The Bible

 

Genesis 13

Study

   

1 Alzo toog Abram op uit Egypte naar het zuiden, hij en zijn huisvrouw, en al wat hij had, en Lot met hem.

2 En Abram was zeer rijk, in vee, in zilver, en in goud.

3 En hij ging, volgens zijn reizen, van het zuiden tot Beth-El toe, tot aan de plaats, waar zijn tent in het begin geweest was, tussen Beth-El, en tussen Ai;

4 Tot de plaats des altaars, dat hij in het eerst daar gemaakt had; en Abram heeft aldaar den Naam des HEEREN aangeroepen.

5 En Lot, die met Abram toog, had ook schapen, en runderen, en tenten.

6 En dat land droeg hen niet, om samen te wonen; want hun have was vele, zodat zij samen niet konden wonen.

7 En er was twist tussen de herders van Abrams vee, en tussen de herders van Lots vee. Ook woonden toen de Kanaanieten en Ferezieten in dat land.

8 En Abram zeide tot Lot: Laat toch geen twisting zijn tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders; want wij zijn mannen broeders.

9 Is niet het ganse land voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij; zo gij de linkerhand kiest, zo zal ik ter rechterhand gaan; en zo gij de rechterhand, zo zal ik ter linkerhand gaan.

10 En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, was zij als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt te Zoar.

11 Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten; en zij werden gescheiden, de een van den ander.

12 Abram dan woonde in het land Kanaan; en Lot woonde in de steden der vlakte, en sloeg tenten tot aan Sodom toe.

13 En de mannen van Sodom waren boos, en grote zondaars tegen den HEERE.

14 En de HEERE zeide tot Abram, nadat Lot van hem gescheiden was: Hef uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt noordwaarts en zuidwaarts, en oostwaarts en westwaarts.

15 Want al dit land, dat gij ziet, zal Ik u geven, en aan uw zaad, tot in eeuwigheid.

16 En Ik zal uw zaad stellen als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zal kunnen tellen, zal ook uw zaad geteld worden.

17 Maak u op, wandel door dit land, in zijn lengte en in zijn breedte, want Ik zal het u geven.

18 En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar.

   

From Swedenborg's Works

 

Arcana Coelestia #1571

Study this Passage

  
/ 10837  
  

1571. That 'there was strife between Abram's herdsmen and Lot's herdsmen' means that the internal man and the external did not agree is clear from the meaning of 'herdsmen' 1 as those who teach, and so things that are connected with worship, as everyone may well know, and therefore there is no need to pause and confirm these matters from the Word. These words have regard to the things called 'tents' in verse 5 above, which, as pointed out there, mean worship. The words used in the following verse 6 have regard to things called 'flocks and cattle' in verse 5, which are possessions or acquisitions, as was also pointed out there. Because worship is the subject here, namely that of the Internal Man and of the external Man, it is said here, since the two were no longer in agreement, that 'there was strife between the herdsman'; for 'Abram' represents the internal man and 'Lot' the external man. It is above all in worship that one can recognize the whole nature of any disagreement that exists between the internal man and the external man; indeed it can be recognized in every detail of worship. When the internal man wishes to make the kingdom of God his ends in view and the external wishes to make the world his, there is consequently a divergence which shows itself in worship, and indeed so plainly that even the slightest divergence is noticed in heaven. These are the considerations meant by 'strife between Abram's herdsmen and Lot's herdsman'. And the reason is added, namely that 'the Canaanite and the Perizzite were then in the land'.

Footnotes:

1. The same word (pastor) is used for a herdsman as for a shepherd.

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Society for the permission to use this translation.