Bible

 

Mattheüs 13

Studie

   

1 En te dien dage Jezus, uit het huis gegaan zijnde, zat bij de zee.

2 En tot Hem vergaderden vele scharen, zodat Hij in een schip ging en nederzat, en al de schare stond op den oever.

3 En Hij sprak tot hen vele dingen door gelijkenissen, zeggende: Ziet, een zaaier ging uit om te zaaien.

4 En als hij zaaide, viel een deel van het zaad bij den weg; en de vogelen kwamen en aten datzelve op.

5 En een ander deel viel op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.

6 Maar als de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden; en omdat het geen wortel had, is het verdord.

7 En een ander deel viel in de doornen; en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve.

8 En een ander deel viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd-, het ander zestig-, en het ander dertig voud.

9 Wie oren heeft om te horen, die hore.

10 En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen?

11 En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven.

12 Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.

13 Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan.

14 En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken.

15 Want het hart dezes volks is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze.

16 Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen.

17 Want voorwaar zeg Ik u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien de dingen, die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te horen de dingen, die gij hoort, en hebben ze niet gehoord.

18 Gij dan, hoort de gelijkenis van den zaaier.

19 Als iemand dat Woord des Koninkrijks hoort, en niet verstaat, zo komt de boze, en rukt weg, hetgeen in zijn hart gezaaid was; deze is degene, die bij den weg bezaaid is.

20 Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt;

21 Doch hij heeft geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt, om des Woords wil, zo wordt hij terstond geergerd.

22 En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar.

23 Die nu in de goede aarde bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertig voud.

24 Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad zaaide in zijn akker.

25 En als de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid midden in de tarwe, en ging weg.

26 Toen het nu tot kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid.

27 En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid?

28 En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen?

29 Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt.

30 Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen, om hetzelve te verbranden; maar brengt de tarwe samen in mijn schuur.

31 Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterdzaad, hetwelk een mens heeft genomen en in zijn akker gezaaid;

32 Hetwelk wel het minste is onder al de zaden, maar wanneer het opgewassen is, dan is 't het meeste van de moeskruiden, en het wordt een boom, alzo dat de vogelen des hemels komen en nestelen in zijn takken.

33 Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie maten meels, totdat het geheel gezuurd was.

34 Al deze dingen heeft Jezus tot de scharen gesproken door gelijkenissen, en zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet.

35 Opdat vervuld zou worden, wat gesproken is door den profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen; Ik zal voortbrengen dingen, die verborgen waren van de grondlegging der wereld.

36 Toen nu Jezus de scharen van Zich gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers.

37 En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen;

38 En de akker is de wereld; en het goede zaad zijn de kinderen des Koninkrijks; en het onkruid zijn de kinderen des bozen;

39 En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen.

40 Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld.

41 De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen, en degenen, die de ongerechtigheid doen;

42 En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden.

43 Dan zullen de rechtvaardigen blinken, gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. Die oren heeft om te horen, die hore.

44 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker.

45 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone parelen zoekt;

46 Dewelke, hebbende een parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve.

47 Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten van vissen samenbrengt;

48 Hetwelk, wanneer het vol geworden is, de vissers aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade werpen zij weg.

49 Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden;

50 En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal zijn wening en knersing der tanden.

51 En Jezus zeide tot hen: Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere!

52 En Hij zeide tot hen: Daarom, een iegelijk Schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn schat nieuwe en oude dingen voortbrengt.

53 En het is geschied, als Jezus deze gelijkenissen geeindigd had, vertrok Hij van daar.

54 En gekomen zijnde in Zijn vaderland, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij zich ontzetten, en zeiden: Van waar komt Dezen die wijsheid en die krachten?

55 Is Deze niet de Zoon des timmermans? en is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn broeders Jakobus en Joses, en Simon en Judas?

56 En Zijn zusters, zijn zij niet allen bij ons? Van waar komt dan Dezen dit alles?

57 En zij werden aan Hem geergerd. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeeerd, dan in zijn vaderland, en in zijn huis.

58 En Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan, vanwege hun ongeloof.

   

Komentář

 

De innerlijke betekenis van het woord

Napsal(a) Alice Spiers Sechrist (strojově přeloženo do Nederlands)

De innerlijke betekenis van het woord

[NCBSP Redactie: Dit is een uittreksel uit een voorwoord van "The Dictionary of Bible Imagery" (1973), door Alice Spiers Sechrist, een vooraanstaand geleerde in de Swedenborgiaanse theologie en een bekwaam latinist. Het is een goede inleiding tot de grondslagen van Swedenborgs bijbeluitleg].

De methode van bijbeluitleg zoals uiteengezet in de theologische geschriften van Emanuel Swedenborg (1688-1772), Zweeds wetenschapper en ziener - op zichzelf een ongebruikelijke koppeling van belangen - is een even uniek systeem als de auteur ervan een filosoof was. Hij ontkende echter het bezit ervan als een oorspronkelijke uitvinding, zeggende dat het bekend was onder de meest oude volkeren, omdat het de wet is die de eenheid en homogene aard van de gehele schepping bevestigt, die de innerlijke wereld van de mens van de geest - en zijn hemelse wijsheid - verbindt met zijn uiterlijke wereld van natuur en wetenschap, en die communicatie mogelijk maakt tussen de mens en het Goddelijke, zelfs tot op het punt van het verbinden van menselijke genegenheid en gedachte met de goddelijke liefde en wijsheid, door wat goed en waar is (Arcana Coelestia 911:2, 978:2, 1476).

Swedenborg noemde dit symbolische systeem correspondentie, en gebruikte ook de termen representatief en betekenisvol. "De mens begrijpt de naakte geestelijke waarheden niet," zegt hij, "en daarom worden zij in het Woord voorgesteld door overeenkomstige natuurlijke dingen." En ook: "Tussen het geestelijke en het natuurlijke is er overeenkomst, en de dingen in de natuur die uit geestelijke dingen bestaan, zijn representanten." Personen in het Woord komen echter niet overeen met geestelijke dingen, maar vertegenwoordigen iets in de Heer, of in de aanneming of verwerping van Hem door de mens, en het zijn hun functies of handelingen die dus representatief zijn. Historische gebeurtenissen die in de Bijbel zijn opgetekend, vertegenwoordigen ook de geestelijke toestanden van de mens, hetzij in een bepaald tijdperk in de geschiedenis, hetzij in de loop van de wedergeboorte van een individu (Hemelse Verborgenheden 1409, 6948; De Apocalyps Onthuld 768).

Ter illustratie noemt Swedenborg de relatie tussen geest en lichaam, waarbij de eerste de geestelijke wereld van de mens voorstelt, en de tweede zijn natuurlijke, of de wereld van de natuur. Bij iemand die niet geleerd heeft zich anders voor te doen, komen de uitdrukking van het gezicht en de gebaren van het lichaam overeen met de genegenheden en gedachten van de geest; of, in woorden die Swedenborg vaak gebruikt, met de wil en het verstand. De "vormen" die in de geest bestaan, worden uitgebeeld in het gelaat en in de lichamelijke handelingen, maar in de geest zijn zij hemels en geestelijk, terwijl zij in het lichaam natuurlijk zijn. Kortom, de natuurlijke dingen die in de uiterlijke mens verschijnen, vertegenwoordigen zijn innerlijk, en de bijzonderheden die met zijn innerlijk overeenstemmen, corresponderen daarmee (Hemelse Verborgenheden 2987-2991; Heaqven en de Hel 97-99).

Swedenborg zegt verder dat de drie koninkrijken van de natuur - dierlijk, plantaardig en mineraal - overeenkomen met de geestelijke wereld of deze voorstellen, tot in hun kleinste bijzonderheden; want de oorzaken van alles wat in de wereld is, zijn van geestelijke dingen, terwijl hun gebruik van hemelse dingen is. "Zalig is hij die in overeenstemming is, dat wil zeggen, wiens uitwendige mens overeenstemt met zijn inwendige" (Hemelse Verborgenheden 2994).

CORRESPONDENTIE IN DE BIJBEL

De Bijbel spreekt over zon, maan en sterren, over tijden en seizoenen, over allerlei dieren - wilde of huisdieren, in het water, op het land of in de lucht; over landen en hun valleien en bergen; over overstromingen en rivieren; over stenen, gewone en kostbare; over metalen - goud, zilver, koper, ijzer; over stormen en aardbevingen; ook over dingen die rechtstreeks door de mens worden voortgebracht: voedsel, kleding, woningen en tempels, wegen, schepen en steden; over de delen en organen van het menselijk lichaam; en over historische mensen en gebeurtenissen. De werkelijkheid van al deze in het Woord genoemde symbolen is in de mens. Zowel het koninkrijk van de hemel als het koninkrijk van de hel zijn in hem, en in het Woord wordt ook de strijd uitgebeeld die de mens moet voeren om het ene te overwinnen en zich aan het andere over te geven; en er worden symbolische beloften gedaan "aan hem die overwint".

Het is op deze wijze dat onze Schepper met Zijn schepsel communiceert. Als u en ik met elkaar praten, bereiken wij elkaar niet in waarheid, tenzij wij van geest tot geest en van ziel tot ziel communiceren: lichamen communiceren niet zonder hun innerlijke realiteiten. Zo is het ook met het Woord van de Heer: tenzij wij de geest in de letter aanspreken en toestaan dat hij ons op zijn beurt aanspreekt, hebben wij oren die niet horen en ogen die niet zien (Hemel En Hel 99-114).

Suggereert de Schrift zelf een innerlijke inhoud?

Er is veel in het Woord zelf dat Swedenborg's stelling ondersteunt. In zijn Apocalyps Uitgelegd stelt hij dat het in zijn uiteindelijke of laagste vorm, dat wil zeggen in de talen van de aarde, is als een man bekleed, maar met handen en voeten ontbloot, of al wat wezenlijk is voor de zaligheid openlijk uitgedrukt in de letter. Waar het zo ontbloot is, verschijnen zijn goederen en waarheden zoals zij in de hemel zijn, of met de geestelijke zin duidelijk in de letterlijke zin. Hij vergelijkt de uiterlijke zin met de klederen van de Heer, terwijl de innerlijke wordt vergeleken met Zijn lichaam. Vanuit een ander gezichtspunt is het Woord als de klederen waarvan sprake is in het kruisigingsverhaal in Johannes: het buitenste gewaad werd verdeeld onder vier soldaten, maar het binnenste gewaad of tuniek, dat zonder naad was, werd door het lot toegewezen aan slechts één. Dit betekent de verspreiding en vervalsing van de uiterlijke waarheden van de Wet en de Profeten door de kerk van die tijd - die slechts een vertegenwoordiging van een kerk was; maar dat de inwendige zin niet vervalst kon worden, omdat die beschermd werd door de letter (Hemelse Verborgenheden 9035; Apocalyps Uitgelegd 644, 776; Ware Christelijke Religie 130).

Voor enkele ondersteunende letterlijke uitspraken in het Woord, overweeg het volgende:

1. Als het Woord dat vlees geworden is, zei de Heer:

"Het is de geest die leven geeft... De woorden die Ik tot u spreek zijn geest en leven" (Johannes 6:63).

Ook:

"Hij zei niets tegen hen zonder een gelijkenis" (Mattheüs 13:34).

2. In Psalm 78:2, lezen we: "Ik zal mijn mond openen in een gelijkenis, ik zal duistere uitspraken doen van vroeger." Dan volgt een gedicht dat de geschiedenis vertelt van de zonen van Israël en de beproevingen die zij hebben doorstaan toen zij hun staat van dienstbaarheid in Egypte verlieten en naar het Beloofde Land reisden. Is het niet zo dat zij de mens voorstellen in zijn pogingen om zich te bevrijden van de heerschappij van uitwendige dingen, de "vleespotten van Egypte", en de vrede en veiligheid van het wedergeboren leven te winnen? Het land Kanaän vertegenwoordigt een staat van liefde tot de Heer en de naaste, of de hemel. Als volk hebben de Israëlieten die staat nooit volledig bereikt, hoewel waarschijnlijk sommige individuen dat wel hebben gedaan; dus het land vertegenwoordigde de staat slechts als een ideaal, maar kwam er niet mee overeen (Arcana Coelestia 1025:4, 1093, 1413).

3. Er zijn vele andere situaties en voorvallen in het Woord van zowel het Oude als het Nieuwe Testament die duidelijk symbolisch zijn. Zo is er het scheppingsverhaal in de eerste hoofdstukken van Genesis: in Swedenborgs systeem beschrijft het niet de vorming van onze fysieke aarde, maar de her-vorming of regeneratie van het innerlijk van de mens. Laat ons hier in herinnering brengen dat onze Heer in zijn menswording slechts tweemaal een woord gebruikte dat vertaald wordt met moeten, als absoluut bindend voor zijn volgelingen. Deze gelegenheden zijn beide in het Evangelie van Johannes:

"Gij MOET wedergeboren worden" (Johannes 3:7);

en:

"Zij die Hem aanbidden MOETEN Hem aanbidden in geest en in waarheid" (Johannes 4:24).

Dit is van grote betekenis. In een andere interne betekenis (want er zijn lagen binnen lagen, of "Wielen binnen wielen" zoals Ezechiël het zegt), geven de eerste twee hoofdstukken van Genesis de opbouw van de eerste Kerk onder de mensen weer, waarbij met "Kerk" niet een kerkelijke instelling wordt bedoeld, maar een bepaald type van hemels of geestelijk leven in een land, of in een tijdperk.

4. 4. Dan is er het verslag van de zegeningen of de kwade veroordelingen die Jakob over zijn zonen en hun nakomelingen uitspreekt in Genesis 49, en ook een aantal tegenstrijdige uitspraken in de letter van de Schrift. Bijvoorbeeld, ons wordt het gebod gegeven: "Eer uw vader en uw moeder"; maar Jezus zegt in Lucas 14:26, dat tenzij een man "zijn vader en moeder haat... hij mijn discipel niet kan zijn." Swedenborg wijst erop, bij het verklaren van zulke tegenstellingen, dat elke overeenkomst of vertegenwoordiger zowel een positieve als een echte betekenis heeft, of een negatieve en tegengestelde. In het laatste citaat worden de negatieve vader en moeder bedoeld, de meedogenloze eigenliefde en haar partner, het valse denken, die een slecht leven voortbrengen - dezelfde afstamming waarnaar wordt verwezen wanneer bijvoorbeeld Eli's zonen "zonen van Belial" worden genoemd. Het kan niet betekenen dat Eli Belial was (Hemelse Verborgenheden 6333).

Als deze verhalen niet alleen waargebeurde geschiedenis zijn, of zelfs verzinsels, maar ook van toepassing zijn op de geestelijke ontwikkeling en geschiedenis van een individu of een ras, waarom mag dan niet de hele Schrift hetzelfde doen? Het voornaamste doel van het Woord is de mens te onderwijzen over zijn geestelijke natuur, het leven dat naar de hemel leidt, de volmaakte liefde en wijsheid van zijn Maker, en hoe hij op Hem kan reageren; doet het er dus toe dat de verhalen niet altijd letterlijk waar zijn? Onze hemelse Vader heeft geen behoefte aan een Woord om Zijn kinderen dingen te leren die zij door eigen onderzoek kunnen leren. Wij veroordelen de fabels van Aesop niet omdat ze niet letterlijk kunnen worden genomen, maar zijn bedoeld om een moraal aan te geven (Hemelse Verborgenheden 6948; Hemel en hel 89; Apocalyps Uitgelegd 985:4).

Swedenborg's Exegesis

Swedenborg analyseerde drie bijbelboeken volgens deze wet: in het Oude Testament, Genesis en Exodus, en in het Nieuwe Testament, het boek Openbaring. Verspreid door al zijn werken worden echter ook andere passages geïnterpreteerd, met name in zijn "Apocalyps Uitgelegd". Aan de andere kant zijn er vele die in het geheel niet aan de orde komen. Toch wordt aangenomen dat de student hier enige hulp zal vinden over bijna elk vers in die boeken die Swedenborg als het Woord aanvaardde. Bepaalde boeken werden door hem uitgesloten, en met een reden: in het Oude Testament waren Ruth, Kronieken, Ezra, Nehemia, Esther, Job, Spreuken, Prediker, en het Hooglied van Salomo onaanvaardbaar omdat zij niet die diepste zin hebben die naar de Heer alleen verwijst. Van Job zegt hij dat het bewust geschreven is in correspondenties voor het volk van een oude kerk onder wie de wetten bekend waren, een volk dat later "wijzen uit het oosten" werd genoemd. Hij zegt ook dat het Hooglied van Salomo is gemaakt in navolging van dergelijke geschriften (Arcana Coelestia 1756:2; de Leer over de Gewijde Schrift 20).

In het Nieuwe Testament worden alleen de vier Evangeliën en de Openbaring door Swedenborg aanvaard als behorende tot het Woord. Hij sprak over Paulus als "geïnspireerd", maar zegt dat zijn inspiratie niet zo ver ging dat zij de diepste of hemelse zin bereikte, die uitsluitend handelt over de Here Jezus Christus, de verzoekingen waaraan Zijn moederlijke mensheid werd onderworpen, Zijn uiteindelijke Verheerlijking en vereniging met de Vader, en Zijn koninkrijk (Hemelse Verborgenheden 3540; Apocalyps Uitgelegd 422, 543, 740:16).

[...] Voor de geest van de mens, en voor de engelen, zijn ideeën belangrijker dan woorden, en hetzelfde woord kan verschillende connotaties hebben in verschillende passages. Verschillende graden van betekenis - discrete graden, of afzonderlijke maar homogene referentiekaders - bestaan in alle bijbelse symbolen, want er zijn verschillende innerlijke zintuigen, de een binnen de ander.

Swedenborg noemt in het bijzonder vier graden:

1. De binnenste of hemelse zin, die van de Hemelse Hemel, de derde of hoogste. Zoals gezegd, handelt deze over de Heer alleen, en is dat de Schrift "aangaande Zichzelf" (Lucas 24:27 die Hij, althans gedeeltelijk, na Zijn opstanding ontvouwde aan de twee discipelen die Hij vergezelde op de weg naar Emmaüs, en wier "harten in hen brandden" bij het ontvouwen. Natuurlijk kan niemand op aarde die graad tot de hoogte van de hemelse engelen betreden, maar wij kunnen het van verre bekijken (Hemelse Verborgenheden 1963, 1965, 8943, 9407; Leer betreffende de Heilige Schrift 39, 40, 80; Hemel En Hel 95).

2. De geestelijke zin, voor de wedergeboren mannen en vrouwen (engelen) van de Geestelijke, of middelste, Hemel, en voor de wedergeborenen op aarde die weten dat zij wedergeboren moeten worden. Het betreft vooral de liefde tot de naaste, en het mijden van kwaden als zonden tegen God. Het vertelt ook de geschiedenis van de geestelijke ontwikkeling van de mens, zijn misstappen en zijn vooruitgang, of zijn ontvangst of verwerping van de waarheden van de universele kerk. Terwijl de hemelse zin hoofdzakelijk handelt over de goddelijke liefde, handelt de geestelijke over de verhouding van de mens tot de goddelijke waarheid (de Leer over de Gewijde Schrift 39).

3. Het hemels-natuurlijke en het geestelijk-natuurlijke van de Eerste of laagste Hemel, door Swedenborg soms de Natuurlijke of Ultieme Hemel genoemd. In termen is deze betekenis ongeveer dezelfde als de geestelijke, of zelfs de hemelse; en er is veel in Swedenborg dat suggereert dat wanneer hij in het algemeen spreekt over de innerlijke betekenis van het Woord, hij de geestelijk-natuurlijke of de hemelse-natuurlijke bedoelt; want het is van iets onderwezen, iets voor ons om te leren en in het geheugen te houden, zoals zij schijnen te doen in de Ultieme Hemel; terwijl in de Geestelijke en Hemelse Hemelen er geen behoefte is aan uitwendig onderricht: de engelen komen spontaan in de vorm van het Woord, aangepast aan hun toestand, en leven daarin (de Leer over de Gewijde Schrift 5, 26, 39; Apocalyps Uitleg 375:2, 449, 629:6, 832:6; Hemel En Hel 414; De Apocalyps Onthuld 325).

4. Tenslotte is er de "proximate" zin, die het dichtst bij de letter staat. Dit betreft de morele geschiedenis van de Zonen van Israël en hun nakomelingen; en ook andere naties of zelfs historische personen in de bijbelverhalen. Swedenborg raakt dit slechts nu en dan aan; maar soms, nogal onthutsend, zal hij het toepassen op verschillende verzen wanneer hij de voorgaande passages op meer interne niveaus heeft uitgelegd. Evenzo zal hij nu en dan plotseling overschakelen van het hemelse naar het geestelijke, of omgekeerd, zonder uitleg (Hemelse Verborgenheden 4690).

Tot slot kan ik niet beter doen dan een passage citeren uit de hand van dominee William F. Wunsch, Swedenborgiaans predikant en geleerde, waarin hij uitdrukking geeft aan een van de voornaamste leerstellingen van Swedenborg, namelijk dat de Heer, door aldus de innerlijke betekenis van de Schrift te openen, Zijn wederkomst in de "wolken des hemels", d.w.z. de "bewolkte" letterlijke zin, zo opent, dat de kracht en heerlijkheid van de innerlijke inhoud worden geopenbaard, en mogen verschijnen voor het vertroebelde verstand van de mensen op aarde.