60. Vers 31. En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.
Hier wordt gezegd, zeer goed; in de vorige verzen alleen goed, omdat nu die dingen, die tot het geloof behoren, één uitmaken met hetgeen tot de liefde behoort; zo is er dus een huwelijk gesloten tussen het geestelijke en het hemelse.