Bible

 

Jonah 2

Studie

   

1 En Jona bad tot den HEERE, zijn God, uit het ingewand van den vis.

2 En hij zeide: Ik riep uit mijn benauwdheid tot den HEERE, en Hij antwoordde mij; uit den buik des grafs schreide ik, en Gij hoordet mijn stem.

3 Want Gij hadt mij geworpen in de diepte, in het hart der zeeen, en de stroom omving mij; al Uw baren en Uw golven gingen over mij henen.

4 En ik zeide: Ik ben uitgestoten van voor Uw ogen; nochtans zal ik den tempel Uwer heiligheid weder aanschouwen.

5 De wateren hadden mij omgeven tot de ziel toe, de afgrond omving mij; het wier was aan mijn hoofd gebonden.

6 Ik was nedergedaald tot de gronden der bergen; de grendelen der aarde waren om mij henen in eeuwigheid; maar Gij hebt mijn leven uit het verderf opgevoerd, o HEERE, mijn God!

7 Als mijn ziel in mij overstelpt was, dacht ik aan den HEERE, en mijn gebed kwam tot U, in den tempel Uwer heiligheid.

8 Die de valse ijdelheden onderhouden, verlaten hunlieder weldadigheid.

9 Maar ik zal U offeren met de stem der dankzegging; wat ik beloofd heb, zal ik betalen. Het heil is des HEEREN.

10 De HEERE nu sprak tot den vis; en hij spuwde Jona uit op het droge.

   

Komentář

 

Mountain

  

The Lord's love is the sun of heaven, and it is natural for us to look above ourselves to the sun of this world in thinking about the Lord. It follows, then, that to be closer to the Lord we would climb into the highest places -- and indeed, people have been worshiping on mountains for ages. In fact, even steeples on modern churches are symbolic mountains. It makes sense, then, that a mountain in the Bible represents love to the Lord, the highest, purest love we human beings can experience. Mountains can also represent the desire for good that comes from the love of the Lord. Hills, meanwhile, represent a love of other people and a caring for them, and when "mountains" is used in the plural it generally represents both loves.