სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Ware Christelijke Religie # 0

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

/ 853  
  

Ware Christelijke Religie

Bevattende de gehele theologie van de Nieuwe Kerk

Uit de Heer bij Daniël 7:13-14 en in de Apocalyps 21:1-2 voorzegd.

Door Emanuel Swedenborg, dienstknecht van de Heer Jezus Christus

Vera Christiana Religio, continens Universam Theologiam Novae Ecclesiae a Domino apud Daniël 7:13-14, et in Apocalyps 21:1-2, praedictae, Ab Emanuele Swedenborg, Domini Jesu Christi Servo, Amstelodami, MDCCLXXI.

Daniël 7:13-14

Ik was ziende in de gezichten van de nacht, en ziet, er was komende Een met de wolken der hemelen, als eens Mensenzoon; en Hem werd gegeven heerschappij en heerlijkheid en het koninkrijk; en alle volken en natiën en tongen zullen Hem vereren; Zijn heerschappij is de heerschappij der eeuw, die niet voorbij zal gaan, en Zijn koninkrijk een rijk dat niet zal vergaan.

Apocalyps 21:1-2, 5, 9-10

Ik, Johannes, zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; en ik zag de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, neerdalend uit God vanuit de hemel, toebereid als een bruid die voor haar echtgenoot versierd is. En de engel sprak met mij en zei: Kom, ik zal u tonen de Bruid, de Echtgenote van het Lam; en hij voerde mij weg in de geest op een grote en hoge berg; en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, neerdalend vanuit de hemel uit God.

Die op de troon zat, zei: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw; en Hij zei tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn waar en getrouw.

ALGEMENE INHOUDSOPGAVE

Ware Christelijke Religie

§. Voorwoord

1. Het geloof van de nieuwe hemel en van de nieuwe Kerk

Hoofdstuk 1.

4. God de Schepper

5. De eenheid van God

18. Het Goddelijk Zijn, dat Jehovah is

27. De oneindigheid of de onmetelijkheid en de eeuwigheid van God

36. Het Wezen van God, dat Goddelijke Liefde en Goddelijke Wijsheid is

49. De almacht, de alwetendheid en de alomtegenwoordigheid van God

75. De schepping van het heelal

Hoofdstuk 2.

81. De Heer de Verlosser

109. Toevoeging

114. De verlossing

Hoofdstuk 3.

138. De Heilige Geest en de Goddelijke werking

158. Toevoeging

163. De Goddelijke Drievuldigheid

Hoofdstuk 4.

189. De Heilige Schrift of het Woord is het Goddelijk Ware zelf.

193. Er is in het Woord een geestelijke zin, tot nu toe onbekend.

210. De letterlijke zin van het Woord is de basis, de samenhouder en bevatter van de geestelijke en hemelse zin ervan.

214. Het Goddelijk Ware in de zin van de letter van het Woord, is in zijn volheid, in zijn heiligheid en in zijn macht.

225. De leer van de Kerk moet vanuit de zin van de letter van het Woord worden geput en hierdoor bevestigd worden.

234. Door de zin van de letter van het Woord is er verbinding met de Heer en vergezelschapping met de engelen.

240. Het Woord is in alle hemelen en daaruit is de wijsheid van de engelen.

243. De Kerk is uit het Woord en zij is bij de mens van dien aard als zijn verstand van het Woord is.

248. Er is in de afzonderlijkheden van het Woord een huwelijk van de Heer met de Kerk en vandaar een huwelijk van het goede en het ware.

254. Uit de zin van de letter van het Woord kunnen ketterijen gehaald worden, maar het is schadelijk deze te bevestigen.

261. De Heer heeft in de wereld alle dingen van het Woord vervuld en is daardoor het Woord, dat wil zeggen, het Goddelijk ware, ook in laatsten geworden.

264. Er was vóór dit Woord, dat heden ten dage in de wereld is, een Woord dat verloren ging.

267. Er is door het Woord ook licht voor hen die buiten de Kerk zijn en het Woord niet hebben.

273. Indien het Woord er niet was, zou niemand iets weten van God, de hemel en de hel, en van het leven na de dood, en nog minder van de Heer.

Hoofdstuk 5.

282. De Tien Geboden uitgelegd naar hun uitwendige en innerlijke zin.

283. De Decaloog was de heiligheid zelf in de Israëlitische kerk.

287. De Decaloog bevat in de letterlijke zin de algemene voorschriften van de leer en van het leven; maar in de geestelijke en hemelse zin op alomvattende wijze alle voorschriften.

291. Eerste Gebod: Er zal geen andere God voor Mijn aangezichten zijn.

297. Tweede Gebod: Gij zult de Naam van Jehovah uw God niet ijdel gebruiken, want Jehovah zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdel gebruikt.

301. Derde Gebod: Gedenkt de Sabbatdag, dat gij die heiligt; zes dagen zult gij arbeiden, en al uw werk doen; maar de zevende dag is de Sabbat voor Jehovah, uw God.

305. Vierde Gebod: Eert uw Vader en uw Moeder, opdat uw dagen verlengd worden, en opdat het u wel zij in het land dat de Here uw God u geven zal.

309. Vijfde Gebod: Gij zult niet doden.

313, Zesde Gebod: Gij zult niet echtbreken.

317. Zevende Gebod: Gij zult niet stelen.

321. Achtste Gebod: Gij zult geen valse getuigenis afleggen tegen uw naaste.

325. Negende en Tiende Gebod: Gij zult niet begeren uws naasten huis; Gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os en zijn ezel, noch iets dat van uw naaste is.

329. De Tien Geboden bevatten alles wat tot de liefde tot God en alles wat tot de naastenliefde behoort.

332. Eerste gedenkwaardigheid

333. Tweede gedenkwaardigheid.

334. Derde gedenkwaardigheid.

335. Vierde gedenkwaardigheid.

Hoofdstuk 6.

336. Het Geloof

337. Het zaligmakende geloof is het geloof in de Heer God Zaligmaker Jezus Christus.

340. Het geloof bestaat in het kort hierin, dat wie wčl leeft en op de juiste wijze gelooft, uit de Heer wordt zalig gemaakt.

343. De mens neemt het geloof aan door tot de Heer te gaan, de waarheden uit het Woord te leren en overeenkomstig deze te leven.

349. De overvloed van de als in een bundel samenhangende waarheden verhoogt en vervolmaakt het geloof.

355. Het geloof zonder de naastenliefde is niet geloof en de naastenliefde zonder het geloof is niet naastenliefde, en geen van beide leeft tenzij uit de Heer.

362. De Heer, de naastenliefde en het geloof maken één, zoals leven, wil en verstand in de mens, en elk gaat, wanneer zij verdeeld worden, te gronde, zoals een tot stof vergane parel.

368. De Heer is de naastenliefde en het geloof in de mens, en de mens is de naastenliefde en het geloof in de Heer.

373. De naastenliefde en het geloof zijn tezamen in de goede werken.

378. Er is een echt geloof, een onecht geloof en een huichelachtig geloof.

382. Bij de bozen is er geen geloof.

385. Eerste gedenkwaardigheid

386. Tweede gedenkwaardigheid

387. Derde gedenkwaardigheid

388. Vierde gedenkwaardigheid

389. Vijfde gedenkwaardigheid

390. Zesde gedenkwaardigheid

391 Zevende gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 7.

392. De naastenliefde of de liefde jegens de naaste en de goede werken.

394. Er zijn drie universele liefden: de liefde tot de hemel, de liefde tot de wereld en de eigenliefde.

403. Deze drie liefden, wanneer die naar behoren aan elkaar zijn ondergeschikt, vervolmaken de mens, maar wanneer ze niet naar behoren aan elkaar ondergeschikt zijn, verdraaien ze de mens en keren hem om.

406. Elk mens afzonderlijk is de naaste die men moet liefhebben, maar overeenkomstig de hoedanigheid van zijn goede.

412. De mens in het meervoud, hetgeen een kleiner en groter gezelschap is, en de mens in de samenstelling van deze gezelschappen, welke het vaderland is, is de naaste die men moet liefhebben.

415. De Kerk is de naaste die men in een hogere graad moet liefhebben, en het Rijk van de Heer is de naaste die men in de hoogste graad moet liefhebben.

417. De naaste liefhebben is op zichzelf beschouwd, niet de persoon liefhebben, maar het goede dat in die persoon is.

420. Naastenliefde en goede werken zijn twee onderscheiden dingen, zoals wel willen en wel doen.

422. De naastenliefde zelf is: rechtvaardig en getrouw handelen in ambt, zaken en beroep waarin eenieder is, en met hen met wie hij in enige betrekking staat.

425. De weldaden van de naastenliefde bestaan daarin, de armen te geven en de behoeftigen te ondersteunen, maar met voorzichtigheid.

429. Er zijn plichten van de naastenliefde die bestaan uit, deels publieke, deels huiselijke en deels private plichten.

433. De ontspanningen van de naastenliefde zijn middag- en avondmalen en bijeenkomsten.

435. Het eerste van de naastenliefde is, de boosheden te verwijderen, en het tweede daarvan, de goedheden te doen welke de naaste tot nut strekken.

439. De mens stelt bij het uitoefening van de naastenliefde geen verdienste in de werken, wanneer hij gelooft dat al het goede uit de Heer is.

443. Het zedelijk leven is, wanneer het tevens geestelijk is, naastenliefde.

446. De vriendschap van de liefde, gesloten met een mens, onverschillig hoe hij naar de geest is, is na de dood nadelig.

450. Er bestaat onechte naastenliefde, huichelachtige naastenliefde en dode naastenliefde.

454. De vriendschap van de liefde tussen de bozen is een innerlijk verborgen haat tussen hen.

456. De verbinding van de liefde tot God en van de liefde jegens de naaste

459. Eerste gedenkwaardigheid.

460. Tweede gedenkwaardigheid

461. Derde gedenkwaardigheid

462. Vierde gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 8.

463. De vrije keuze

466. In de tuin van Eden waren twee bomen gesteld: de ene die van het leven en de andere die van de kennis van goed en kwaad; dit betekent, dat de mens de vrije keuze in geestelijke dingen is gegeven.

470. De mens is niet het leven, maar een ontvangend vat van het leven uit God.

475. De mens wordt, zolang hij in de wereld leeft, in het midden tussen hemel en hel gehouden en daar is hij in geestelijk evenwicht, hetgeen de vrije keuze is.

479. Uit de toelating van het kwaad waarin de innerlijke mens van eenieder is, blijkt duidelijk dat de mens een vrije keuze heeft in geestelijke dingen.

483. Het Woord zou zonder de vrije keuze in geestelijke dingen niet van enig nut zijn en dus zou de Kerk ook niets zijn.

485. Zonder de vrije keuze in geestelijke dingen zou er niets van de mens zijn, waardoor hij zich van zijn kant met de Heer zou kunnen verbinden, en vandaar geen toerekening, maar alleen voorbeschikking, hetgeen verfoeilijk is.

489. Zonder de vrije keuze in geestelijke dingen zou God de oorzaak zijn van het kwaad en er zou zo dus geen toerekening zijn.

493. Al het geestelijke van de Kerk, dat in vrijheid binnentreedt en uit het vrije wordt opgenomen, blijft, maar niet omgekeerd.

497. De wil en het verstand van de mens zijn in deze vrije keuze; maar het doen van het kwaad is in beide werelden: de geestelijke en de natuurlijke door wetten beperkt, aangezien anders het gezelschap in beide werelden te gronde zou gaan.

500. Indien de mens geen vrije keuze in geestelijke dingen had, zouden allen in het gehele aardrijk binnen één enkele dag daartoe gebracht kunnen worden, in de Heer te geloven; maar dit kan niet geschieden, omdat datgene wat niet uit vrije keuze door de mens wordt opgenomen, niet blijft.

503. Eerste gedenkwaardigheid

504. Tweede gedenkwaardigheid

505. Derde gedenkwaardigheid

506. Vierde gedenkwaardigheid

507. Vijfde gedenkwaardigheid

508. Zesde gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 9.

509. het berouw.

510. Het berouw is het eerste van de Kerk bij de mens.

512. De wroeging, waarvan men heden ten dage zegt, dat dit het geloof voorafgaat, en gevolgd wordt door de vertroosting van het evangelie, is niet het berouw.

516. De bekentenis louter met de mond, dat men een zondaar is, is niet het berouw.

520. De mens wordt geboren tot boosheden van elk geslacht, en zo hij deze niet voor een deel verwijdert door berouw, blijft hij daarin, en wie daarin blijft, kan niet behouden worden.

525. Met de erkentenis van de zonde en met het onderzoek van een zonde bij zichzelf zet het berouw in.

528. Het daadwerkelijke berouw bestaat daarin, zichzelf te onderzoeken, zijn zonden te kennen en te erkennen, tot de Heer te smeken en een nieuw leven in te zetten.

532. Het ware berouw bestaat daarin, niet alleen de handelingen van zijn leven te onderzoeken, maar ook de bedoelingen van zijn wil.

535. Ook diegenen doen boete, die zichzelf niet onderzoeken, maar zich toch van boosheden onthouden, omdat het zonden zijn; en deze boete wordt door diegenen gedaan, die de werken van de naastenliefde uit godsdienst doen.

538. De belijdenis moet voor de Heer God Zaligmaker gedaan worden, gevolgd door de smeekbede om hulp en om kracht ten einde het kwaad te weerstaan.

561. Het daadwerkelijke berouw is gemakkelijk bij hen die soms boete hebben gedaan, maar uiterst zwaar voor diegenen die geen boete hebben gedaan.

564. Wie nooit boete heeft gedaan, of wie nooit een blik in zichzelf geworpen en zichzelf doorvorst heeft, weet tenslotte niet, wat het verdoemende kwaad en wat het heilbrengende goede is.

567. Eerste gedenkwaardigheid

568. Tweede gedenkwaardigheid

569. Derde gedenkwaardigheid

570. Vierde gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 10.

571. De hervorming en de wederverwekking.

572. De mens kan, tenzij hij opnieuw verwekt en als het ware opnieuw geschapen wordt, in het koninkrijk Gods niet ingaan.

576. De nieuwe verwekking of schepping geschiedt uit de Heer alleen door de naastenliefde en het geloof als de twee middelen, terwijl de mens meewerkt.

579. Daar allen verlost zijn, kunnen allen wederverwekt worden, eenieder overeenkomstig zijn staat.

583. De wederverwekking geschiedt op gelijke wijze als waarop de mens ontvangen, in de baarmoeder gedragen en opgevoed wordt.

587. De eerste handeling van de nieuwe verwekking wordt de hervorming genoemd en behoort tot het verstand; de tweede handeling wordt de wederverwekking genoemd en behoort tot de wil en daaruit tot het verstand.

591. Eerst moet de innerlijke mens hervormd worden, en door deze de uitwendige; en zo dus wordt de mens wederverwekt.

596. Wanneer dit geschiedt, ontstaat een strijd tussen de innerlijke mens en de uitwendige, en dan heerst degene die overwint over de ander.

601. De wederverwekte mens heeft een nieuwe wil en een nieuw verstand.

607. De wederverwekte mens is in gemeenschap met de engelen van de hemel en de niet wederverwekte mens is in gemeenschap met de geesten van de hel.

611. Voor zoveel de mens wordt wederverwekt, worden de zonden verwijderd en deze verwijdering is de vergeving van de zonden.

615. De wederverwekking is niet mogelijk zonder de vrije keuze in geestelijke dingen.

618. De wederverwekking is niet mogelijk zonder waarheden waardoor het geloof gevormd wordt en waarmee de naastenliefde zich verbindt.

621. Eerste gedenkwaardigheid.

622. Tweede gedenkwaardigheid.

623. Derde gedenkwaardigheid

624. Vierde gedenkwaardigheid.

625. Vijfde gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 11.

626. Het geloof van de huidige kerk, waarvan beweerd wordt, dat het alleen dit geloof is wat rechtvaardigt, en de toerekening maken één.

628. De toerekening, die tot het huidige geloof behoort, is tweevoudig: de ene die van de verdienste van Christus en de tweede die van het daaruit voortvloeiende heil.

632. Het geloof, dat de verdienste en de gerechtigheid van Christus de Verlosser toerekent, is pas ontstaan uit de besluiten van de Synode van Nicea ten aanzien van de drie goddelijke personen uit het eeuwige, welk geloof van die tijd af tot de tegenwoordige tijd toe door de gehele christelijke wereld werd aangenomen.

636. Het geloof dat de verdienste van Christus toerekent, was niet bekend in de apostolische kerk, die voorafging, en wordt nergens in het Woord bedoeld.

640. De toerekening van de verdienste en de gerechtigheid van Christus is onmogelijk.

643. Er is een toerekening, maar dat is er een van het goede en het boze en tevens van het geloof.

647. Het geloof en de toerekening van de Nieuwe Kerk kunnen geenszins tezamen zijn met het geloof en de toerekening van de vorige kerk; en wanneer zij tezamen zijn ontstaat zo’n botsing en strijd, dat het al van de Kerk bij de mens te gronde gaat.

650. De Heer rekent elk mens het goede toe en de hel rekent elk mens het kwaad toe.

654. Het geloof maakt, samen met dat waarmee het zich verbindt, het vonnis; indien het ware geloof zich met het goede verbindt, zo valt het vonnis voor het eeuwige leven; maar indien het geloof zich met het kwaad verbindt, dan valt het vonnis voor de eeuwige dood.

658. Niemand wordt de gedachte toegerekend, maar de wil.

661. Eerste gedenkwaardigheid.

662. Tweede gedenkwaardigheid.

663. Derde gedenkwaardigheid.

664. Vierde gedenkwaardigheid

Hoofdstuk 12.

667. Zonder de kennis ten aanzien van de geestelijke zin van het Woord kan niemand weten, wat de twee sacramenten: de Doop en het Heilig Avondmaal behelzen en uitwerken.

670. Onder de wassing, de Doop genoemd, wordt een geestelijke wassing verstaan, welke de zuivering van boosheden en valsheden is, en zo dus de wederverwekking.

674. Aangezien door de besnijdenis van de voorhuid de besnijdenis van het hart werd uitgebeeld, is in de plaats van de besnijdenis de Doop ingesteld, opdat een innerlijke Kerk zou volgen op de uitwendige Kerk, welke in alle en de afzonderlijke dingen een beeld was van de innerlijke Kerk.

677. Her eerste nut van de Doop is de inleiding in de christelijke Kerk en tegelijk daarmee de inlijving onder de christenen in de geestelijke wereld.

681. Het tweede nut van de Doop is, dat de christen de Heer Zaligmaker Jezus Christus, de Verlosser en Zaligmaker, zal mogen kennen en erkennen en Hem volgen.

684. Het derde nut van de Doop, hetgeen het einddoel is, is de wederverwekking van de mens.

688. Door de Doop van Johannes werd de weg bereid, opdat Jehovah de Heer in de wereld neerdalen en de verlossing volbrengen kon.

692. Eerste gedenkwaardigheid.

693. Tweede gedenkwaardigheid.

694. Derde gedenkwaardigheid.

695. Vierde gedenkwaardigheid.

696. Vijfde gedenkwaardigheid.

697. Zesde gedenkwaardigheid.

Hoofdstuk 13.

698. Zonder kennis van de overeenstemmingen van de natuurlijke met de geestelijke dingen kan niemand de nutten en vruchten van het Heilig Avondmaal weten.

702. Indien de overeenstemmingen bekend zijn, weet men, wat onder het Vlees en het Bloed van de Heer verstaan wordt, en dat hetzelfde verstaan wordt onder het Brood en de Wijn, namelijk dat onder het Vlees van de Heer en onder het Brood, het Goddelijk Goede van Zijn Liefde wordt verstaan, alsmede al het goede van de naastenliefde; en onder het Bloed van de Heer en onder de Wijn het Goddelijk Ware van Zijn Wijsheid, alsmede al het ware van het geloof; en onder het eten de toe-eigening.

711. Vanuit deze dingen, indien zij verstaan zijn, kan begrepen worden dat het Heilig Avondmaal universeel en afzonderlijk alle dingen van de Kerk en alle dingen van de hemel bevat.

716. In het Heilig Avondmaal is de Heer in volheid, en Zijn Verlossing in volheid.

719. De Heer is tegenwoordig bij diegenen, die waardig tot het Heilig Avondmaal naderen, en opent voor hen de hemel, en Hij is ook tegenwoordig bij hen, die onwaardig naderen, maar voor hen opent Hij de hemel niet. Zoals dus de Doop de inleiding is in de Kerk, evenzo is het Heilig Avondmaal de inleiding in de hemel.

722. Diegenen naderen waardig tot het Heilig Avondmaal, die in het geloof in de Heer zijn, en in de naastenliefde jegens de naaste, dus degenen die wederverwekt zijn.

725. Zij die waardig tot het Heilig Avondmaal naderen, zijn in de Heer en de Heer in hen; bijgevolg geschiedt door het Heilig Avondmaal de verbinding met de Heer.

728. Het Heilig Avondmaal is voor hen, die waardig naderen, als een bezegeling en een zegel, dat zij zonen Gods zijn.

731. Gedenkwaardigheid: de eeuwige vreugde en de eeuwige gelukzaligheid.

Hoofdstuk 14.

753. De voleinding der eeuw is de laatste tijd of het einde van de Kerk

757. Heden is de laatste tijd van de christelijke Kerk, welke uit de Heer bij de evangelisten en in de Openbaring is voorzegd en beschreven.

760. Deze laatste tijd van de christelijke Kerk is de nacht zelf, waarin de vorige Kerken uitliepen.

764. Na deze nacht volgt de morgen, en deze is de Komst van de Heer.

768. De Komst van de Heer is niet een komen van Hem om de zichtbare hemel en de bewoonbare aarde te verdelgen, en om een nieuwe hemel en een nieuwe aarde te scheppen, zoals tot dusver velen, door het niet verstaan van de geestelijke zin van het Woord, gemeend hebben.

772. Deze Komst van de Heer, welke de tweede is, vindt plaats opdat de bozen van de goeden gescheiden worden, en opdat diegenen zalig worden, die in Hem geloofd hebben en geloven, en opdat uit hen een nieuwe engelenhemel en een nieuwe Kerk op aarde gevormd zal worden; en zonder deze Komst had geen vlees behouden kunnen worden, (Mattheüs 24:22).

776. Deze tweede Komst van de Heer is niet een komen in persoon, maar in het Woord, dat uit Hem is en Hijzelf is.

779. Deze tweede Komst van de Heer geschiedt door een mens, voor wie Hij Zichzelf in persoon heeft geopenbaard, en die Hij met Zijn geest vervuld heeft om de leren van de Nieuwe Kerk te leren door het Woord uit Hem.

781. Dit wordt verstaan onder de Nieuwe Hemel en de Nieuwe Aarde, en onder het daaruit neerdalende Nieuwe Jeruzalem in de Openbaring.

786. Deze Nieuwe Kerk is de kroon van alle Kerken, welke tot dusver op de aardbol zijn geweest.

791. Memorandum

792. De geestelijke wereld

796. Luther, Melanchthon en Calvijn in de geestelijke wereld.

800. De Hollanders in de geestelijke wereld.

806. De Engelsen in de geestelijke wereld.

813. De Duitsers in de geestelijke wereld.

817. De pauselijken in de geestelijke wereld.

822. De heiligen van de pauselijken in de geestelijke wereld.

828. De mohammedanen in de geestelijke wereld.

835. De Afrikanen in de geestelijke wereld en ook iets over andere naties.

841. De Joden in de geestelijke wereld.

846. [Gedenkwaardigheid]

/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.

ბიბლია

 

Apocalyps 21:9-10

Სწავლა

      

9 En tot mij kwam een van de zeven engelen, die de zeven fiolen hadden, welke vol geweest waren van de zeven laatste plagen, en sprak met mij, zeggende: Kom herwaarts, ik zal u tonen de Bruid, de Vrouw des Lams.

10 En hij voerde mij weg in den geest op een groten en hogen berg, en hij toonde mij de grote stad, het heilige Jeruzalem, nederdalende uit den hemel van God.

      

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Apocalyps Onthuld # 612

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 962  
  

612. VEERTIENDE HOOFDSTUK

1. En ik zag, en zie, het Lam staande op de berg Zion en met Hem honderdvierenveertigduizend, hebbende de Naam van Zijn Vader geschreven op hun voorhoofden.

2. En ik hoorde een stem vanuit de hemel, evenals een stem van vele wateren en evenals een stem van een grote donderslag en ik hoorde een stem van citerspelers, spelende op hun citers.

3. En zij zongen evenals een nieuw lied vóór de troon en vóór de vier dieren en de ouderen; en niemand kon het lied leren, dan die honderdvierenveertigduizend, gekocht van de aarde.

4. Dezen zijn het die met vrouwen niet bezoedeld zijn, maagden immers zijn zij; dezen zijn het die het Lam volgen waar Het ook gaat; dezen zijn gekocht van de mensen, de eerstelingen van God en het Lam.

5. En in hun mond is geen bedrog gevonden, zij zijn immers onbevlekt vóór de troon van God.

6. En ik zag een andere engel vliegende in het midden van de hemel, hebbende het eeuwige Evangelie, om te evangeliseren degenen die op de aarde wonen en aan alle natie en stam en tong en volk.

7. Zeggende met een grote stem: Vreest God en geeft Hem heerlijkheid, omdat gekomen is het uur van Zijn gericht en aanbidt Hem Die gemaakt heeft de hemel en de aarde en de zee en de bronnen van de wateren.

8. En een andere engel is gevolgd, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon, die grote stad, omdat zij vanuit de wijn des toorns haar hoererij alle natiën heeft gedrenkt.

9. En een derde engel is hen gevolgd, zeggende met een grote stem: Indien iemand het beest zal aanbeden hebben en zijn beeld en zal ontvangen hebben het merkteken op zijn voorhoofd en op zijn hand.

10. En die zal drinken van de wijn des toorns van God, gemengd met loutere wijn in de drinkbeker van Zijn ontsteking en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel vóór de heilige engelen en vóór het Lam.

11. En de rook van hun pijniging zal opklimmen tot in de eeuwen der eeuwen en zij zullen niet rust hebben dag en nacht die het beest aanbidden en zijn beeld en indien iemand het merkteken van zijn naam zal ontvangen hebben.

12. Hier is de lijdzaamheid der heiligen; hier zijn zij die de bevelen Gods bewaren en het geloof van Jezus Christus.

13. En ik hoorde een stem vanuit de hemel zeggende tot mij: Schrijf, gezegend zijn de doden in de Heer stervende van nu aan; ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeiden; hun werken immers volgen met hen.

14. En ik zag en zie, een witte wolk en op de wolk was Een gezeten, de Zoon des mensen gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon en in Zijn hand een scherpe sikkel.

15. En een andere engel ging van de tempel uit, roepende met een grote stem tot Hem Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai, omdat gekomen is voor U de ure om te maaien, omdat verdord is de oogst der aarde.

16. En Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel op de aarde en de aarde werd afgemaaid.

17. En een andere engel ging uit van het altaar, hebbende mogendheid over het vuur, en hij riep met een groot geroep tot Hem Die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel en wijnoogst gij de trossen van de wijngaard der aarde, omdat zijn druiven rijp zijn.

19. En de engel zond zijn sikkel op de aarde en hij wijnoogstte de wijngaard der aarde en hij wierp in de grote wijnpersbak des toorns van God.

20. En getreden werd de wijnpersbak buiten de stad en er ging bloed uit van de wijnpersbak tot aan de tomen der paarden, duizendzeshonderd stadiën ver.

DE GEESTELIJKE ZIN

De inhoud van het gehele hoofdstuk:

Ten aanzien van de nieuwe christelijke hemel; deze wordt beschreven van vers 1-5.

De evangelisatie ten aanzien van de Komst van de Heer en dan de Nieuwe Kerk, vers 6, 7, 13.

De vermaning dat zij mogen terugtreden van het geloof gescheiden van de naastenliefde, waarin de huidige Kerk is, vers 9-12.

Het onderzoek van dezen en de openbaring dat hun werken boos zijn, vers 14-20.

De inhoud van de afzonderlijke verzen.

En ik zag, en zie, het Lam staande op de berg Zion en met Hem honderdvierenveertigduizend, betekent de Heer, nu in de Nieuwe hemel uit de christenen, die Hem als de God van hemel en aarde hebben erkend; en in de ware dingen van de leer, uit Hem door het Woord, zijn geweest; hebbende de naam van Zijn Vader geschreven in hun voorhoofden, betekent de erkenning van het Goddelijke en van het Goddelijk Menselijke van de Heer bij hen; en ik hoorde een stem vanuit de hemel, evenals een stem van vele wateren, betekent de Heer, sprekend door de nieuwe hemel vanuit de Goddelijke Ware dingen; en evenals een stem van een grote donderslag, betekent, en vanuit de Goddelijke Liefde; en ik hoorde een stem van citerspelers, spelend op hun citers, betekent de belijdenis van de Heer vanuit de blijdschap des harten door de geestelijke engelen in de lagere hemelen; en zij zongen evenals een nieuw lied vóór de troon en vóór de vier dieren en vóór de ouderen, betekent de viering en de verheerlijking van de Heer vóór Hem en vóór de engelen van de hogere hemelen; en niemand kon het lied leren dan die honderdvierenveertigduizend, betekent dat geen anderen vanuit de christenen konden verstaan en zo vanuit de liefde en het geloof erkennen dat de Heer alleen de God van hemel en aarde is, dan zij die door de Heer in deze nieuwe hemel zijn opgenomen; gekocht van de aarde, betekent dat het degenen zijn die uit de Heer konden worden wederverwekt en zo verlost in de wereld; dezen zijn het die met vrouwen niet bezoedeld zijn, maagden immers zijn zij, betekent dat zij de ware dingen van de Kerk niet geschonden en die niet met valse dingen van het geloof bevuild hebben, maar dat zij de ware dingen hebben liefgehad om dat het waarheden zijn; dezen zijn het die het Lam volgen waar Het ook gaat, betekent dat zij met de Heer verbonden zijn door de liefde en het geloof in Hem, omdat zij hebben geleefd volgens Zijn geboden; dezen zijn gekocht van de mensen, betekent hier wat het eerder betekent; de eerstelingen van God en het Lam, betekent het begin van de christelijke hemel waarin één God wordt erkend, in Wie de Drievuldigheid is, en dat de Heer die God is; en in hun mond is geen bedrog gevonden, betekent dat zij niet vanuit sluwheid en opzet het valse en het boze spreken en daartoe overreden; zij zijn immers onbevlekt vóór de troon van God, betekent omdat zij in de ware dingen vanuit het goede zijn uit de Heer; en ik zag een andere engel vliegend in het midden van de hemel, hebbende het eeuwig Evangelie, om te evangeliseren degenen die op de aarde wonen, betekent de aankondiging van de Komst van de Heer en van de Nieuwe Kerk, die vanuit de hemel uit Hem zal nederdalen; en aan alle natie en stam en tong en volk, betekent aan allen tezamen die vanuit godsdienst in de goede dingen zijn en vanuit de leer in waarheden; zeggende met een grote stem: Vreest niet, betekent de vermaning om de boze dingen niet te doen, omdat dit tegen de Heer is; en geeft Hem heerlijkheid, omdat gekomen is het uur van Zijn gericht, betekent de erkenning en de belijdenis, dat al het ware van het Woord uit de Heer is, en volgens dit zal elk mens worden gericht; en aanbidt Hem Die gemaakt heeft de hemel en de aarde en de zee en de bronnen der wateren, betekent dat de Heer alleen vereerd moet worden, omdat Hijzelf alleen is de Schepper, de Heiland en de Verlosser en uit Hem alleen de hemel der engelen en de Kerk en al hun dingen zijn; en een andere engel is gevolgd, zeggende: Zij is gevallen, zij is gevallen, Babylon, die grote stad, betekent dat nu het rooms-katholiek godsdienstige ten aanzien van haar dogma’s en leerstellingen is verstrooid; omdat zij vanuit de wijn des toorns van haar hoererij alle natiën heeft gedrenkt, betekent omdat het door de ontwijdingen van het Woord en door de echtbrekingen van het goede en het ware van de Kerk, al degenen heeft verleid die het aan zijn heerschappij heeft kunnen onderwerpen; en een derde engel is hen gevolgd, zeggende met een grote stem, betekent verder nog uit de Heer ten aanzien van hen die in het van de naastenliefde gescheiden geloof zijn; indien iemand het beest zal aanbeden hebben en zijn beeld en zal ontvangen hebben het merkteken op zijn voorhoofd en op zijn hand, betekent wie erkent en de leer opneemt ten aanzien van de rechtvaardigmaking en de zaliging door het geloof-alleen, haar bevestigt en volgens die leeft; en die zal drinken van de wijn des toorns van God, gemengd met loutere wijn in de drinkbeker van Zijn ontsteking, betekent dat die de goede en de ware dingen van het Woord vervalsen en het leven doordrenken van die vervalste dingen; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel vóór de heilige engelen en vóór het Lam en de rook van hun pijniging zal opklimmen tot in de eeuwen der eeuwen, betekent de liefde van zich en van de wereld en de begeerten daaruit en vanuit deze de trots van het eigen inzicht; en dientengevolge de pijniging in de hel; en zij zullen niet rust hebben dag en nacht die het beest aanbidden en zijn beeld en indien iemand het merkteken van zijn naam zal ontvangen hebben, betekent de voortdurende staat in onverkwikkelijke dingen bij hen die dat geloof erkennen en aanvaarden, dat bevestigen en ernaar leven; hier is de lijdzaamheid van de heiligen, hier zijn zij die bewaren de bevelen van God en het geloof van Jezus, betekent dat de mens van de Kerk van de Heer door verzoekingen van de zijde van hen daarnaar wordt onderzocht hoedanig hij is ten aanzien van het leven volgens de geboden van het Woord en ten aanzien van het geloof in de Heer; en ik hoorde een stem vanuit de hemel: Schrijf, gezegend zijn de doden in de Heer stervende van nu aan, betekent de voorzegging uit de Heer ten aanzien van de staat van degenen na de dood, die van Zijn Nieuwe Kerk zullen zijn, dat zij het eeuwige leven en de eeuwige gelukzaligheid zullen hebben; ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeiden, betekent dat het Goddelijk Ware van het Woord leert, dat zij die de ziel verdrukken en het vlees daarom kruisigen, de vrede zullen hebben in de Heer; hun werken immers volgen met hen, betekent zoals zij hebben liefgehad en geloofd en vandaar gehandeld en gesproken; en ik zag, en zie een witte wolk en op de wolk was Een gezeten, de Zoon des Mensen gelijk, betekent de Heer ten aanzien van het Woord; hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon en in Zijn hand een scherpe sikkel, betekent de Goddelijke Wijsheid vanuit Zijn Goddelijke Liefde en het Goddelijk Ware van het Woord; en een andere engel ging van de tempel uit, betekent de hemel van de engelen; roepende met een grote stem tot Hem Die op de wolk zat: Zend Uw sikkel en maai, omdat gekomen is voor U de ure om te maaien, omdat verdord is de oogst der aarde, betekent de smeekbede van de hemelse engelen tot de Heer, dat Hij een einde zal stellen en gericht zal houden, omdat het nu de laatste tijd van de Kerk is; en Die op de wolk zat, zond Zijn sikkel en de aarde werd afgemaaid, betekent het einde van de Kerk, omdat daar niet langer het Goddelijk Ware is; en een andere engel ging uit van de tempel die in de hemel is, hebbende ook hij een scherpe sikkel, betekent de hemelen van het geestelijk rijk van de Heer en het Goddelijk Ware van het Woord bij hen; en een andere engel ging uit van het altaar, hebbende mogendheid over het vuur, betekent de hemelen van het hemels rijk van de Heer, die in het goede van de liefde uit de Heer zijn; en hij riep met een groot geroep tot hem die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel en wijnoogst gij de trossen van de wijngaard van de aarde, betekent de werking van de Heer vanuit het Goede van Zijn Liefde en door het Goddelijk Ware van Zijn Woord op de werken van de naastenliefde en van het geloof, welke bij de mensen van de Kerk zijn; omdat zijn druiven rijp zijn, betekent omdat het de laatste staat van de christelijke Kerk is; en de engel zond zijn sikkel op de aarde en hij wijnoogstte de wijngaard van de aarde, betekent het einde van de huidige christelijke Kerk; en hij wierp in de grote wijnpersbak van de toorn van God, betekent het onderzoek daarnaar hoedanig hun werken waren, namelijk dat zij boos waren; en getreden werd de wijnpersbak buiten de stad, betekent dat het onderzoek heeft plaatsgevonden vanuit de Goddelijke Ware dingen van het Woord, daarnaar hoedanig de werken waren, voortvloeiend uit de leer van het geloof van de Kerk; en er ging bloed uit van de wijnpersbak tot aan de tomen van de paarden, betekent het geweld dat het Woord is aangedaan door de afgrijselijke vervalsingen van het ware en waardoor het verstand dermate is toegestopt, dat de mens nauwelijks meer geleerd en zo geleid kan worden door de Goddelijke ware dingen uit de Heer; duizendzeshonderd stadiën ver, betekent de louter valse dingen van het boze.

DE ONTVOUWING

En ik zag, en zie, het Lam staande op de berg Zion en met Hem honderdvierenveertigduizend, betekent de Heer nu in de Nieuwe Hemel, verzameld uit degenen in de christelijke Kerken, die de Heer alleen als de God van hemel en aarde hebben erkend en in de ware dingen van de leer vanuit het goede van de liefde uit Hem door het Woord zijn geweest.

Met ‘ik zag’ worden deze dingen aangeduid en die volgen in dit hoofdstuk; onder het Lam wordt de Heer verstaan ten aanzien van het Goddelijk Menselijke, nrs. 269, 271; met de berg Zion wordt de hemel aangeduid waar degenen zijn die in de liefde tot de Heer zijn, waarover aanstonds; met honderdvierenveertigduizend worden al degenen aangeduid die alleen de Heer als de God van hemel en aarde erkennen en in de ware dingen van de leer vanuit het goede van de liefde uit Hem door het Woord zijn, nr. 348 e.v..

Over dezen is gehandeld in het zevende hoofdstuk, maar daar werd gezegd dat zij gezegeld waren op de voorhoofden, dus zo onderscheiden en afgescheiden van de overigen; hier nu, dat zij zijn verzameld tot één en dat uit hen de hemel is.

De hemel waarover hier wordt gehandeld, is de hemel verzameld vanuit de christenen vanaf de tijd toen de Heer in de wereld was en uit degenen daarvandaan die alleen tot de Heer zijn gegaan en hebben geleefd volgens Zijn geboden in het Woord, door de boze dingen te schuwen als zonden tegen God; deze hemel is de Nieuwe Hemel, waar vanuit het Nieuwe Jeruzalem, dat wil zeggen, de Nieuwe Kerk, op aarde zal neerdalen, (Openbaring 21:1, 2); de hemelen echter van vóór de Komst van de Heer zijn hier boven en zij worden de Oude Hemelen genoemd, in welke ook allen alleen de Heer als de God van hemel en aarde erkennen; deze hemelen hebben met deze Nieuwe Hemel gemeenschap door invloeiing.

Het is bekend, dat met het land Kanaän de Kerk wordt aangeduid, omdat daar het Woord was en daardoor de Heer bekend; en verder dat in het midden ervan de stad Zion was en beneden deze de stad Jeruzalem, beide op een berg; vandaar werden met Zion en Jeruzalem de binnenste dingen van de Kerk aangeduid; en omdat de Kerk in de hemelen één maakt met de Kerk op aarde, wordt daarom onder Zion en Jeruzalem de Kerk zowel hier als daar verstaan, maar onder Zion de Kerk ten aanzien van de liefde en onder Jeruzalem de Kerk ten aanzien van de leer daaruit.

Gezegd wordt de berg Zion, omdat met de berg de liefde wordt aangeduid, nr. 336.

Dat met de berg Zion de hemel en de Kerk wordt aangeduid, waar de Heer alleen wordt vereerd, kan vaststaan uit de volgende plaatsen:

‘Ik heb gezalfd Mijn Koning over Zion; Ik zal van het besluit verhalen: Gij zijt Mijn Zoon; heden heb Ik U gegenereerd; Ik zal de natiën tot Uw erfenis geven; kust de Zoon, opdat Hij niet toorne en gij vergaat; gezegend zijn allen die op Hem betrouwen’, (Psalm 2:6-8, 12).

‘Klimt op een hoge berg, gij verkondigster van goede boodschap, Zion; zeg: Zie, de Heer Jehovih komt in de sterke’, (Jesaja 40:9, 10).

‘Spring grotelijks op, gij dochter Zions, zie uw Koning komt u, de Gerechte en de Heiland’, (Zacharia 9:9; Mattheüs 21:2, 4, 5; Johannes 12:14, 15).

‘Roep luide uit, en jubel, gij inwoners van Zion, omdat de Heilige Israëls groot is in het midden van u’, (Jesaja 12:6).

‘De vrijgekochten van Jehovah zullen tot Zion wederkeren met gezang’, (Jesaja 35:10).

‘Jubel en verblijd u, gij dochter Zions; zie, Ik ben komende om in het midden van u te wonen’, (Zacharia 2:10, 11).

‘Wie zal Israëls heil in Zion geven’, (Psalm 14:7; Psalm 53:7).

‘De Heer Jehovih zal in Zion een proefsteen grondvesten en dan zal ulieder verbond met de dood worden afgeschaft’, (Jesaja 28:16-18).

‘Mijn heil zal niet vertoeven; Ik zal in Zion heil geven’, (Jesaja 46:13).

‘Dan zal de Verlosser tot Zion komen’, (Jesaja 59:20).

‘Jehovah Zebaoth zal regeren op de berg Zions’, (Jesaja 24:23).

‘Jehovah heeft de poorten van Zion lief boven alle habitakels van Jakob, heerlijke dingen moeten in u gepredikt worden, o stad Gods; deze is daar geboren; al Mijn bronnen zullen in u zijn’, (Psalm 87:1-7).

‘Jehovah heeft Zion verkoren, Hij heeft het verlangd, Hem tot een zetel; dit is Mijn rust tot in het eeuwige, daar zal Ik wonen’, (Psalm 132:13, 14).

‘Dat de zonen Zions opspringen in hun Koning’, (Psalm 149:2, 3).

‘Jehovah, sta op en ontferm U over Zion; de bestemde tijd komt; in Zion zal de naam van Jehovah verkondigd worden, wanneer de volken tezamen zullen vergaderd worden en de koninkrijken om Jehovah te dienen’, (Psalm 102:14-17, 22, 23).

‘Vanuit Zion zal God opglinsteren, onze God komt en zal roepen tot de hemel omhoog en tot de aarde: Verzamelt Mij Mijn heiligen’, (Psalm 50:1-5; Jesaja 1:27; 4:2, 5; 31:4, 9; 33:5, 20; 37:22; 52:1; 64:10; Jeremia 6:2; Klaagliederen 4:2; Amos 1:2; Micha 3:10, 12; 4:1-3, 7, 8; Zefanja 3:14, 16; Joël 3:16, 17, 21; Zacharia 8:3; Psalm 20:3, 6; Psalm 48:3, 4, 12-15; Psalm 76:3; Psalm 78:68; Psalm 110:1, 2; Psalm 149:2, 4; Psalm 99:2, 4; Psalm 126:1; Psalm 128:5, 6; Psalm 134:3; Psalm 135:21; Psalm 146:10).

In vele plaatsen wordt gezegd ‘de maagd en de dochter Zions’, waaronder niet een of andere maagd of dochter daar wordt verstaan, maar de Kerk ten aanzien van de aandoening van het goede en het ware, iets eenders als onder de Bruid des Lams, (Openbaring 21:2, 9; 22:17).

De maagd en de dochter Zions betekent de Kerk van de Heer in deze plaatsen: (Jesaja 1:8; 3:16-26; 4:4; 10:32; 16:1; 37:22; 52:2; 62:11; Jeremia 4:31; 6:2, 23; Klaagliederen 1:6; 2:1, 4, 8, 10, 13, 18; 4:22; Micha 1:13; 4:8, 10, 13; Zefanja 3:14; Zacharia 2:10; 9:9; Psalm 9:15) en elders.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl