Ware Christelijke Religie #532

By Emanuel Swedenborg

Study this Passage

  
/ 853  
  

532. Het ware berouw bestaat daarin, niet alleen de handelingen van zijn leven te onderzoeken, maar ook de bedoelingen van zijn wil.

Het ware berouw bestaat daarin niet alleen de handelingen van zijn leven te onderzoeken, maar ook de bedoelingen van zijn wil. Dit komt omdat het verstand en de wil de handelingen maken; want de mens spreekt uit de gedachte en handelt uit de wil. Vandaar is de spraak de sprekende gedachte en de handeling de handelende wil. Aangezien de spraken en de handelingen daaruit voortkomen, zo volgt ontwijfelbaar, dat het deze twee zijn die zondigen, wanneer het lichaam zondigt. De mens kan ook boete doen voor de boosheden die hij met het lichaam gedaan heeft, en toch het boze denken en willen. Maar dit is alsof men de stam van een slechte boom omkapt en zijn wortel in de grond laat, waaruit dezelfde slechte boom weer opgroeit en zich rondom uitbreidt. Anders is het echter gesteld, wanneer ook de wortel wordt uitgerukt en dit vindt plaats in de mens, wanneer hij tevens de bedoelingen van zijn wil onderzoekt en de boosheden door het berouw verwijdert. De mens onderzoekt de bedoelingen van zijn wil, wanneer hij zijn gedachten onderzoekt, want hierin openbaren zich de bedoelingen; zoals wanneer hij: wraaknemingen, echtbreuken, diefstallen en valse getuigenissen en de begeerten daartoe denkt, wil en bedoelt, alsmede lasteringen tegen God, het Heilige Woord en de Kerk enzovoort. Wanneer hij daarop zijn aandacht vestigt en onderzoekt of hij die dingen doen zou, als hem de vrees voor de wet en voor het verlies van de goede naam niet weerhield, en wanneer hij dan, na gedaan onderzoek, denkt, dat hij deze dingen niet wil omdat het zonden zijn, zo doet hij ware en innerlijke boete; en nog meer, wanneer hij in de verlustiging van die boosheden is en tevens in het vrije om ze te doen en dan weerstand biedt en zich daarvan onthoudt. Wie dit herhaaldelijk doet, wordt de verlustigingen van de boosheden, wanneer die terugkeren, als onaangenaam gewaar en tenslotte verdoemt hij ze tot de hel. Dit is het wat verstaan wordt onder de volgende woorden van de Heer: ‘Die zijn ziel wil vinden, zal dezelve verliezen, en die zijn ziel zal verloren hebben om Mijnentwil, zal dezelve vinden’, (Mattheüs 10:39). Wie de boosheden van zijn wil door middel van dit berouw verwijdert, is gelijk aan hem die tijdig het door de duivel gezaaide onkruid uit het veld wiedt, zodat de uit de Heer God Zaligmaker ingeplante zaden een vrije bodem vinden en opwassen tot de oogst, (Mattheüs 13:24-30).

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.