Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #7796

Door Emanuel Swedenborg

Bestudeer deze passage

  
/ 10837  
  

7796. En Mozes en Aharon deden al die wonderen voor farao; dat dit betekent dat die verwoestingen en daaruit de bevestigingen dat zij in het boze zijn, zijn gebeurd door het ware uit het Goddelijke, staat vast uit de uitbeelding van Mozes en Aharon, dus het Goddelijk Ware: Mozes het ware dat rechtsreeks voortgaat uit het Goddelijke en Aharon dat wat indirect voortgaat, nrs. 7010, 7089, 7382; en uit de betekenis van de wonderen die in Egypte of voor farao werden gedaan, dus evenzovele verwoestingen van hen die van de Kerk zijn en boos hebben geleefd; dat de wonderen van Egypte die zijn, kan vaststaan uit de betekenis van elk wonder; dat het ook bevestigingen zijn dat zij niet in het geloof maar in het boze zijn, zie nr. 7795.

Er wordt gezegd, dat Mozes en Aharon die wonderen deden, terwijl zij toch niet door hen maar door het Goddelijke hebben plaatsgevonden; maar het werd zo gezegd, omdat door Mozes en Aharon het Goddelijk Ware wordt uitgebeeld en de wonderen hebben plaatsgevonden door het Goddelijke, voortgaande door het Ware uit het Goddelijke; alle dingen immers die gebeuren door het Goddelijke Zelf, vinden plaats door het Ware, voortgaande uit het Goddelijke.

Het Goddelijke Zelf is het ‘Zijn’ van alle dingen, maar het Ware dat daaruit voortgaat, is het ‘Bestaan’ van alle dingen; het Goede Zelf, dat het Goddelijk Zijn is, brengt alle dingen voort door zijn Ware.

Gezegd wordt dat de verwoestingen hebben plaatsgevonden door het Ware uit het Goddelijke, maar het moet worden verstaan, dat het Goddelijk Ware niet de oorzaak is; het Goddelijke immers verwoest niemand; maar de boze verwoest zichzelf daardoor dat hij zich hardnekkig verzet tegen het Goddelijk Ware, door dat uit te blussen, òf door het te verwerpen, òf door het te verdraaien en dat hij het Goddelijk Goede dat aanhoudend invloeit, in het boze verkeert; dit is het dus dat verwoest; vandaar blijkt, vanwaar de oorzaak is, namelijk dat niet de invloeiing van het goede en het ware uit het Goddelijke de oorzaak is, want zonder die invloeiing ervan is er geen leven; maar de oorzaak is de omkering ervan in het boze en het valse, wat plaatsvindt bij degene die in het boze is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl