Bibliorum

 

Jonah 2

Study

   

1 En Jona bad tot den HEERE, zijn God, uit het ingewand van den vis.

2 En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem.

3 Want Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der zeeen, en de stroom omving mij; al Uw baren en Uw golven gingen over mij henen.

4 En ik zeide: Ik ben uitgestoten van voor Uw ogen; nochtans zal ik den tempel Uwer heiligheid weder aanschouwen.

5 De wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden.

6 Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de grendelen der aarde waren om mij henen in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o HEERE, mijn God!

7 Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan den HEERE, en mijn gebed kwam tot U, in den tempel Uwer heiligheid.

8 Die de valse ijdelheden onderhouden, verlaten hunlieder weldadigheid.

9 Maar ik zal U offeren met de stem der dankzegging; wat ik beloofd heb, zal ik betalen. Het heil is des HEEREN.

10 De HEERE nu sprak tot den vis; en hij spuwde Jona uit op het droge.

   

Commentarius

 

Stand

  

'To stand,' and 'come forth' as in Daniel 7:10, refers to truth.

In Genesis 24:13, this signifies a state of conjunction of divine truth with the human.

'To stand upon the feet' signifies the new life of a regenerated person of the church.

'Stand still and see the salvation of the Lord,' as in Exodus 14:13, signifies having faith.

'To stand round about,' as in Revelation 7, signifies conjunction.

'Standing before God,' as in Revelation 20:12, signifies being present and assembled to judgment.

'To stand before God' signifies hearing and doing what He commands, like subjects standing before their king.

'To stand at the right hand,' as in Zechariah 3:1, signifies fighting against divine truth.

(Notae: Apocalypse Explained 836; Arcana Coelestia 3065; Exodus 24; Genesis 24)