The Bible

 

Amos 3

Study

   

1 Hoort dit woord, dat de HEERE tegen ulieden spreekt, gij kinderen van Israel! namelijk tegen het ganse geslacht, dat Ik uit Egypteland heb opgevoerd, zeggende:

2 Uit alle geslachten des aardbodems heb Ik ulieden alleen gekend; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden over ulieden bezoeken.

3 Zullen twee te zamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn?

4 Zal een leeuw brullen in het woud, als hij geen roof heeft? Zal een jonge leeuw uit zijn hol zijn stem verheffen, tenzij dat hij wat gevangen hebbe?

5 Zal een vogel in den strik op de aarde vallen, als er geen strik voor hem is? Zal men den strik van den aardbodem opnemen, als men ganselijk niet heeft gevangen?

6 Zal de bazuin in de stad geblazen worden, dat het volk niet siddere? zal er een kwaad in de stad zijn, dat de HEERE niet doet?

7 Gewisselijk, de Heere Heere zal geen ding doen, tenzij Hij Zijn verborgenheid aan Zijn knechten, de profeten, geopenbaard hebbe.

8 De leeuw heeft gebruld, wie zou niet vrezen? De Heere Heere heeft gesproken, wie zou niet profeteren?

9 Doet het horen in de paleizen te Asdod, en in de paleizen in Egypteland, en zegt: Verzamelt u op de bergen van Samaria, en ziet de grote beroerten in het midden van haar, en de verdrukten binnen in haar.

10 Want zij weten niet te doen, dat recht is, spreekt de HEERE; die in hun paleizen schatten vergaderen door geweld en verstoring.

11 Daarom, zo zegt de Heere Heere: De vijand! en dat rondom het land! die zal uw sterkte van u nederstorten, en uw paleizen zullen uitgeplunderd worden.

12 Alzo zegt de HEERE: Gelijk als een herder twee schenkelen, of een stukje van een oor uit des leeuwen muil redt, alzo zullen de kinderen Israels gered worden, die daar zitten te Samaria, in den hoek van het bed, en op de sponde van de koets.

13 Hoort en betuigt in het huis Jakobs, spreekt de Heere Heere, de God der heirscharen;

14 Dat Ik, ten dage als Ik Israels overtredingen over hem bezoeken zal, ook bezoeking zal doen over de altaren van Beth-El; en de hoornen des altaars zullen worden afgehouwen, en ter aarde vallen.

15 En Ik zal het winterhuis met het zomerhuis slaan; en de elpenbenen huizen zullen vergaan, en de grote huizen een einde nemen, spreekt de HEERE.

   

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #10050

Study this Passage

  
/ 10837  
  

10050. En de poten; dat dit betekent de zuivering van de uiterlijke dingen die van de natuurlijke mens zijn, staat vast uit de betekenis van de poten wassen, namelijk de zuivering van de natuurlijke mens.

Dat wassen zuiveren is, zie nr. 10049; en uit de betekenis van de poten, namelijk de uiterlijke dingen die van de natuurlijke mens zijn.

Dat de benen of de poten die dingen betekenen, is omdat tegelijk de voeten worden verstaan, want de poten van de dieren zijn er vier en zij hangen met de voeten samen en de voeten betekenen, krachtens de overeenstemming, het natuurlijke of het uiterlijke van de mens, nrs. 2162, 3147, 3761, 4938-4952.

Iets eenders wordt met de poten of de benen aangeduid bij Amos: ‘Zoals een herder uit de mond van de leeuw redt twee poten of een stukje van een oor, alzo zullen de zonen Israëls worden gered die in Samaria wonen, in de hoek van het bed en aan het uiteinde der sponde’, (Amos 3:12).

Met de leeuw worden hier degenen aangeduid die de Kerk verwoesten; met de poten of de benen het uiterlijke ervan, dat ook van de natuurlijke mens is; met het oorlapje het waarnemingsvermogen ervan; met hen die in Samaria wonen, degenen die in de uiterlijke eredienst zijn; de hoek van het bed en het uiteinde van de sponde, is het laagst natuurlijke, dus het uiterlijk zinlijke en het ware en het goede ervan.

Met de benen, waar wordt gehandeld over het standbeeld van Nebukadnezar bij Daniël: ‘Dat zijn hoofd was van zuiver goud, de borst en de armen van zilver, de buik en de zijden van brons, de benen van ijzer en de voeten deels van ijzer, deels van leem’, (Daniël 2:32,33).

Hier wordt het ware van het geloof in de uiterlijke of natuurlijke mens aangeduid, wat ook het ijzer is, zie nr. 10030; dat de benen hier worden onderscheiden van de voeten heeft als oorzaak dat het met de benen bij de mens anders is gesteld als bij de dieren.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl