want het leven komt voort uit genegenheid en uit het leven hun taal. Mij werd meegedeeld dat de eerste taal van de mensen op onze aarde overeen kwam met die van de engelen, daar zij die uit de hemel hadden en ook dat de Hebreeuwse taal in enige opzichten daarmee overeenkomt.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.