237. Zoals de liefde tot de Heer en de liefde jegens de naaste het hemelse leven bij de mens maken, aldus maken de eigenliefde en de wereldliefde, wanneer zij regeren, het helse leven bij hem, want deze liefden zijn aan gene tegenovergesteld. Zij bij wie de eigenliefde en de wereldliefde regeren, kunnen niets opnemen vanuit de hemel, maar de dingen die zij opnemen, zijn vanuit de hel. Al wat de mens liefheeft en al wat hij gelooft is immers óf vanuit de hemel óf vanuit de hel.