Bible

 

Zefanja 2

Studie

   

1 Doorzoek u zelf nauw, ja, doorzoek nauw, gij volk, dat met geen lust bevangen wordt!

2 Eer het besluit bare (gelijk kaf gaat de dag voorbij), terwijl de hittigheid van des HEEREN toorn over ulieden nog niet komt; terwijl de dag van den toorn des HEEREN over ulieden nog niet komt.

3 Zoekt den HEERE, alle gij zachtmoedigen des lands, die Zijn recht werken! Zoekt gerechtigheid, zoekt zachtmoedigheid, misschien zult gij verborgen worden in den dag van den toorn des HEEREN.

4 Want Gaza zal verlaten wezen, en Askelon zal ter verwoesting wezen; Asdod zal men in den middag verdrijven, en Ekron zal uitgeworteld worden.

5 Wee den inwonenden van de landstreek der zee, den volken der Cheretim! Het woord des HEEREN zal tegen ulieden zijn, gij Kanaan, der Filistijnen land! en Ik zal u verdoen, dat er geen inwoner zal zijn.

6 En de landstreek der zee zal wezen tot hutten, uitgegraven putten der herders, en betuiningen der kudden.

7 En de landstreek zal wezen voor het overblijfsel van het huis van Juda, dat zij daarin weiden; des avonds zullen zij in de huizen van Askelon legeren, als de HEERE, hunlieder God, hen zal bezocht, en hun gevangenis zal gewend hebben.

8 Ik heb de beschimping van Moab gehoord, en de scheldwoorden der kinderen Ammons, waarmede zij Mijn volk beschimpt hebben, en hebben zich groot gemaakt tegen deszelfs landpale.

9 Daarom, zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Moab zal zekerlijk zijn als Sodom, en de kinderen Ammons als Gomorra, een netelheide, en een zoutgroeve, en een verwoesting tot in eeuwigheid! De overigen Mijns volks zullen ze beroven, en het overige Mijns volks zal ze erfelijk bezitten.

10 Dat zullen zij hebben in plaats van hun hoogmoed; want zij hebben beschimpt, en hebben zich groot gemaakt tegen het volk van den HEERE der heirscharen.

11 Vreselijk zal de HEERE tegen hen wezen, want Hij zal al de goden der aarde doen uitteren; en een iegelijk uit zijn plaats zal Hem aanbidden, al de eilanden der heidenen.

12 Ook gij, Moren! zult de verslagenen van Mijn zwaard zijn.

13 Hij zal ook Zijn hand uitstrekken tegen het Noorden, en Hij zal Assur verdoen; en Hij zal Nineve stellen tot een verwoesting, droog als een woestijn.

14 En in het midden van haar zullen den kudden legeren, al het gedierte der volken; ook de roerdomp, ook de nachtuil zullen op haar granaatappelen vernachten; een stem zal in het venster zingen, verwoesting zal in den dorpel zijn, als Hij haar cederwerk zal ontbloot hebben.

15 Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 704

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

704. Doende tekenen om heen te gaan tot de koningen der aarde en van het gehele wereldrond om die te vergaderen tot de oorlog van die grote dag van God Almachtig, betekent de betuigingen dat hun valsheden waarheden zijn en de aansporingen van allen in die gehele Kerk, die in dezelfde valse dingen zijn, om de ware dingen van de Nieuwe Kerk te bestrijden.

Dat tekenen doen is getuigen en eveneens betuigen dat het waar is, zie de nrs. 598, 599; hier dat hun valse dingen waar zijn; met de koningen der aarde en van het gehele wereldrond, worden degenen aangeduid die voornamelijk in de valse dingen vanuit het boze zijn; hier al degenen die in dezelfde valse dingen zijn in de gehele Kerk; met de koningen immers worden degenen aangeduid die in de ware dingen vanuit het goede zijn en in de tegengestelde zin zij die in de valse dingen vanuit het boze zijn, nr. 483; met de aarde wordt de Kerk aangeduid, nr. 285; evenzo met het wereldrond, nr. 551; met heengaan om die tot de oorlog te vergaderen, wordt aangeduid hen aansporen tot de strijd, of om te bestrijden; met de oorlog immers wordt de geestelijke oorlog aangeduid, namelijk die van het valse tegen het ware en die van het ware tegen het valse, nrs. 500, 586; dat het is om de ware dingen van de Kerk te bestrijden, is omdat gezegd wordt: van de grote dag van God Almachtig; en met die dag wordt de Komst van de Heer aangeduid en dus de Nieuwe Kerk; dat dit met de grote dag daar wordt aangeduid, zal men verderop zien; er wordt gezegd dat de geesten van de demonen het zullen doen, omdat met hen worden aangeduid de begeerten van de ware dingen te vervalsen en te redeneren vanuit valse dingen, nr. 703.

Hieruit blijkt, dat met de geesten van de demonen, tekenen doende om heen te gaan tot de koningen der aarde en van het gehele wereldrond, om die te vergaderen tot de oorlog van die grote dag van God Almachtig, worden aangeduid de betuigingen door degenen die worden verstaan onder de draak, het beest en de pseudoprofeet, nr. 701, 702, dat hun valsheden waarheden zijn en de aansporingen van allen in de gehele Kerk die in dezelfde valse dingen zijn, om de waarheden van de Nieuwe Kerk te bestrijden.

Dat met de grote dag van God Almachtig de Komst van de Heer wordt aangeduid en daarop de Nieuwe Kerk, staat vast uit vele plaatsen in het Woord, zoals:

‘In die dag zal Jehovah alleen verhoogd worden’, (Jesaja 2:11).

‘In die dag zal Israël steunen op Jehovah, de Heilige Israëls in de waarheid’, (Jesaja 10:20).

‘In die dag zullen de natiën de wortel van Isaï zoeken en Hem zal de rust heerlijkheid zijn’, (Jesaja 11:10, 11).

‘In die dag zullen de ogen tot de Heilige Israëls schouwen’, (Jesaja 17:7, 9).

‘In die dag zullen zij zeggen: Zie, Deze is onze God, Die wij verwacht hebben, opdat Hij ons bevrijde’, (Jesaja 25:9).

‘Mijn volk zal Mijn Naam leren kennen en in die dag ben Ik Hem Die spreekt, zie Mij’, (Jesaja 52:6).

‘Och, groot is de Dag van Jehovah en niet zal zijns gelijke zijn’, (Jeremia 30:7).

‘Zie, de dagen komende, waarop Ik een nieuw verbond zal maken en waarop voor Jehovah de stad zal gebouwd worden’, (Jeremia 31:27, 31, 38).

‘In die dagen zal Ik David een gerechte Spruit doen ontspruiten’, (Jeremia 33:15).

‘Zij zullen niet staan in de oorlog van de Dag van Jehovah’, (Ezechiël 13:5).

‘In die dag zal Michaël opstaan, de grote vorst, die voor de zonen van zijn volk staat. In die dag zal een elk weggerukt worden, die gevonden wordt geschreven te zijn in het Boek’, (Daniël 12:1).

‘In die dag zult gij roepen: Mijn echtgenoot. In die dag zal Ik een verbond met hen sluiten. In die dag zal Ik verhoren’, (Hosea 2:15, 17, 20).

‘Zie, Ik zal zenden Elia, eer dat de grote dag van Jehovah komt’, (Maleachi 4:5).

‘In die dag zal Jehovah zoals een kudde Zijn volk behouden’, (Zacharia 9:16).

‘In die dag zal Jehovah de bewoners van Jeruzalem beschermen’, (Zacharia 13:1).

‘Zie, de dag van Jehovah komt. Een enige dag, die Jehovah bekend zal zijn. In die dag zal Jehovah één zijn en Zijn Naam één. In die dag zal er een grote beroering zijn. In die dag zal op de bellen der paarden staan: De Heiligheid van Jehovah’, (Zacharia 14:1, 4, 6-9, 13, 20, 21).

Behalve deze plaatsen zijn er tal van andere, waarin onder de dag van Jehovah de Komst van de Heer wordt verstaan en dan de Nieuwe Kerk uit Hem, zoals in, (Jesaja 4:2; 19:16, 18, 21, 24; 20:6; 22:20; 25:9; 28:5; 29:18; 30:25, 26; 31:7; Jeremia 3:16-18; 23:5-7, 12, 20; 50:4, 20, 27; Ezechiël 24:26, 27; 29:21; 34:11, 12; 36:33; Hosea 3:5; 6:1, 2; Joël 2:29; 3:1, 14, 18; Obadja 1:15; Amos 9:11, 13; Micha 4:6; Habakuk 3:2; Zefanja 3:11, 16, 19, 20; Zacharia 2:11; Psalm 72:7, 8).

En die dag wordt de Dag van Jehovah genoemd in, (Joël 1:15; 2:1, 2, 11; Amos 5:13, 18, 20; Zefanja 1:7, 14; 2:2, 3; Zacharia 14:1) en elders.

Aangezien de ‘voleinding der eeuw’, dat wil zeggen, het einde van de Oude Kerk daar is wanneer de Komst van de Heer en de aanvang van de Nieuwe Kerk is aangebroken, wordt daarom met de Dag van Jehovah op zeer veel plaatsen ook het einde van de vorige Kerk aangeduid en gezegd dat er dan gedruis, tumult en oorlogen zullen zijn, zie de verzameling van deze plaatsen in het werk ‘de Leer van het Nieuwe Jeruzalem aangaande de Heer’, nrs. 4, 5.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl