4044. Uitbeeldingen zijn niets anders dan beelden van geestelijke dingen in natuurlijke dingen en wanneer die juist worden uitgebeeld, dan stemmen zij overeen. Maar wie niet weet wat het geestelijke is, maar alleen wat het natuurlijke is, kan van mening zijn dat zulke uitbeeldingen en de daaruit voortvloeiende overeenstemmingen niet zouden kunnen bestaan, want hij zou bij zichzelf zeggen: hoe kan het geestelijke werken op het stoffelijke? Maar indien hij wil nadenken over die dingen die elk ogenblik in hem plaatsvinden, dan zal hij zich daarover enige voorstelling kunnen verwerven, namelijk hoe de wil kan werken op de spieren van het lichaam en daadwerkelijke handelingen tevoorschijn brengen; en ook hoe het denken kan werken in de spraakorganen door de longen, de luchtpijp, de keel, de tong, de lippen in beweging brengen en de spraak teweegbrengen; en verder hoe de aandoeningen kunnen werken op het aangezicht en daar beelden van zichzelf vertonen en wel dermate dat men daaruit vaak weet wat iemand denkt en wil. Deze dingen kunnen enige voorstelling geven van de uitbeeldingen en de overeenstemmingen. Omdat nu zulke dingen zich in de mens vertonen en omdat er niets is dat uit zichzelf kan blijven bestaan, maar uit iets anders en dit weer uit iets anders en tenslotte uit een Eerste en wel door een aaneenschakeling van overeenstemmingen, kunnen degenen die over enige breedheid van oordeel beschikken, daaruit opmaken dat er tussen de mens en de hemel een overeenstemming is en verder tussen de hemel en de Heer, die de Eerste is.