Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #57

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

57. Zaaddragend gewas is al het ware dat nut beoogt; de boom waarin vrucht is, is het goede van het geloof; de vrucht is hetgeen de Heer de hemelse mens geeft, maar het zaad waaruit de vrucht ontstaat, is hetgeen Hij de geestelijke mens geeft; daarom wordt er gezegd: de boom die zaad voortbrengt, zij u tot spijs. Dat hemelse spijs vrucht van een boom wordt genoemd, blijkt uit het volgende hoofdstuk, waar gehandeld wordt over de hemelse mens. Hier wordt alleen volstaan met hetgeen de Heer door Ezechiël gesproken heeft:

‘Langs de beek zullen op haar oevers aan weerszijden allerlei vruchtbomen opschieten, waarvan het loof niet verwelkt en de vrucht niet opraakt; elke maand zullen zij vrucht dragen, omdat hun water uit het heiligdom komt; hun vruchten zullen tot spijze zijn en hun loof tot geneesmiddel’, (Ezechiël 47:12). Water uit het heiligdom betekent het leven en de barmhartigheid van de Heer, Die het Heiligdom is. De vrucht betekent de wijsheid, die hun tot spijs is; het blad is het inzicht dat hun gegeven is tot nut en de heilswerking van dit nut wordt geneesmiddel genoemd. Dat evenwel geestelijke spijs loof (of gras); wordt genoemd, wordt door David gezegd:

‘Jehovah is mijn herder, mij ontbreekt niets; Hij doet mij nederliggen in grazige weiden; Hij voert mij aan rustige wateren; (Psalm 23:1, 2).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl