3145. Dat de woorden ‘en ontgordde de kamelen’ het vrije betekenen voor die dingen, die dienstbaar zouden zijn, blijkt uit de betekenis van ontgorden, namelijk vrij maken; en uit de betekenis van de kamelen, namelijk de algemene wetenschappelijke dingen, dus de dingen die dienstbaar zouden zijn, zoals net hiervoor in nr. 3143. Het is met deze zaak zelf als volgt gesteld: zonder het vrije is er nooit enige voortbrenging van het ware in de natuurlijke mens, noch enige oproeping daarvan in de redelijke mens en verbinding met het goede daar. Al deze dingen vinden plaats in de staat van het vrije, want het is de aandoening van het ware uit het goede, die het vrije maakt. Wanneer het ware niet uit de aandoening geleerd wordt, dus in het vrije, wordt het niet ingeplant, nog minder opgeheven naar de meer innerlijke dingen en daar tot het geloof gemaakt. Dat alle hervorming in het vrije plaatsvindt en dat al het vrije tot de aandoening behoort en dat de Heer de mens in het vrije houdt, zodat hij uit zichzelf en uit het eigene met het ware en goede wordt aangedaan en zo dus wordt wederverwekt, zie de nrs. 2870-2893. Dit is het wat wordt aangeduid door de woorden dat hij de kamelen ontgordde; wanneer deze dingen dit niet zouden betekenen, zouden zij te onbeduidend zijn om vermeld te worden.