Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #4226

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

4226. Soms beklaagden zich pas aangekomen geesten die innerlijk boos waren geweest toen zij in de wereld leefden, maar uiterlijk de schijn van het goede hadden nagejaagd door de werken die zij voor anderen hadden gedaan ter wille van zich en van de wereld, dat zij niet in de hemel werden toegelaten; want zij hadden van de hemel geen andere mening gehad dan die van een toelating uit genade; maar aan hen werd telkens geantwoord dat aan niemand de hemel wordt geweigerd en dat zij, indien zij het begeerden, toegelaten moesten worden. Enigen werden ook toegelaten in de dichtste nabije hemelse gezelschappen die bij de ingang waren; maar toen zij daar waren aangekomen, voelden zij, ten gevolge van de tegenovergesteldheid en de tegenstrijdigheid van leven, als gezegd, een haperen van de ademhaling en een angst en een als het ware helse marteling, en zij stortten zich daar vandaan; en zij zeiden later dat de hemel voor hen de hel was en dat zij nooit geloofd hadden dat de hemel van dien aard was.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl