Bible

 

Nahum 2

Studie

   

1 De verstrooier trekt tegen uw aangezicht op, bewaar de vesting; bezichtig den weg; sterk de lenden, versterk de kracht zeer.

2 Want de HEERE heeft de hovaardij Jakobs afgewend, gelijk de hovaardij Israels; want de ledigmakers hebben ze ledig gemaakt, en zij hebben hun wijnranken verdorven.

3 De schilden zijner helden zijn rood gemaakt, de kloeke mannen zijn scharlakenvervig; de wagens zijn in het vuur der fakkelen, ten dage als hij zich bereidt; en de spiesen worden geschud.

4 De wagens razen door de wijken, zij lopen ginds en weder op de straten; hun gedaanten zijn als der fakkelen, zij lopen door elkander henen als de bliksemen.

5 Hij zal aan zijn voortreffelijken gedenken, doch zij zullen struikelen in hun tochten; zij zullen haasten naar hun muur, als het beschutsel vaardig zal wezen.

6 De poorten der rivieren zullen geopend worden, en het paleis zal versmelten.

7 En Huzab zal gevankelijk weggevoerd worden, men zal haar heten voortgaan; en haar maagden zullen haar geleiden, als met een stem der duiven, trommelende op haar harten.

8 Nineve is wel als een watervijver, van de dagen af dat zij geweest is, doch zij zullen vluchten. Staat, staat! zal men roepen, maar niemand zal omzien.

9 Rooft zilver, rooft goud, want er is geen einde des voorraads, der heerlijkheid van allerlei gewenste vaten.

10 Zij is geledigd, ja, uitgeledigd, uitgeput, en haar hart versmelt, en de knieen schudden, en in al de lenden is smart, en hun aller aangezichten betrekken, als een pot.

11 Waar is nu de woning der leeuwen, en die weide der jonge leeuwen? Alwaar de leeuw, de oude leeuw, en het leeuwenwelp wandelde, en er was niemand, die hen verschrikte.

12 De leeuw, die genoeg roofde voor zijn welpen, en worgde voor zijn oude leeuwinnen, die zijn holen vervulde met roof, en zijn woningen met het geroofde.

13 Ziet, Ik wil aan u, spreekt de HEERE der heirscharen, en Ik zal haar wagenen in rook verbranden, en het zwaard zal uw jonge leeuwen verteren, en Ik zal uw roof uitroeien van de aarde, en de stem uwer gezanten zal niet meer gehoord worden.

   

Komentář

 

Aarde

  
by Brita Conroy

In de Openbaring wordt het woord "aarde" zowel als grondniveau gebruikt zoals we dat in de natuurlijke zin van het woord gebruiken, als in de zin van een groep. De actie in dit boek vindt plaats in de grote middenzone van de spirituele wereld, waar mensen eerst naartoe gaan en waar ze worden uitgezocht. Er zijn daar zowel slechte als goede mensen, en soms kan aan het einde van een kerk het kwaad grote invloed hebben voordat er een groot oordeel komt. Dit niveau van het geestelijke rijk wordt de "aarde" genoemd waarop de draak werd neergeworpen (Openbaring 12:9) en waarop de sterren vielen (Openbaring 12:4). De "aarde" die de vloed van de draak heeft opgeslokt, betekent die stille, onoprechte mensen binnen de kerk die de vloed van de valsheden van de draak hebben verdisconteerd (Openbaring 12:15). "Aarde" in de Bijbel kan een persoon of een groep gelijkgestemden betekenen als in een kerk. Maar het verwijst specifiek naar de buitenkant van de geest van de persoon, of naar de algemene gedachte van de groep. Als hemel en aarde samen worden genoemd, dan zijn zowel het inwendige als het uitwendige van de geest bedoeld -- iets om op te merken bij het lezen van het scheppingsverhaal. "Aarde" is een algemeen woord dat kan worden opgevat als een container voor andere, meer specifieke woorden, als grond, veld of tuin. Elk van deze betekent een persoon in een opgaande reeks als die persoon leert waarheden uit de Bijbel, denkt erover na en probeert ze toe te passen op het leven. De serie vertegenwoordigt de manier om goed en wijs te worden. "Aarde" en "grond" zijn termen die beide kanten op kunnen gaan, zoals in de gelijkenis van de zaaier (Mattheüs 13:4-8) was er zowel goede grond als slechte grond, maar "veld" en "tuin" betekenen geesten die regenereren in de richting van het goede.