758. Dat alle dingen, die de Heer met de discipelen sprak ten aanzien van de laatste tijd van de christelijke Kerk, gezegd werden, komt duidelijk uit in de Openbaring, waar dergelijke dingen voorzegd worden over de voleinding der eeuw en over de komst van de Heer. Deze dingen zijn elk afzonderlijk ontvouwd in het werk ‘Onthulde Openbaring’, uitgegeven in het jaar 1766. Daar nu de dingen die de Heer over de voleinding der eeuw en over Zijn komst voor de discipelen gezegd heeft, samenvallen met die dingen, die Hij daarna in de Openbaring door middel van Johannes over dezelfde onderwerpen openbaarde, zo blijkt duidelijk, dat Hij geen andere voleinding dan die van de huidige christelijke Kerk bedoeld heeft. Bovendien is er over het einde van deze Kerk ook bij Daniël voorzegging gedaan, waar de Heer zegt: ‘Wanneer gij zult zien de gruwel der verlating, voorzegd door Daniël, de profeet, staande in de heilige plaats, die leest, merke wel daarop’, (Mattheüs 24:15; Daniël 9:27), evenzo bij de overige profeten. Dat er een dergelijke gruwel der verlating heden ten dage bestaat in de christelijke Kerk, zal nog duidelijker uitkomen in het aanhangsel, waarin men zal zien, dat er niet enig echt ware in de Kerk over is, en dat wanneer niet de Nieuwe Kerk in de plaats van de huidige werd opgewekt, ‘geen vlees behouden zou kunnen worden’, volgens de woorden van de Heer bij, (Mattheüs 24:22). Dat de christelijke Kerk zoals die heden ten dage is, dermate voleindigd en verwoest is, kunnen diegenen op aarde niet zien, die zich in haar valsheden bevestigd hebben. Dit komt omdat de bevestiging van het valse de loochening van het ware is; daarom stelt zij als het ware een sluier onder het verstand en verhoedt daardoor, dat iets anders van onderen binnendringt, dat de touwen en palen losrukt, met behulp waarvan zij haar systeem als een stevige tent gebouwd en gevormd heeft. Daarbij komt nog dat het natuurlijk redelijke al wat het wenst kan bevestigen, dus evenzeer het valse als het ware; en wanneer het bevestigd is, verschijnen beide in een eender licht, en men onderkent niet of het een bedrieglijk licht is, zoals in de droom bestaat, dan wel of het een waar licht is, zoals overdag bestaat. Geheel anders is het echter gesteld met het geestelijk redelijke, waarin diegenen zijn, die tot de Heer schouwen en uit Hem in de liefde van het ware zijn.