Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #6872

By Emanuel Swedenborg

Studere hoc loco

  
/ 10837  
  

6872. Zult gijlieden God vereren aan deze berg; dat dit dan de doorvatting en de erkenning van het Goddelijke uit de liefde betekent, staat vast uit de betekenis van God vereren, namelijk de aanbidding van het Goddelijke, maar wanneer het wordt gezegd van de Heer, is het de doorvatting en de erkenning van het Goddelijke in het Menselijke; en uit de betekenis van de berg, namelijk het goede van de Goddelijke Liefde, waarover de nrs. 795, 796, 2722, 4210, 6435, 6829; daaruit blijkt, dat met gijlieden zult God vereren aan deze berg, wanneer het wordt gezegd van de Heer, het doorvatten en erkennen van het Goddelijke uit de liefde wordt aangeduid.

Wat de doorvatting en de erkenning van het Goddelijke uit de liefde is, moet worden gezegd: ieder mens wordt uit zijn liefde gekend hoedanig hij is; de liefde immers is het ‘zijn’ van het leven van eenieder; het eigenlijke zelf ontstaat daaruit; hoedanig dus de liefde is bij de mens, zodanig is de mens; indien het de zelfliefde en de wereldliefde is en vandaar de liefde van wraak, haat, wreedheid, echtbreuk en eendere dingen, dan is de mens, hoe hij ook in de uiterlijke vorm mag verschijnen, ten aanzien van zijn geest of ten aanzien van de innerlijke mens die na de dood leeft, een duivel; indien echter bij de mens de liefde van God en de liefde van de naaste is en vandaar de liefde van het goede en het ware, en verder van het gerechte en het eerzame, hoe hij ook in de uiterlijke vorm mag verschijnen, dan is hij ten aanzien van zijn geest die na de dood leeft, een engel; bij wie echter de Goddelijke Liefde is, die er bij de Heer alleen was, die is God; dus is het Menselijke van Hem Goddelijk geworden toen Hij de Liefde van Zijn Vader, die het Zijn van het leven van Hem was, in het Menselijke opnam.

Hieruit kan vaststaan wat er wordt verstaan onder het doorvatten en het erkennen van het Goddelijke uit de liefde.

Dat de mens geheel en al is zoals zijn liefde, is een vaststaande waarheid; dit blijkt uit de engelen in het andere leven, die wanneer zij worden gezien, verschijnen zoals vormen van liefde; de liefde zelf blinkt niet alleen uit hen op, maar ademt ook van hen uit, zodat men zou zeggen dat zij geheel en al niets anders dan liefden zijn.

De oorzaak ervan is, dat alle innerlijke dingen van een engel, zoals ook die van een mens, niets anders zijn dan opnemende vormen van de liefden, want de liefden maken het leven van de mensen; wanneer dus de invloeiende liefde en de opnemende vorm samenstemmen, dan volgt daaruit dat de engel of de mens zodanig is zoals zijn liefde is; en dit niet alleen in zijn organische beginselen, die in de hersenen zijn, maar ook in het gehele lichaam, want het lichaam is niets anders dan een orgaan afgeleid van zijn beginselen.

Hieruit kan vaststaan dat de mens geheel en al nieuw wordt, wanneer hij wordt wederverwekt, want dan worden alle en de afzonderlijke dingen bij hem geschikt om de hemelse liefden op te nemen; maar de vorige vormen worden bij de mens niet verdelgd, maar verwijderd; bij de Heer echter werden de vorige vormen, die uit het moederlijke waren, geheel en al verdelgd en uitgeroeid en de Goddelijke vormen in de plaats ervan opgenomen; de Goddelijke Liefde immers stemt niet met een andere vorm dan de Goddelijke samen; de overige vormen werpt zij volledig uit; vandaar komt het, dat de Heer, toen Hij verheerlijkt was, niet langer de zoon van Maria was.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl