სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4300

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 10837  
  

4300. En de zon rees hem op; dat dit de verbinding van de goede dingen betekent, staat vast uit de betekenis van het verrijzen van de zon, namelijk de verbinding van de goede dingen; dat door het opgaan van de dageraad wordt aangeduid dat de verbinding nabij is of aanvangt, zie nr. 4283; hieruit volgt dat het verrijzen van de zon de verbinding zelf is; want de zon betekent in de innerlijke zin de hemelse liefde, nrs. 1529, 1530, 2441, 2495, 3636, 3643, 4060; dus de goede dingen, want deze zijn van die liefde; wanneer de hemelse liefde zich bij de mens openbaart, dat wil zeggen, wanneer zij wordt bemerkt, dan wordt er gezegd dat de zon hem verrijst, want dan worden de goede dingen van die liefde met hem verbonden.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Over het Nieuwe Jeruzalem en haar Hemelse Leer # 248

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 325  
  

ჯერჯერობით, ეს თარგმანი შეიცავს პასაჟებს #325 -მდე. ალბათ ჯერ კიდევ სამუშაოა. თუ მარცხენა ისარს დააჭერთ, ნახავთ ბოლო თარგმნილ რიცხვს.

  
/ 325  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.

სვედენბორგის ნაშრომებიდან

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 8797

შეისწავლეთ ეს პასაჟი.

  
/ 10837  
  

8797. Al wie de berg aanraakt, al stervende zal hij sterven; dat dit betekent dat hij die van de geestelijke Kerk is, zich tot aan de hemelse gezelschappen toe binnendringt, vergaat, staat vast uit de betekenis van de berg, namelijk het goede van de liefde, nr. 8795, hier het Goddelijk Goede van de Goddelijke Liefde inde binnenste hemel, omdat het volk dat beneden is, het geestelijk rijk van de Heer uitbeeldt, dat de middelste hemel is; uit de betekenis van aanraken, dus tot zover doordringen, hier zich binnendringen, waarover hierna; en uit de betekenis van al stervende sterven, dus vergaan.

Hiermee is het als volgt gesteld: zij die uit het geestelijk rijk van de Heer zijn, kunnen niet invloeien in het hemels rijk, omdat dit hoger of innerlijker is en dat lager of uiterlijker; dat immers wat uiterlijk of lager is, kan niet invloeien in dat wat hoger of innerlijker is, nrs. 5259, 5779; toch gebeurt het soms, dat degenen die in een lagere hemel zijn, trachten op te klimmen tot een hogere hemel; zij doen dit vanuit een verkeerde begeerte, die de oorsprong ontleent aan trots, heerszucht of aan jaloezie; zij die dat vanuit deze begeerten doen, worden dikwijls ook binnengelaten, maar dan hebben zij het hard te verduren, worden dan door benauwdheid bevangen en tenslotte door pijn en zelfs door blindheid en het inzicht en de gelukzaligheid vergaan voor hen; daarom werpen zij zich van daar neer zoals degenen die op sterven liggen en ook niet weer op adem komen dan wanneer zij uit de hemel zijn neergeworpen.

Zo’n lot valt hun ten deel die van een lagere hemel, vanuit begeerte en trots, van heerszucht of jaloezie, zich in een hogere hemel binnendringen.

De oorzaak ervan is dat het goede van de liefde in die hemel naar verhouding zoals een verterend vuur is en het ware van het geloof daar is zoals een vurig licht, dat het gezicht verblindt van hen die zich opwerken.

Dit wordt daar in de innerlijke zin daaronder verstaan, dat het Israëlitische volk de berg Sinaï niet zou aanraken, waar Jehovah was.

Eender zou het zijn gesteld met hen die in het hemels rijk zijn, indien zij daarnaar zouden streven naar boven naar het Goddelijke op te klimmen; eender met hen die beneden de hemel zijn, indien zij begeren tot de hemel op te klimmen; dat dezen het hard te verduren hebben, zie de nrs. 4225, 4226, 4299, 5057, 5058.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl