The Bible

 

Amos 1

Study

1 De woorden van Amos, die onder de veeherderen was van Thekoa, dewelke hij gezien heeft over Israel, in de dagen van Uzzia, koning van Juda, en in de dagen van Jerobeam, zoon van Joas, koning van Israel; twee jaren voor de aardbeving.

2 En hij zeide: De HEERE zal brullen uit Sion, en Zijn stem verheffen uit Jeruzalem; en de woningen der herderen zullen treuren, en de hoogte van Karmel zal verdorren.

3 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Damaskus, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij Gilead met ijzeren dorswagens hebben gedorst.

4 Daarom zal Ik een vuur in het huis van Hazael zenden, dat zal de paleizen van Benhadad verteren.

5 En Ik zal den grendel van Damaskus verbreken, en zal uitroeien den inwoner van Bikeat-Aven, en dien, die den scepter houdt, uit Beth-Eden; en het volk van Syrie zal gevankelijk weggevoerd worden naar Kir, zegt de HEERE.

6 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Gaza, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij Mijn volk gevankelijk hebben weggevoerd met een volkomen wegvoering, om aan Edom over te leveren.

7 Daarom zal Ik een vuur zenden in den muur van Gaza, dat zal haar paleizen verteren.

8 En Ik zal den inwoner uitroeien uit Asdod, en dien, die den scepter houdt, uit Askelon; en Ik zal Mijn hand wenden tegen Ekron, en het overblijfsel der Filistijnen zal vergaan, zegt de Heere Heere.

9 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Tyrus, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij Mijn volk met een volkomen wegvoering hebben overgeleverd aan Edom, en niet gedacht aan het verbond der broederen.

10 Daarom zal Ik een vuur zenden in den muur van Tyrus, dat zal haar paleizen verteren.

11 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen van Edom, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat hij zijn broederen met het zwaard heeft vervolgd, en zijn barmhartigheden verdorven; en dat zijn toorn eeuwiglijk verscheurt, en hij zijn verbolgenheid altoos behoudt.

12 Daarom zal Ik een vuur zenden in Theman, dat zal de paleizen van Bozra verteren.

13 Alzo zegt de HEERE: Om drie overtredingen der kinderen Ammons, en om vier zal Ik dat niet afwenden; omdat zij de zwangere vrouwen van Gilead hebben opengesneden, om hun landpale te verwijden.

14 Daarom zal Ik een vuur aansteken in den muur van Rabba, dat zal haar paleizen verteren; met een gejuich ten dage des strijds, met een onweder ten dage des wervelwinds.

15 En hunlieder koning zal gaan in gevangenis, hij en zijn vorsten te zamen, zegt de HEERE.

From Swedenborg's Works

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #367

Study this Passage

  
/ 10837  
  

367. Dit behoeft wel geen bevestiging door overeenkomstige plaatsen in het Woord, alleen zij opgemerkt, dat naastenliefde de broeder van het geloof is, en dat veld alles betekent wat tot de leer behoort. Dat de naastenliefde de broeder van het geloof is, kan eenieder inzien uit de natuur of het wezen van het geloof. Hun broederschap werd ook uitgebeeld door Ezau en Jakob, vandaar ook de strijd om de eerstgeboorte en de heerschappij daarvan; het is ook uitgebeeld door Perez en Serach, de zonen van Tamar uit Juda, (Genesis 38:28, 29, 30);

waar eveneens van de eerstgeboorte sprake is. Het wordt ook uitgebeeld door Efraïm en Manasse, (Genesis 48:13, 14);

ook in verband met de eerstgeboorte, en de heerschappij daarvan; en zo door nog meer; want beide, namelijk het geloof en de naastenliefde, zijn kinderen van de Kerk; het geloof wordt man genoemd, zoals Kaïn in het eerste vers van dit hoofdstuk, en de naastenliefde broeder, als bij, (Jesaja 19:2, Jeremia 13:14);

en elders. De vereniging van geloof en naastenliefde wordt verbond der broederen genaamd, (Amos 1:9). Iets dergelijks als werd aangeduid door Kaïn en Abel, werd, zoals gezegd, ook uitgebeeld door Jakob en Ezau; dat Jakob evenzo Ezau wilde verdringen, blijkt ook bij Hosea:‘De Heer voert een geding tegen Juda; hij zal Jakob om zijn wangedrag bestraffen, zijn misdaden zal hij hem vergelden. Al in de moederschoot heeft hij zijn broer beetgenomen, en in de kracht van zijn leven worstelde hij met God’, (Hosea 12:3, 4). Maar dat Ezau, of de door Ezau uitgebeelde naastenliefde, toch zou heersen, blijkt uit de profetische voorzegging, door Izaäk de vader:‘Maar van uw zwaard zult gij leven en uw broeder zult gij dienen. En het zal geschieden, wanneer gij u krachtig inspant, dat gij zijn juk van uw hals zult afrukken’, (Genesis 27:40);

of, wat hetzelfde is, de Kerk van de heidenen, of de nieuwe Kerk, is uitgebeeld door Ezau en de Joodse Kerk door Jakob. ; daarom werd er zo vaak gezegd, dat zij de heidenen als broeders zouden erkennen. Van de naastenliefde uit heetten ook allen in de Kerk van de heidenen, of in de eerste Christelijke Kerk, broeders. Verder worden ook door de Heer diegenen broeders genoemd, die het Woord horen, en er ook naar leven, (Lukas 8:21). Die het horen, zijn degenen die het geloof hebben en die er naar leven zijn degenen die naastenliefde hebben. Die het echter horen, of zeggen dat zij geloof hebben, en het niet doen of geen naastenliefde hebben, zijn geen broeders, want Hij stelt hen gelijk met de dwazen, (Mattheüs 7:24, 26).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl