Goddelijke Voorzienigheid #297

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 340  
  

297. 3. De bozen kunnen niet door de Heer geheel en al worden weggeleid uit de boze dingen en geleid in de goede dingen, zolang zij geloven dat het eigen inzicht alles is en de Goddelijke Voorzienigheid niet iets.

Het schijnt alsof de mens zichzelf kan wegleiden uit het boze, als hij slechts denkt dat dit of dat is tegen het algemeen welzijn, tegen het nuttige en tegen het recht van de natie en van de naties. Dit kan zowel de boze als de goede mens als hij slechts uit geboorte of uit uitoefening zodanig is dat hij binnen in zich analytisch en redelijk onderscheiden kan denken. Toch kan hij zichzelf niet wegleiden uit het boze; de oorzaak is omdat het vermogen om dingen ook abstract te verstaan en te doorvatten, gegeven is aan eenieder, zowel aan de goede als aan de boze, uit de Heer, zoals boven hier en daar is getoond. Niettemin kan de mens zich niet krachtens dat vermogen uitleiden uit het boze. Het boze immers is van de wil en het verstand vloeit niet in de wil in, tenzij alleen met het licht; en het verlicht en leert, en indien de warmte van de wil, dat wil zeggen, de liefde van het leven van de mens gloeiend is vanuit de begeerte van het boze, dan is hij koud ten aanzien van de aandoening van het goede. Daarom neemt hij niet op, maar òf hij verwerpt, òf hij blust uit, òf hij verkeert het door enig uitgedacht valse in het boze. Hiermee geschiedt zoals met het licht van de winter dat even helder is als het licht van de zomer, dat als het invloeit in de koude bomen op eendere wijze werkt. Maar deze dingen kunnen vollediger worden gezien in deze orde: 1. Dat het eigen inzicht wanneer de wil in het boze is, niets ziet dan het valse en dat het niet iets anders wil noch kan zien. 2. Dat indien dan het eigen inzicht het ware ziet, het zich afwendt of dat vervalst. 3. Dat de Goddelijke Voorzienigheid de mens aanhoudend het ware doet zien en dat zij ook de aandoening geeft om dat te doorvatten en eveneens om dat op te nemen. Dat de mens daardoor wordt weggeleid uit het boze, niet uit zich, maar uit de Heer.

  
/ 340  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl