from the Writings of Emanuel Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3019

Studere hoc loco

  
/ 10837  
  

3019. Dat de woorden ‘Abraham zei tot zijn knecht, de oudste van zijn huis’ de ordening en de invloeiing van de Heer betekenen in Zijn natuurlijke, hetgeen ‘de knecht, de oudste van het huis’ is, blijkt uit de betekenis van ‘zeggen’ hier, te weten bevelen, aangezien het tot een knecht is gericht; en aangezien er gehandeld wordt over de rangschikking van de dingen die in de natuurlijke mens zijn door het Goddelijke, betekent ‘zeggen’ ordenen en invloeien, want al wat gedaan wordt in de natuurlijke of uiterlijke mens, wordt geordend door de redelijke of innerlijke mens en vindt plaats door invloeiing. Dat ‘de knecht, de oudste van het huis’ het natuurlijke of de natuurlijke mens is, kan blijken uit de betekenis van de knecht, namelijk dat wat lager is en het hogere dient, of wat hetzelfde is, wat meer uiterlijk is en dient wat innerlijker is, zie de nrs. 2541, 2567. Alle dingen die tot de natuurlijke mens behoren, zoals wetenschappelijke dingen van elke soort, zijn niets anders dan dienstbare dingen, want zij zijn dienstbaar aan het redelijke, opdat dit evenwichtig kan denken en juist willen. Dat ‘de oudste van het huis’ de natuurlijk mens is, kan blijken uit wat hierna volgt.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

from the Writings of Emanuel Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #3030

Studere hoc loco

  
/ 10837  
  

3030. Dat de woorden ‘misschien wil de vrouw niet achter mij gaan naar dit land’ de twijfel betekenen van de natuurlijke mens ten aanzien van die aandoening of die af te scheiden was, blijkt uit de betekenis van de vrouw, namelijk het ware – hier uit het natuurlijke – dat verbonden moest worden met het Goddelijk Goede van het Redelijke; en aangezien alle verbinding door aandoening plaatsvindt, zoals eerder in nr. 3024 is gezegd, wordt dus door de vrouw de aandoening van dat ware aangeduid; en uit de betekenis van ‘gaan achter mij’ of ‘mij volgen naar dit land’, namelijk gescheiden worden van het natuurlijke en verbonden worden met het redelijke, want het land is hier, als eerder in nr. 3026 het goede van de liefde, dat tot het redelijke behoort; dat er twijfel is, wordt hieraan gezien, dat er gezegd wordt ‘misschien wil zij niet’. Uit wat hier eerder is gezegd, blijkt duidelijk, wat deze woorden en hetgeen volgt tot vers 8 en verder, insluiten; en opdat dit nog beter begrepen kan worden, nog in het kort het volgende: het echte redelijke ‘is’ uit het goede en ‘bestaat’ uit het ware; het goede vloeit in door een innerlijke weg, het ware echter door een uiterlijke weg; het goede verbindt zich dus zo met het ware in het redelijke en zij bewerkstelligen dat het redelijke er is; wanneer het goede daar niet verbonden is met het ware, is er geen redelijke, hoewel het toch aanwezig schijnt te zijn, omdat de mens kan redeneren, nr. 1944. Dit is de gewone weg waardoor het redelijke bij de mens gevormd wordt. Aangezien de Heer geboren was als ieder ander mens en zoals een ander mens onderricht wilde worden, zo wilde Hij ook Zijn Redelijke op dergelijke wijze Goddelijk maken, namelijk ten aanzien van het goede door de invloeiing uit Zijn Goddelijke langs innerlijke weg en ten aanzien van het ware door de invloeiing langs de uiterlijke weg. Wanneer daarom het redelijke ten aanzien van het goede dermate gevormd is, dat het in de staat is om het ware te ontvangen – wat bedoeld werd met de woorden in het begin van dit hoofdstuk ‘Abraham, de grijsaard, kwam in de dagen en Jehovah zegende Abraham in alles’ en dat hiermee werd aangeduid: toen de staat daar was, dat het Menselijke van de Heer Goddelijk zou worden en alle dingen in de Goddelijke orde waren gesteld, zie de nrs. 3016, 3017 – zo volgt nu, dat het ware met het goede van het redelijke verbonden moet worden en dit, zoals gezegd, langs de gewone weg, dat wil zeggen door wetenschappelijke dingen en erkentenissen vanuit de natuurlijke mens. Het goede zelf van het redelijke, dat langs innerlijke weg gevormd wordt, is de eigenlijke aardbodem, maar het ware is het zaad, dat in die aardbodem gezaaid moet worden. Het echte redelijke wordt nooit op een andere wijze geboren. Opdat het bij de Heer op dezelfde wijze zou ontstaan en uit eigen macht Goddelijk gemaakt zou worden, kwam de Heer in de wereld en wilde Hij gelijk een ander mens geboren worden. Anders zou Hij zonder geboorte het Menselijke hebben kunnen aannemen, zoals in de oude tijden vele malen plaatsvond, wanneer Hij aan de mensen verscheen. Deze dingen zijn het, die in dit hoofdstuk besloten liggen, namelijk op welke wijze het ware, vanuit de natuurlijke mens opgeroepen, verbonden zou worden met het goede van het redelijke en zoals het goede daar Goddelijk was, het ware daar ook Goddelijk zou worden. Deze dingen zijn voor de mens – vooral voor degene die niet weet, dat het redelijke iets is dat onderscheiden is van het natuurlijke, en die daarom niet weet, dat het redelijke geleidelijk gevormd wordt en wel door erkentenissen – weliswaar hoogst duister, zodat zij niet verstaan worden; maar toch zijn zij van dien aard, dat zij tot de gemakkelijke dingen behoren voor hen die enige erkentenis hebben over de redelijke en de natuurlijke mens, en in verlichting zijn; de engelen zien al deze dingen als op klaarlichte dag. Om hiervan een voorstelling te krijgen, zie wat hierover eerder is gezegd en aangetoond, namelijk dat het redelijke ten aanzien van het ware gevormd wordt door de invloeiing in de wetenschappen en erkentenissen, nrs. 1495, 1563, 1900, 1964;

dat het niet geboren wordt door de wetenschappen en de erkentenissen, maar door de aandoeningen daarvan, zie nrs. 1895, 1900;

dat de wetenschappen en erkentenissen slechts de vaten van het goede zijn, nrs. 1469, 1496;

dat de ijdele wetenschappelijke dingen vernietigd moeten worden, nrs. 1489, 1492, 1499, 1500;

dat in het redelijke de aandoening van het goede als het ware de ziel in de aandoening van het ware is, nr. 2072; wat de aandoening van het redelijk ware is en wat de aandoening van het wetenschappelijk ware, nr. 2503;

dat de uiterlijke mens door erkentenissen met de innerlijke mens verbonden wordt of de natuurlijke met de redelijke, wanneer de erkentenissen worden geplant in de hemelse dingen, die tot de liefde en de naastenliefde behoren, nrs. 1450, 1451, 1453, 1616.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

from the Writings of Emanuel Swedenborg

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #2080

Studere hoc loco

  
/ 10837  
  

2080. Dat ‘God zei’ het waargenomen antwoord betekent, blijkt uit de betekenis van zeggen, namelijk innerlijk gewaarworden, waarover eerder in nr. 2077;

en daar in het vorige vers staat Abraham zei, wat de innerlijke gewaarwording betekende, en hier God zei of antwoordde, volgt hieruit, dat dit het waargenomen antwoord of het antwoord van de innerlijke gewaarwording betekent. In elke innerlijke gewaarwording ligt zowel een voorslag als een antwoord; de innerlijke gewaarwording van beide wordt in de historische zin hiermee uitgedrukt, dat Abraham tot God zei, en dat God zei; dat het zeggen van God innerlijke gewaarworden is, zie men de nrs. 1791, 1815, 1819, 1822, 1898, 1919 en eerder in dit hoofdstuk herhaalde malen.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl