Bible

 

Joël 2:30

Studie

       

30 En Ik zal wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren.

Bible

 

I Koningen 8:36

Studie

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4236

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4236. En Jakob zei: Dit is het kamp Gods; dit betekent de hemel; dat het kamp Gods de hemel betekent, komt omdat het heirleger de ware en goede dingen betekent, nr. 3448;

en de ware en goede dingen zijn door de Heer overeenkomstig de hemelse orde geschikt; vandaar is de schikking overeenkomstig heirlegers een legering en de hemelse orde zelf, die de hemel is, is het kamp; dit kamp of deze orde is zodanig dat zij op geen enkele wijze door de hel doorbroken kan worden, hoewel de hel het aanhoudende streven heeft om dat wel te doen; vandaar wordt die orde of de hemel ook een legerplaats genoemd en de ware en de goede dingen, dat wil zeggen de engelen, die volgens die orde zijn gerangschikt, worden de heirlegers genoemd; hieruit blijkt nu waarvandaan het kamp Gods, de hemel betekent. Het is deze orde zelf die werd aangeduid door de legeringen van de zonen Israëls in de woestijn, dus de hemel zelf; en het samenwonen zelf daar overeenkomstig de stammen, werd het kamp genoemd; de tabernakel die in het midden was en waar zij zich rondom legerden, beeldde de Heer zelf uit. Dat de zonen Israëls zich op deze wijze legerden, zie, (Numeri 1:1; 33:2-56);

en dat zij zich legerden rondom de tabernakel overeenkomstig de stammen, namelijk oostwaarts: Jehudah, Issaschar en Zebulon; zuidwaarts: Ruben, Simeon, Gad; westwaarts: Efraïm, Menasse, Benjamin; noordwaarts, Dan, Asser en Naftali; en de Levieten in het midden naast de tabernakel, (Numeri 2:2 e.v.); dat door de stammen alle goede en ware dingen in één samenvatting worden aangeduid, zie de nrs. 3858, 3862, 3926, 3939, 4060. Vandaar komt het dat Bileam, toen hij Israël zag wonen naar de stammen en de geest Gods toen over hem kwam, zijn uitspraak deed, en zei:

‘Hoe goed zijn Uw tabernakels, Jakob, uw habitakels, Israël, gelijk de dalen worden zij geplant, gelijk de tuinen aan de rivier’, (Numeri 24:2, 3, 5, 6);

het blijkt duidelijk dat onder die profetische dingen niet het volk werd verstaan dat Jakob en dat Israël wordt genoemd, maar dat het de hemel van de Heer is die werd uitgebeeld. Vandaar werden ook elders in het Woord hun ordeningen in de woestijn of de legeringen overeenkomstig de stammen ‘legerplaatsen’ genoemd; en door de legerplaats wordt daar in de innerlijke zin de hemelse orde aangeduid en door de legering de rangschikking overeenkomstig die orde, namelijk overeenkomstig de orde waarin de goede en ware dingen in de hemel zijn, zoals in, (Leviticus 4:12; 8:17; 13:46; 14:8; 16:26, 28; 24:14, 23; Numeri 2;4;4; 5:2-6; 9:17; 10:1-11, 25; 11:31, 32; 12:14, 15; 31:19-25; Deuteronomium 23:10-15). Dat het kamp Gods de hemel is, kan ook blijken bij Joël:

‘Voor Hem werd de aarde beroerd, beefden de hemelen; de zon en de maan werden zwart en de sterren trokken haar glans in en Jehovah gaf Zijn stem voor Zijn heirleger, omdat Zijn kamp zeer groot is, omdat hij die Zijn woord doet, talrijk is’, (Joël 2:10, 11).

Bij Zacharia:

‘Ik zal aan mijn huis van het heirleger legeren vanwege de doorgaande en vanwege de heengaande, opdat de drijver niet over hen doorga’, (Zacharia 9:8).

Bij Johannes:

‘Gog en Magog klommen op over de vlakte der aarde en omringen het kamp der heiligen en de beminde stad; maar er kwam een vuur neder van God en heeft hen verslonden’, (Openbaring 20:9);

Gog en Magog voor degenen die in een uiterlijke eredienst zijn, gescheiden van de innerlijke en afgodisch geworden, nr. 1151;

de vlakte der aarde voor het ware van de Kerk; dat de vlakte het ware is dat van het leerstellige is, nrs. 2450;

en dat de aarde de Kerk is, nrs. 556, 662, 1066, 1067, 1850, 2117, 2118, 3355; het kamp der heiligen voor de hemel of het rijk van de Heer op aarde, te weten de Kerk. Omdat de meeste dingen in het Woord ook een tegenovergestelde zin hebben, zo heeft ook het kamp die, en daar betekent het de boze en valse dingen, dus de hel, zoals bij David:

‘Als de bozen een kamp tegen mij zullen opslaan, mijn hart zal niet vrezen’, (Psalm 27:3).

Bij dezelfde:

‘God heeft de beenderen van degenen die zich legerden tegen mij, verstrooid; Gij hebt hem beschaamd gemaakt, omdat God hen verworpen heeft’, (Psalm 53:6). Onder ‘het kamp van Aschur’ waarin de engel van Jehovah, honderdvijfentachtigduizend sloeg’, (Jesaja 37:36), werd ook niets anders verstaan; evenzo onder ‘het kamp der Egyptenaren’, (Exodus 14:19, 20).

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl