Bible

 

Zacharia 2

Studie

   

1 Wederom hief ik mijn ogen op, en ik zag; en ziet, er was een man, en in zijn hand was een meetsnoer.

2 En ik zeide: Waar gaat gij henen? En hij zeide tot mij: Om Jeruzalem te meten; om te zien, hoe groot haar breedte, en hoe groot haar lengte wezen zal.

3 En ziet, de Engel, Die met mij sprak, ging uit; en een andere Engel ging uit, hem tegemoet.

4 En hij zeide tot hem: Loop, spreek dezen jongeling aan, zeggende: Jeruzalem zal dorpsgewijze bewoond worden, vanwege de veelheid der mensen en der beesten, die in het midden derzelve wezen zal.

5 En Ik zal haar wezen, spreekt de HEERE, een vurige muur rondom; en Ik zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar.

6 Hui, hui, vliedt toch uit het Noorderland, spreekt de HEERE; want Ik heb ulieden uitgebreid naar de vier winden des hemels, spreekt de HEERE.

7 Hui, Sion! ontkomt gij, die woont bij de dochter van Babel!

8 Want zo zegt de HEERE der heirscharen: Naar de heerlijkheid over u, heeft Hij mij gezonden tot die heidenen, die ulieden beroofd hebben; want die ulieden aanraakt, die raakt Zijn oogappel aan.

9 Want ziet, Ik zal Mijn hand over henlieden bewegen, en zij zullen hunnen knechten een roof wezen. Alzo zult gijlieden weten, dat de HEERE der heirscharen mij gezonden heeft.

10 Juich en verblijd u, gij dochter Sions; want zie, Ik kom, en Ik zal in het midden van u wonen, spreekt de HEERE.

11 En vele heidenen zullen te dien dage den HEERE toegevoegd worden, en zij zullen Mij tot een volk wezen; en Ik zal in het midden van u wonen; en gij zult weten, dat de HEERE der heirscharen mij tot u gezonden heeft.

12 Dan zal de HEERE Juda erven voor Zijn deel, in het heilige land, en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen.

13 Zwijg, alle vlees, voor het aangezicht des HEEREN! want Hij is ontwaakt uit Zijn heilige woning.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Ware Christelijke Religie # 157

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 853  
  

157. Aangezien onder de geest van de mens diens gemoed wordt verstaan, zo wordt ‘in de geest zijn’, hetgeen soms in het Woord gezegd wordt, de staat van het gemoed verstaan afgescheiden van het lichaam. En daar in die staat de profeten die dingen zagen die in de geestelijke wereld bestaan, wordt die staat of toestand ‘het Gezicht Gods’ genoemd. In deze staat waren zij dan zoals de geesten en engelen zelf in die wereld. In die staat kan de geest van de mens, net zoals het gemoed ten aanzien van het gezicht, van de ene plaats naar de andere worden overgebracht, terwijl het lichaam op zijn plaats blijft. Het is in deze staat, waarin ik nu reeds 25 jaren achtereen geweest ben, met dit verschil, dat ik in de geest en tevens in het lichaam, en slechts enkele malen buiten het lichaam was. Dat Ezechiël, Zacharia, Daniël en Johannes toen hij de Openbaring schreef, in die staat waren, blijkt uit het volgende: Ezechiël zegt:

‘De geest hief mij op en bracht mij in Chaldea tot de gevangenschap in het Gezicht Gods, in de Geest Gods; aldus voer het Gezicht, hetwelk ik gezien had, van mij op’, (Ezechiël 11:1, 24);

‘dat de Geest hem opnam, en hij achter zich een aardbeving hoorde’, (Ezechiël 3:12, 14);

‘dat de Geest hem opvoerde tussen de aarde en de hemel, en hem tot Jeruzalem bracht, en dat hij gruwelen zag’, (Ezechiël 8:3 e.v.); ‘dat hij vier dieren zag, die cherubim waren, en verschillende dingen bij hen’, (Ezechiël hoofdstuk 1 en 10); voorts, ‘een nieuwe aarde en een nieuwe tempel, en een engel, die ze mat’, (Ezechiël hoofdstuk 40-48);

‘dat hij toen in het gezicht en in de geest was’, (Ezechiël 40:2; 43:5).

Iets dergelijk geschiedde met Zacharia, in wie toen een engel was, toen hij, ‘zag een man rijdende tussen de mirten’, (Zacharia 1:8 e.v.); ‘vier hoornen, en een man in wiens hand een meetsnoer was’, (Zacharia 1:18; 2:1, 5 e.v.); ‘vervolgens deed Hij mij de hogepriester Jozua zien, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond om hem aan te klagen’, (Zacharia 3:1 e.v.); ‘een kandelaar en twee olijfbomen’, (Zacharia 4:1 e.v.);

‘een vliegende boekrol en een efa’, (Zacharia 5:1, 6);

‘vier wagens , uitgaande van tussen twee bergen, en paarden’, (Zacharia 6:1 e.v.). In een dergelijke staat was Daniël, toen hij zag ‘vier beesten opklimmende uit de zee’, en tal van dingen die ermee verband hielden, (Daniël 7:1 e.v.); toen hij zag ‘de worstelingen tussen de ram en de geitenbok’, (Daniël 8:1 e.v.); dat hij deze dingen zag ‘in het gezicht’ [nachtgezichten, dromen], (Daniël 7:1-2, 7, 13; 8:2; 10:1, 7-8); dat

‘de engel Gabriël hem verscheen in het gezicht, en met hem sprak’, (Daniël 9:21).

Iets dergelijks geschiedde met Johannes, toen hij de Openbaring schreef; hij zei dat

‘hij in de geest was op de dag des Heren’, (Apocalyps 1:10);

‘dat hij in een woestijn weggebracht werd in de geest’, (Apocalyps 17:3);

‘op een hoge berg in de geest’, (Apocalyps 21:10);

‘dat hij paarden zag in het gezicht’, (Apocalyps 9:17);

en elders, dat hij zag de dingen die hij beschreef, zoals toen ‘hij de Zoon des Mensen zag in het midden van de zeven kandelaren; de tabernakel, de tempel, de ark en het altaar in de hemel; het Boek verzegeld met zeven zegels, en de daarvan uitgaande paarden; de vier dieren om de Troon; de 12000 uitverkorenen uit elke stam; het Lam toenmaals op de berg Zion; de sprinkhanen, opklimmende uit de afgrond; de draak en zijn strijd met Michaël; de vrouw die een mannelijke zoon baarde, en in de woestijn vluchtte vanwege de draak; de twee beesten, het ene opklimmend uit de zee, het andere uit de aarde; de vrouw gezeten op het scharlaken beest; de draak, geworpen in een poel van vuur en zwavel; het witte paard en het grote avondmaal; de neerdalende Heilige Stad Jeruzalem, beschreven naar haar poorten, muren en grondvesten; de rivier van het levende water en de bomen des levens, vrucht voortbrengende elke maand’, en tal van dingen meer. In een dergelijke staat waren Petrus, Jacobus en Johannes, toen zij Jezus van gedaante veranderd zagen; en Paulus, toen hij onuitsprekelijke dingen hoorde uit de hemel.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.