Iz Swedenborgovih djela

 

Hemel en Hel #17

Proučite ovaj odlomak

  
/ 603  
  

17. Alle bewijs in de hemel getuigt ervan dat het Goddelijke dat uit de Heer voortgaat, hetgeen de engelen beïnvloedt en de hemel maakt, liefde is. Want allen die daar zijn, zijn vormen van liefde en naastenliefde. Zij verschijnen in onbeschrijfelijke schoonheid en de liefde straalt hun uit het gelaat, uit hun spraak en uit alle bijzonderheden van hun leven. Bovendien gaan er van iedere engel en geest geestelijke sferen van leven uit, die hen omgeven. Door deze sferen kan men, soms op een vrij grote afstand, weten hoe zij zijn ten aanzien van emoties en liefden. Want die sferen vloeien uit van het leven van ieder z'n emoties en de daaruit voortkomende gedachten, of van het leven van zijn liefde en het daaruit voortkomende geloof. De sferen die uit de engelen voortgaan, zijn zó vol van liefde, dat ze de meest innerlijke dingen van het leven beïnvloeden van hen die bij hen zijn. Ik heb ze herhaaldelijk waargenomen en zij hebben me inderdaad op die manier geroerd. Dat liefde voor engelen de bron van hun leven is, bleek uit het feit dat iedereen in het andere leven zich in de richting van zijn liefde keert. Zij die in liefde tot de Heer en liefde tot de naaste verkeren, keren zich steeds tot de Heer; zij echter die in eigenliefde verkeren, keren zich steeds van de Heer af. Dit gebeurt tijdens iedere beweging van hun lichaam. Want in het andere leven zijn afstanden afhankelijk van hun innerlijke staat, met windstreken is dat ook, die worden daar niet bepaald als op aarde, maar zijn ingedeeld volgens de richting waarin zij kijken. Het zijn echter niet de engelen die zich tot de Heer keren, maar het is de Heer die diegenen tot Zich keert die er van houden de dingen te doen die van Hem zijn. Maar hierover zal meer geschreven worden in wat volgt, waar het gaat over de windstreken in het andere leven.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.

Iz Swedenborgovih djela

 

Hemel en Hel #136

Proučite ovaj odlomak

  
/ 603  
  

136. Evenals de mens hebben engelen een verstand en een wil. Het leven van hun verstand wordt gevormd door het licht van de hemel, omdat dat licht het Goddelijke Ware is en de daarvan afkomstige Goddelijke Wijsheid; en het leven van hun wil wordt gevormd door de warmte van de hemel, omdat die warmte het Goddelijke Goede is en de daarvan afkomstige Goddelijke Liefde. Het totale leven van de engelen komt uit warmte en niet vanuit licht, behalve voor zover daar warmte in aanwezig is. Dat leven afhankelijk is van warmte wordt bewezen door het feit dat wanneer warmte wordt weggenomen, het leven vergaat. Hetzelfde geldt ook voor geloof zonder liefde of voor het ware zonder het goede, omdat het ware dat het ware van het geloof wordt genoemd, licht is, en het goede dat het goede van liefde wordt genoemd, warmte is. Dit wordt duidelijker getoond door de warmte en het licht van de wereld, waarmee de warmte en het licht van de hemel overeenstemmen. Door de warmte van de wereld tezamen met licht, zoals in de lente en zomer, worden alle dingen op de aarde tot leven gebracht en tot groeien, maar door licht gescheiden van warmte wordt niets tot leven of tot groei gebracht, maar alles ligt verstijfd en sterft. Warmte en licht zijn 's winters niet verenigd; dan is er geen warmte terwijl het licht blijft. Vanwege deze overeenstemming wordt de hemel paradijs genoemd, aangezien het ware daar samengevoegd is met het goede, of geloof met liefde, zoals licht met warmte in de lente op de aarde. Dit bevestigt de waarheid duidelijker, zoals in het desbetreffende hoofdstuk uiteen is gezet (zie nr. 13-19), dat het Goddelijke van de Heer in de hemel liefde tot Hem is en liefde tot de naaste.

  
/ 603  
  

Thanks to the Swedenborg Boekhuis NL and Guus Janssens for their permission to use this translation.