Bible

 

Jozua 14

Studie

   

1 Dit is nu hetgeen de kinderen Israels geerfd hebben in het land Kanaan; hetwelk de priester Eleazar, en Jozua, de zoon van Nun, en de hoofden der vaderen van de stammen der kinderen Israels, hun hebben doen erven;

2 Door het lot hunner erfenis, gelijk als de HEERE door den dienst van Mozes geboden had, aangaande de negen stammen en den halven stam.

3 Want aan de twee stammen en den halven stam had Mozes een erfdeel gegeven op gene zijde van de Jordaan; maar aan de Levieten had hij geen erfdeel onder hen gegeven.

4 Want de kinderen van Jozef waren twee stammen, Manasse en Efraim; en aan de Levieten gaven zij geen deel in het land, maar steden om te bewonen, en derzelver voorsteden voor hun vee en voor hun bezitting.

5 Gelijk als de HEERE Mozes geboden had, alzo deden de kinderen Israels, en zij deelden het land.

6 Toen naderden de kinderen van Juda tot Jozua, te Gilgal, en Kaleb, de zoon van Jefunne, de Keneziet, zeide tot hem: Gij weet het woord, dat de HEERE tot Mozes, den man Gods, gesproken heeft te Kades-Barnea, ter oorzake van mij, en ter oorzake van u.

7 Ik was veertig jaren oud, toen Mozes, de knecht des HEEREN, mij uitgezonden heeft van Kades-Barnea, om het land te verspieden, en ik hem antwoord bracht, gelijk als het in mijn hart was.

8 Maar mijn broeders, die met mij opgegaan waren, deden het hart des volks smelten; doch ik volhardde den HEERE, mijn God, na te volgen.

9 Toen zwoer Mozes te dien zelven dage, zeggende: Indien niet het land, waarop uw voet getreden heeft, u en uw kinderen ten erfdeel zal zijn in eeuwigheid, dewijl gij volhard hebt den HEERE, mijn God, na te volgen.

10 En nu, zie, de HEERE heeft mij in het leven behouden, gelijk als Hij gesproken heeft; het zijn nu vijf en veertig jaren, sedert dat de HEERE dit woord tot Mozes gesproken heeft, toen Israel in de woestijn wandelde; en nu, zie, ik ben heden vijf en tachtig jaren oud.

11 Ik ben nog heden zo sterk, gelijk als ik was ten dage, toen Mozes mij uitzond; gelijk mijn kracht toen was, alzo is nu mijn kracht, tot den oorlog, en om uit te gaan, en om in te gaan.

12 En nu, geef mij dit gebergte, waarvan de HEERE te dien dage gesproken heeft; want gij hebt het te dienzelven dage gehoord, dat de Enakieten aldaar waren, en dat er grote vaste steden waren; of de HEERE met mij ware, dat ik hen verdreef, gelijk als de HEERE gesproken heeft.

13 Toen zegende hem Jozua, en hij gaf Kaleb, den zoon van Jefunne, Hebron ten erfdeel.

14 Daarom werd Hebron aan Kaleb, den zoon van Jefunne, den Keneziet, ten erfdeel tot op dezen dag; omdat hij volhard had den HEERE, den God Israels, na te volgen.

15 De naam nu van Hebron was eertijds Kirjath-Arba, die een groot mens geweest is onder de Enakieten. En het land rustte van den krijg.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 1616

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1616. Dat de woorden ‘Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde in de eikenbossen van Mamre die in Chebron zijn’ betekenen dat de Heer een nog innerlijker gewaarwording bereikte, blijkt uit de betekenis van tenten opslaan of de tent verplaatsen en oprichten, namelijk verbonden worden. Want de tent is het heilige van de godsdienst, wat eerder in de nrs. 414, 1452 is aangetoond, en hierdoor wordt de uiterlijke mens met de innerlijke verbonden. Het blijkt ook uit de betekenis van eikenbos, wat de innerlijke gewaarwording is, waarover eerder in de nrs. 1442, 1442, waar van het eikenbos van Moreh sprake is, dat de eerste innerlijke gewaarwording is. Hier staat echter eikenbossen van Mamre, in het meervoud, en die betekenen een uitgebreider gewaarwording, dat wil zeggen, innerlijker; deze gewaarwording wordt ‘de eikenbossen van Mamre, die in Chebron zijn’ genoemd. Mamre wordt ook elders vermeld, zoals in, (Genesis 14:13; 18:1; 23:17, 18, 19; 35:27);

verder ook Chebron in, (Genesis 35:27; 37:14; Jozua 10:36, 39; 14:13, 14, 15; 15:13, 54; 20:7; 21:11, 13; Richteren 1:10, 20) en elders. Maar met welke betekenis zal men daar ter plaatse, door de Goddelijke barmhartigheid van de Heer zien. Dat de eikenbossen van Mamre die in Chebron zijn, een nog innerlijker gewaarwording betekenen, daarmee is het als volgt gesteld: naarmate de dingen die tot de uiterlijke mens behoren, verbonden worden met de hemelse dingen van de innerlijke mens, groeit de gewaarwording en wordt innerlijker; de verbinding met de hemelse dingen geeft innerlijke gewaarwording; want in de hemelse dingen, welke tot de liefde tot Jehovah behoren, is het leven zelf van de innerlijke mens, of wat hetzelfde is, in de hemelse dingen, welke tot de liefde behoren, dat wil zeggen, in de hemelse liefde is Jehovah tegenwoordig en deze tegenwoordigheid wordt niet in de uiterlijke mens waargenomen, vooraleer de verbinding heeft plaatsgevonden; uit die verbinding komt alle innerlijke gewaarwording voort. Uit de innerlijke zin blijkt hier hoe het bij de Heer met deze dingen gesteld was, namelijk dat Zijn Uiterlijke Mens of Zijn Menselijk Wezen bij graden, al naar de vermenigvuldiging en de bevruchting van de erkentenissen, verbonden werd met het Goddelijk Wezen. Nooit kan iemand, voor zover hij mens is, met Jehovah of met de Heer verbonden worden, dan alleen door erkentenissen, want door de erkentenissen wordt de mens een mens. Zo werd de Heer, daar Hij evenals een ander mens geboren werd, ook onderwezen evenals een ander mens; maar in Zijn erkentenissen werden, als in vaten, ononderbroken hemelse dingen gegoten, zodat de erkentenissen voortdurend de opnemende vaten van de hemelse dingen werden en zelf ook hemels werden. Zo schreed Hij voortdurend voort naar de hemelse dingen van de kindsheid; want als eerder gezegd, worden de hemelse dingen, die tot de liefde behoren, ingegeven vanaf de vroegste kindsheid tot de jeugdjaren en ook tot de jongelingsjaren, al naar de mens is; dan en later wordt hij met wetenschappen en erkentenissen toegerust. Wanneer de mens van dien aard is, dat hij kan worden wedergeboren, worden deze wetenschappen en erkentenissen met hemelse dingen, die tot de liefde en de naastenliefde behoren, vervuld en zo dus in de hemelse dingen ingeplant, waarmee hi van kindsbeen af tot de jeugd- en jongelingsjaren is begiftigd, en op deze wijze wordt zijn uiterlijke mens met de innerlijke verbonden. Eerst worden deze erkentenissen ingeplant in de hemelse dingen, waarmee hij in de jeugdjaren was begiftigd; daarna in de hemelse dingen, daarna in de hemelse dingen die hij in de jeugdjaren had ontvangen, tenslotte in de hemelse dingen, welke hij in de vroegste kindsheid had ontvangen; dan is Hij het kind, waarvan de Heer zegt, dat zo’n mens het koninkrijk Gods is. Deze inplanting geschiedt door de Heer alleen; daarom bestaat er niets hemelse bij de mens en kan er ook niets bestaan, dat niet van de Heer is en dat de Heer niet toebehoort. De Heer heeft echter uit eigen vermogen Zijn Uiterlijke Mens met de Innerlijke verbonden en de erkentenissen met de hemelse dingen gevuld en deze in de hemelse dingen ingeplant en wel overeenkomstig de Goddelijke orde, eerst in de hemelse dingen in de jeugdjaren, daarna in de hemelse dingen in de leeftijd tussen jeugdjaren en kindertijd, tenslotte in de hemelse dingen van Zijn kindertijd zelf; zo werd Hij tegelijkertijd naar Zijn Menselijk Wezen de Onschuld Zelf en de Liefde Zelf, en van deze komen alle onschuld en alle liefde in de hemelen en op aarde. Een dergelijke onschuld is de ware kindsheid, daar zij tevens wijsheid is. Maar de onschuld van de kindsheid heeft, wanneer die niet door erkentenissen tot de onschuld van de wijsheid wordt, geen nut; daarom worden de kinderen in het andere leven met erkentenissen toegerust. Naarmate de Heer de erkentenissen in de hemelse dingen plantte, had Hij innerlijke gewaarwording, want zoals gezegd, uit de verbinding komt alle innerlijke gewaarwording voort: de eerste gewaarwording toen Hij de wetenschappelijke dingen van de knapenjaren inplantte, welke gewaarwording wordt aangeduid door het eikenbos Moreh; de tweede gewaarwording, waarvan hier sprake is, welke innerlijker is, toen Hij de erkentenissen inplantte, welke gewaarwording wordt aangeduid door de eikenbossen van Mamre, die in Chebron zijn.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl