स्वीडनबॉर्ग के कार्यों से

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #5043

इस मार्ग का अध्ययन करें

  
/ 10837  
  

5043. En Hij gaf hem diens genade die hij had in de ogen van de vorst van het huis der gevangenis; dat dit betekent vandaar de opheffing, staat vast uit de betekenis van genade geven, namelijk de opheffing; immers, in de verzoekingen genade geven is troosten en door de hoop opheffen; uit de betekenis van de vorst, namelijk het primaire ware, waarover in de volgende paragraaf; en uit de betekenis van het huis der gevangenis, namelijk de verwoesting van het valse, dus de verzoeking, waarover de nrs. 5038, 5039, 5044;

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

स्वीडनबॉर्ग के कार्यों से

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #9146

इस मार्ग का अध्ययन करें

  
/ 10837  
  

9146. Of het staande gewas of het veld; dat dit betekent het ware en het goede van het geloof in de ontvangenis, staat vast uit de betekenis van het gewas, namelijk het ware van het geloof, waarover hierna; en uit de betekenis van het veld, dus de Kerk ten aanzien van het goede, dus het goede van de Kerk, nr. 9139.

Dat het gewas het ware van het geloof is, komt omdat de dingen die van het gewas zijn, zoals de tarwe en de gerst en daaruit het brood, de goedheden van de Kerk betekenen, nrs. 3941, 7602.

De goedheden van de Kerk, zijn de dingen die van de liefde jegens de naaste en van de liefde tot de Heer zijn; deze goedheden zijn het Zijn en de Ziel van het geloof, want krachtens die is het geloof, het geloof en leeft.

Dat het staande gewas het ware van het geloof in de ontvangenis is, komt omdat het nog niet tot hopen is verzameld, noch ingedragen in de schuren; daarom is het gewas wanneer het staat of nog in het geboren worden is, het ware van het geloof in de ontvangenis.

Het eendere wordt met het staande gewas aangeduid bij Hosea: ‘Zij, Israël, hebben een koning gemaakt en niet door Mij; vorsten hebben zij gemaakt en Ik heb het niet gekend; hun zilver en hun goud hebben zij gemaakt tot afgoden; omdat zij wind zaaien, zullen zij een wervelwind oogsten; het staande gewas niet voor hen; het uitspruitsel zal geen meel maken; indien het bij geval zal gemaakt hebben, vreemden zullen het verslinden’, (Hosea 8:4,7); daar wordt gehandeld over de ware en de goede dingen van het geloof van de Kerk, dat is verstrooid door ijdele en valse dingen.

Dat daarover wordt gehandeld, blijkt uit de reeks van de dingen, maar wat daarvan wordt gezegd, blijkt uit de innerlijke zin; in deze zin immers wordt onder de koning het ware van het geloof van de Kerk in een samenvatting verstaan, nrs. 1672, 2015, 2069, 3009, 3670, 4575, 4581, 4966, 5044, 6148; onder de vorsten de belangrijkste of eerste waarheden, nrs. 1482, 2089, 5044; daaruit blijkt, wat daaronder wordt verstaan dat zij, Israël, een koning hebben gemaakt en niet door Mij, vorsten hebben gemaakt en Ik heb het niet gekend; Israël immers is de Kerk, nrs. 4286, 6426, 6637.

Met het zilver wordt daar het ware van het goede aangeduid en in de tegengestelde zin het valse van het boze, nrs. 1551, 2954, 5658, 6112, 6914, 6917, 8932; met het goud het goede en in de tegengestelde zin het boze, nrs. 113, 1551, 1552, 5658, 6914, 6917, 8932; met de afgoden de eredienst vanuit de valse en boze dingen, nr. 8941; daaruit blijkt wat daarmee wordt aangeduid dat zij met hun zilver en hun goud afgoden hebben gemaakt; met de wind die zij zaaien, worden de zinledige dingen aangeduid; met de wervelwind die zij oogsten, de woeling daardoor in de Kerk; met het staande gewas niet voor hen, het ware van het geloof in de ontvangenis; met het uitspruitsel dat geen meel zal maken, de onvruchtbaarheid; met de vreemden die het zullen verslinden, worden aangeduid de valsheden die het zullen verteren.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl

स्वीडनबॉर्ग के कार्यों से

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus #1295

इस मार्ग का अध्ययन करें

  
/ 10837  
  

1295. Dat de woorden ‘de man tot zijn metgezel’ het begin betekenen of dat zij begonnen waren, volgt uit de samenhang. In dit vers wordt gehandeld over de derde staat van de Kerk, toen valsheden begonnen te heersen, en wel de valsheden uit de begeerten. Er bestaan twee beginselen van valsheden, het ene: uit de onwetendheid van het ware, het andere: uit de begeerten. Het valse uit onwetendheid is niet zo verderfelijk als het valse uit begeerte; want het valse uit onwetendheid komt óf hieruit voort, dat men van kindsbeen af zo is onderwezen, óf daar vandaan, dat men er door verschillende beslommeringen van afgehouden is te onderzoeken of het waar is; óf dat men niet over genoeg vermogen beschikte om tussen het ware en het valse te oordelen. De valsheden die hieruit voortvloeien, brengen niet veel schade toe, als men zich daarin maar niet door vele dingen bevestigt, en door de een of andere begeerte gedreven, zich aldus heeft overreed, dat men die valsheden in bescherming neemt, want op die wijze verdicht men de wolk van onwetendheid, en verandert haar zo in duisternissen, dat men het ware niet kan zien. Maar is het het valse van de begeerte, waarin de begeerte de oorsprong van het valse is, of de eigen- en de wereldliefde, bijvoorbeeld wanneer men de een of andere leer opneemt, haar openlijk verkondigt om daarmee de gemoederen te winnen en te leiden, en de leer ten eigen voordeel uitlegt of verdraait, en haar zowel op wetenschappelijke gronden door redeneringen, als door de letterlijke zin van het Woord bevestigt; de godsdienst die hieruit voortkomt, is profaan, hoe heilig hij ook van buiten schijnen mag, want van binnen is daar niet de eredienst van de Heer, maar de zelfverering, en men erkent ook niet enig waars dan voor zover men het in eigen voordeel uit kan leggen. Zo’n godsdienst nu is het, die met Babel is aangeduid; toch is het anders gesteld met hen, die in een dergelijke godsdienst geboren en opgevoed zijn, en niet weten, dat het iets vals is, en in de naastenliefde leven; het profane van een godsdienst slaat niet zozeer op de godsdienst zelf, als wel op de aard van hem, die in de godsdienst is.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl