Over de Gemeenschap Tussen Ziel en Lichaam #4

By Emanuel Swedenborg

Study this Passage

  
/ 20  
  

4. Er is een eigen zon voor de geestelijke wereld, en een andere voor de natuurlijke wereld. De reden hiervoor is dat die twee werelden volkomen verschillend zijn. En behalve dat: een wereld als zodanig ontleent haar oorsprong aan een zon. Een wereld waarin ieder ding geestelijk is, kan met geen mogelijkheid haar ontstaan verkrijgen uit een zon waarvan alles, wat eruit voortkomt, natuurlijk is; want als dit het geval zou zijn, zou er een natuurlijke influx bestaan, die tegen de orde is.

Dat de wereld uit de zon ontstaan is, en niet omgekeerd de zon uit de wereld, wordt duidelijk uit het gevolg in relatie tot de oorzaak ervan, want de wereld zowel in haar geheel als in haar onderdelen bestaat door middel van de zon. En uit het voortbestaan wordt het ontstaan verklaard, vandaar de welbekende stelling: bestaan is een voortdurend ontstaan. Hieruit is duidelijk dat, als de zon werd weggenomen, haar wereld tot chaos zou vervallen en deze op zijn beurt weer tot niets.

Dat er in de geestelijke wereld een andere zon is dan in de natuurlijke wereld kan ik naar waarheid getuigen, omdat ik die zon gezien heb. Haar uiterlijk is vurig, zoals dat van onze zon; ze is van ongeveer gelijke grootte en staat op een afstand van de engelen verwijderd, zoals onze zon van de mensen verwijderd is. Zij gaat echter niet op en ook niet onder, maar staat onbeweeglijk op een gemiddelde hoogte tussen het zenit en de horizon. Daardoor is er voor de engelen een voortdurend licht en een lente zonder einde.

De mens die op zijn rede afgaat en niets weet van de zon van de geestelijke wereld, vergist zich gemakkelijk in zijn voorstelling over de schepping van het heelal. Wanneer hij diep nadenkt over die schepping, kan hij niet anders zien dan dat zij uit de natuur voortkomt en, aangezien de zon de oorsprong van de natuur is, dat de schepping is ontstaan door de zon als schepper. Daar bovenuit kan niemand zich een begrip vormen van geestelijke influx, tenzij hij ook haar werkelijke oorsprong kent. Want alle influx komt uit een zon. Geestelijke influx uit een geestelijke zon, en natuurlijke influx uit een natuurlijke zon. Het innerlijk zien van de mens, wat het zien van zijn geest is, ontvangt de influx van de geestelijke zon; maar het uitwendige zien, dat tot zijn lichaam behoort, ontvangt de influx van de natuurlijke zon. En wanneer deze twee manieren van zien werkzaam zijn, worden ze onderling samen verbonden op dezelfde wijze als de ziel met het lichaam verbonden is.

Uit het voorgaande wordt duidelijk tot wat voor verblinding, duisterheid en dwaasheid diegenen kunnen vervallen die niets weten van een geestelijke wereld en de zon die daar is. Tot verblinding, omdat de geest, die bij het uitoefenen van zijn rede vertrouwt op het zien van het oog alleen, gelijk wordt aan een vleermuis die 's nachts heen en weer fladdert en ook tegen opgehangen linnen aanvliegt. Tot duisterheid, omdat het gezicht van de geest, wanneer het zien van het oog er van binnen af invloeit, van alle geestelijk licht beroofd is en gelijk wordt aan dat van een nachtuil. Tot dwaasheid, omdat de mens, alhoewel hij denkt, zijn gedachten over geestelijke dingen afleidt van natuurlijke dingen, en niet in omgeeerde volgorde, en daardoor denkt in een staat van domheid, dwaasheid en onzinnigheid.

III. De zon van de geestelijke wereld is zuivere liefde uit JHVH God, die in het midden daarvan is.

  
/ 20  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.