1843. Dat de woorden ‘uw zaad zal vreemd zijn’ betekenen, dat de naastenliefde en het geloof zeldzaam zullen zijn, blijkt uit de betekenis van de vreemdeling en uit de betekenis van het zaad. Vreemdeling betekent hetgeen niet in het land geboren is, dus wat niet als inlands wordt erkend en dus als uitheems wordt beschouwd. Het zaad betekent echter de naastenliefde en haar geloof, zoals eerder in de nrs. 255, 1025 is aangetoond en eerder bij vers 3. Daar datgene vreemd wordt genoemd wat als uitheems wordt beschouwd, en datgene uitheems is, wat niet in het land of uit het land is, volgt hieruit, dat het iets is, dat zeldzaam is, dus dat de naastenliefde en het geloof van de naastenliefde, welke het zaad zijn, zeldzaam zullen zijn. Er wordt gehandeld over de tijd vóór de voleinding, wanneer er grote duisternis, dat wil zeggen, valsheden zullen zijn, namelijk dat dan het zaad vreemd zal zijn, of de naastenliefde en het geloof zeldzaam zullen zijn. Dat het geloof zeldzaam zou zijn in de laatste tijden, is door de Heer voorzegd daar, waar van de voleinding van de eeuw sprake is, (Mattheüs 24:4; Markus 13:3; Lukas 21:7) waar alles wat gezegd wordt, insluit, dat in die tijden de naastenliefde en het geloof zeldzaam zullen zijn en tenslotte geheel zullen verdwijnen. Door Johannes wordt dit in de Openbaring eveneens voorspeld, en ook herhaaldelijk bij de profeten, behalve de plaatsen welke daarover in de historische gedeelten van het Woord voorkomen. Maar onder het geloof, dat in de laatste tijden te gronde zou gaan, wordt niets anders verstaan dan de naastenliefde; er bestaat nooit een ander geloof, dan het geloof van de naastenliefde; wie geen naastenliefde heeft, kan in het geheel niet iets van geloof hebben; de naastenliefde is de eigenlijke grond waarin het geplant wordt; de naastenliefde is in het hart van het geloof, waardoor het is en leeft. Daarom vergeleken de Ouden de liefde en de naastenliefde met het hart, en het geloof met de long, die beide in de borst zijn. Het is er ook evenzo mee gesteld; want zich een leven van het geloof zonder naastenliefde voorstellen zou gelijk staan met zich een leven voor te stellen door de long alleen zonder hart, en dat zoiets niet mogelijk is, kan eenieder inzien; daarom noemden zij een zaak van het hart, alle dingen die tot de naastenliefde behoren, en een zaak van de mond alleen of van de long door de invloeiing van de ademhaling in de spraak, alles wat tot het geloof zonder de naastenliefde behoort; vandaar de oude spreekwijzen ten aanzien van de goedheden en waarheden, dat zij van het hart moesten uitgaan.