The Bible

 

Micha 3

Study

   

1 Voorts zeide ik: Hoort nu, gij hoofden Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! Betaamt het ulieden niet het recht te weten?

2 Zij haten het goede, en hebben het kwade lief; zij roven hun huid van hen af, en hun vlees van hun beenderen.

3 Ja, zij zijn het, die het vlees mijns volks eten, en hun huid afstropen, en hun beenderen verbreken; en vaneen leggen, gelijk als in een pot, en als vlees in het midden eens ketels.

4 Alsdan zullen zij roepen tot den HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal Zijn aangezicht te dier tijd voor hen verbergen, gelijk als zij hun handelingen kwaad gemaakt hebben.

5 Alzo zegt de HEERE, tegen de profeten, die Mijn volk verleiden; die met hun tanden bijten, en roepen vrede uit; maar die niets geeft in hun mond, tegen dien zo heiligen zij een krijg.

6 Daarom zal het nacht voor ulieden worden vanwege het gezicht, en ulieden zal duisternis zijn vanwege de waarzegging; en de zon zal over deze profeten ondergaan; en de dag zal over hen zwart worden.

7 En de zieners zullen beschaamd, en de waarzeggers schaamrood worden; en zij zullen al te zamen de bovenste lip bewimpelen; want er zal geen antwoord Gods zijn.

8 Maar waarlijk, ik ben vol krachts van den Geest des HEEREN; en vol van gericht en dapperheid, om Jakob te verkondigen zijn overtreding, en Israel zijn zonde.

9 Hoort nu dit, gij hoofden van het huis Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! die van het gericht een gruwel hebt, en al wat recht is verkeert;

10 Bouwende Sion met bloed, en Jeruzalem met onrecht.

11 Haar hoofden rechten om geschenken, en haar priesters leren om loon, en haar profeten waarzeggen om geld; nog steunen zij op den HEERE, zeggende: Is de HEERE niet in het midden van ons? ons zal geen kwaad overkomen.

12 Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds.

   

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #368

Study this Passage

  
/ 10837  
  

368. Dat het veld de leer betekent, alsmede alles wat tot de leer van het geloof en van de naastenliefde behoort, blijkt uit het Woord, bij Jeremia:

‘ de bergen in het veld. Uw vermogen, al uw schatten zal Ik ten buit geven zonder prijs, om de zonde in uw gehele gebied’, (Jeremia 17:3);

waar veld staat voor leer, vermogen en schatten voor geestelijke rijkdommen van het geloof, of voor datgene wat tot de leer van het geloof behoort.

Bij dezelfde:

‘Zal dan ontbreken op de rotssteen van Mijn veld, de sneeuw van Libanon?’, (Jeremia 18:14). Van Zion wordt gezegd, dat het als een veld geploegd zal worden, wanneer er geen leer van het geloof meer is, (Jeremia 26:18; Micha 3:12).

Bij Ezechiël:

‘Hij nam van het zaad der aarde, en plantte het in een zaadveld’, (Ezechiël 17:5);

waar gehandeld wordt over de Kerk en over haar geloof, want de leer wordt wegens het zaad veld genoemd.

Bij dezelfde:

‘Alle bomen van het veld zullen weten, dat Ik, Jehovah, de hoge boom vernederd en de nederige verhoogd heb’, (Ezechiël 17:24).

Bij Joel:

‘Verwoest is het veld; de aardbodem treurt, want het koren is verwoest, de most verdroogd, de olie weggeslonken. De landbouwers zijn verslagen, de akkerlieden jammeren, over de tarwe en over de gerst, want de oogst van het veld is verloren gegaan. De wijnstok is verdord en de vijgenboom is verwelkt; granaatappelboom, ook palm en appelboom, alle bomen van het veld zijn verdord’, (Joel 1:10, 11, 12a); waar het veld staat voor de leer, bomen voor de erkentenissen, akkerlieden voor de aanbidders.

Bij David:

‘Het veld en al wat daarop is, verblijde zich; dan zullen alle bomen van het woud jubelen’, (Psalm 96:12). Hier kan het veld niet huppelen van vreugde, noch de bomen van het woud zingen, maar dit betreft de dingen die bij de mens zijn, en wel de erkentenissen van het geloof.

Bij Jeremia:

‘Hoelang moet het land kwijnen en het kruid van het gehele veld verdorren?’, (Jeremia 12:4a). Ook hier kan veld noch kruid treuren, maar datgene wat bij de mens is, en verwoest is. Evenzo bij Jesaja:

‘Want in vreugde zult gij uittrekken en in vrede geleid worden; de bergen en de heuvelen zullen voor u uitbreken in gejuich en alle bomen van het veld zullen in de handen klappen’, (Jesaja 55:12). Ook de Heer noemt, waar Hij van de voleinding der eeuw spreekt, eveneens de leer van het geloof ‘veld’:

‘Twee zullen er op het veld zijn, de een zal aangenomen, de ander verlaten worden’, (Mattheüs 24:40; Lukas 17:36);

alwaar onder veld de geloofsleer wordt verstaan, zowel de verkeerde als de ware, zoals hier. Daar het veld de leer is, wordt ook eenieder die enig zaad van het geloof opneemt, een veld genoemd, zowel de mens, als de Kerk en de wereld.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl