Bible

 

Micha 3

Studie

   

1 Voorts zeide ik: Hoort nu, gij hoofden Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! Betaamt het ulieden niet het recht te weten?

2 Zij haten het goede, en hebben het kwade lief; zij roven hun huid van hen af, en hun vlees van hun beenderen.

3 Ja, zij zijn het, die het vlees mijns volks eten, en hun huid afstropen, en hun beenderen verbreken; en vaneen leggen, gelijk als in een pot, en als vlees in het midden eens ketels.

4 Alsdan zullen zij roepen tot den HEERE, doch Hij zal hen niet verhoren; maar zal Zijn aangezicht te dier tijd voor hen verbergen, gelijk als zij hun handelingen kwaad gemaakt hebben.

5 Alzo zegt de HEERE, tegen de profeten, die Mijn volk verleiden; die met hun tanden bijten, en roepen vrede uit; maar die niets geeft in hun mond, tegen dien zo heiligen zij een krijg.

6 Daarom zal het nacht voor ulieden worden vanwege het gezicht, en ulieden zal duisternis zijn vanwege de waarzegging; en de zon zal over deze profeten ondergaan; en de dag zal over hen zwart worden.

7 En de zieners zullen beschaamd, en de waarzeggers schaamrood worden; en zij zullen al te zamen de bovenste lip bewimpelen; want er zal geen antwoord Gods zijn.

8 Maar waarlijk, ik ben vol krachts van den Geest des HEEREN; en vol van gericht en dapperheid, om Jakob te verkondigen zijn overtreding, en Israel zijn zonde.

9 Hoort nu dit, gij hoofden van het huis Jakobs, en gij oversten van het huis Israels! die van het gericht een gruwel hebt, en al wat recht is verkeert;

10 Bouwende Sion met bloed, en Jeruzalem met onrecht.

11 Haar hoofden rechten om geschenken, en haar priesters leren om loon, en haar profeten waarzeggen om geld; nog steunen zij op den HEERE, zeggende: Is de HEERE niet in het midden van ons? ons zal geen kwaad overkomen.

12 Daarom, om uwentwil, zal Sion als een akker geploegd worden, en Jeruzalem zal tot steenhopen worden, en de berg dezes huizes tot hoogten eens wouds.

   

Komentář

 

Skin

  

'Skins' or 'hides' signify external things, because the hide is the outermost organ of an animal where its interiors extend, the same as with a person's dermis or skin. 'Skin' corresponds to truth or to falsity in the extremes. See Arcana Coelestia 1835, 10036, and Apocalypse Explained 386. 'Skin,' as in Job 19:26, means the natural degree a person has with him after death.

In Exodus 22:27, this signifies things that are relatively external. (Arcana Coelestia 9215)

In Exodus 34:29, this signifies the internal of the Word shining from the external. (Arcana Coelestia 10691)

In Job 19:20, this signifies being not entirely in falsities. (Apocalypse Explained 556[11])

In Jeremiah 13:23, this signifies that evil cannot change its nature. (Apocalypse Explained 780[5])

In Genesis 3:21, this signifies that the Lord instructed them in spiritual and natural good. (Arcana Coelestia 292)

In Genesis 27:16, this signifies the external truths of domestic good. (Arcana Coelestia 3540)