Echtelijke Liefde #134

Por Emanuel Swedenborg

Estudiar este pasaje

  
/ 535  
  

134. Toen begonnen de Noordelijken hun mening te uiten en zij zeiden dat de mens wordt geboren zonder kennis zodat hij alles kan opnemen; maar als hij met kennis geboren zou worden, zou hij deze niet kunnen opnemen behalve die waarin hij geboren is en dan zou hij het zich ook niet kunnen toe-eigenen; zij lichtten dit toe met een vergelijking: de pasgeboren mens is zoals grond waarin geen zaden zijn geplant, maar die wel alles kan opnemen, laten groeien en vrucht laten dragen; maar het dier is zoals een reeds ingezaaide grond, vol met gras en kruiden; die grond kan geen andere zaden opnemen dan de ingezaaide; als hij andere zou opnemen zou hij die verstikken.

Dat is de reden waarom het vele jaren duurt om op te groeien, waarin hij als grond kan worden bebouwd en als het ware allerlei soorten gewassen, bloemen en bomen kan voortbrengen; een dier echter groeit in enkele jaren op, omdat het geen tijd nodig heeft om bebouwd te worden en andere dingen voort te brengen dan die waarmee hij geboren is.

Daarop spraken de Westelijken en zeiden dat de mens niet wordt geboren met kennis zoals het dier, maar dat hij wordt geboren als vermogen en neiging: als vermogen tot weten en als neiging tot liefhebben; en dat hij wordt geboren niet alleen tot weten, maar ook tot begrijpen en wijs zijn.

Hij wordt eveneens geboren met de volmaaktste neiging tot liefhebben, niet alleen ten aanzien van de dingen die met hemzelf te maken hebben en van de wereld, maar ook ten aanzien van de dingen die van God zijn en van de hemel; dus, dat de mens uit de ouders wordt geboren als een orgaan dat slechts leeft met de uitwendige zintuigen en eerst zonder innerlijke, zodat hij geleidelijk aan mens wordt, eerst natuurlijk, daarna redelijk en tenslotte geestelijk; dit zou niet kunnen gebeuren als hij werd geboren met kennis en in liefden zoals dat bij de dieren het geval is; meegeboren kennis en aandoeningen stellen immers een grens aan die ontwikkeling, maar het meegeboren vermogen en de meegeboren neiging stellen aan niets een grens; daarom kan de mens vervolmaakt worden in wetenschap, inzicht en wijsheid, tot in het eeuwige.

Toen namen de Zuidelijken het woord en deelden hun mening over dit onderwerp mee; zij zeiden dat het onmogelijk is voor de mens om enige kennis uit zichzelf te verkrijgen, maar hij moet die van andere mensen ontvangen; aangezien hij niet bij machte is uit zichzelf enige kennis te verkrijgen, kan hij dit ook niet met liefde, omdat waar geen wetenschap is, geen liefde is; wetenschap en liefde zijn onafscheidelijke metgezellen; zij kunnen net zomin worden gescheiden als de wil en het verstand, of de aandoening en de gedachte, ja, zelfs net zomin als het wezen en de vorm; en daarom, zoals de mens van anderen wetenschap aanneemt, voegt zich de liefde hierbij als een metgezel; de universele liefde die zich hierbij voegt, is de liefde van weten, begrijpen en wijs zijn; deze liefde heeft alleen de mens en geen enkel dier, en zij vloeit in uit God.

‘Wij zijn met onze metgezellen uit het westen overeengekomen dat de mens niet wordt geboren in enige liefde en vandaar ook niet in enige wetenschap, maar dat hij alleen wordt geboren in de neiging tot liefhebben, en daaruit in het vermogen om wetenschappen op te nemen, niet uit zichzelf maar uit anderen, dat wil zeggen door anderen; er wordt gezegd door anderen, omdat ook dezen niet iets van wetenschap hebben opgenomen uit zichzelf, maar uit God.

Wij zijn het ook daarin met onze metgezellen in het noorden eens, dat de mens wordt geboren zoals een grond waarin geen zaden zijn geplant, maar waarin alle, zowel edele als onedele kunnen worden geplant en hieraan voegen wij toe dat de dieren geboren worden in natuurlijke liefden en daaruit in de daarmee overeenstemmende wetenschappen, toch weten zij niets van wetenschap, denken en begrijpen, en weten niets van wijs zijn; zij worden door middel van die wetenschappen vanuit hun liefden verder gevoerd, bijna zoals blinden langs de straten door hun hond; ten aanzien van het verstand immers zijn zij blind, of eerder zoals slaapwandelaars, die uit blinde wetenschap, bij ingeslapen verstand doen wat zij doen. ’

Tenslotte spraken degenen uit het oosten en zeiden: 'Wij stemmen in met de dingen die onze broeders hebben gesproken, namelijk dat de mens niets weet uit zichzelf, maar uit anderen en door anderen, opdat hij bekent en erkent, dat hij alle dingen die hij weet, begrijpt en waarin hij wijs is, uit God zijn; en dat de mens niet anders ontvangen, geboren en verwekt kan worden dan door de Heer, en Zijn beeld en gelijkenis worden; want hij wordt het beeld van de Heer doordat hij erkent en gelooft dat hij al het goede van de liefde en de naastenliefde en al het ware van de wijsheid en het geloof heeft ontvangen en ontvangt uit de Heer en hoegenaamd niets uit zichzelf; en de gelijkenis van de Heer wordt hij doordat hij die dingen in zichzelf voelt als van zichzelf.

Hij voelt dit omdat hij niet geboren wordt in wetenschappen, maar die ontvangt, en wat hij ontvangt schijnt hem toe van hemzelf te zijn; zo te voelen wordt de mens gegeven opdat hij mens is en geen dier, want het is door wat hij wil, denkt, liefheeft, weet, begrijpt en wijs is als uit zichzelf, dat de mens de wetenschappen opneemt en ze verhoogt tot inzicht en door haar nutten tot wijsheid; hierdoor verbindt God de mens met Zich, en de mens zich met de Heer; deze dingen hadden niet kunnen plaatsvinden als er niet door de Heer in was voorzien dat de mens in volslagen onwetendheid zou worden geboren. '

Na deze toespraak wilden allen dat uit de behandelde punten een conclusie zou worden getrokken en het volgende werd besloten: De mens wordt geboren in geen enkele wetenschap zodat hij in elke wetenschap kan komen en kan voortgaan tot inzicht en hierdoor tot wijsheid; en hij wordt in geen liefde geboren, opdat hij in elke liefde kan komen door de toepassingen van de wetenschappen uit het inzicht en in liefde tot de Heer door de liefde tot de naaste en zo verbonden worden met de Heer en daardoor mens kan worden en leven tot in het eeuwige.

  
/ 535  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl