Bible

 

Joël 2:3

Studie

       

3 Voor hetzelve verteert een vuur, en achter hetzelve brandt een vlam; het land is voor hetzelve als een lusthof, maar achter hetzelve een woeste wildernis, en ook is er geen ontkomen van hetzelve.

Bible

 

I Koningen 8:36

Studie

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

Ze Swedenborgových děl

 

Ware Christelijke Religie # 198

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 853  
  

198. Waar de Heer voor Zijn discipelen spreekt over ‘de voleinding der eeuw’, welke de laatste tijd van de Kerk is, daar zegt Hij aan het einde van de voorspellingen omtrent haar achtereenvolgende veranderingen van staat: ‘Terstond na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden, de maan zal haar schijnsel niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten van de hemelen zullen bewogen worden. En alsdan zal in de hemel verschijnen het teken van de Zoon des Mensen; en dan zullen al de stammen van de aarde wenen, en zullen de Zoon des Mensen zien, komende in de wolken van de hemel, met kracht en grote heerlijkheid. En Hij zal engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere ervan’, (Mattheüs 24:29-30, 31). Hieronder wordt in de geestelijke zin niet verstaan, dat zon en maan verduisterd zouden worden, dat de sterren van de hemel zouden vallen, en dat het teken van de Heer in de hemelen zou verschijnen, en dat men Hem in de wolken zou zien en tevens engelen met bazuinen; maar onder elk van die woorden worden geestelijke dingen verstaan die tot de Kerk behoren, en waarover de staat op het einde ervan gesproken werd. Want in de geestelijke zin wordt onder de zon, die verduisterd zal worden, de liefde tot de Heer verstaan; onder de maan die haar schijnsel niet geven zal, wordt het geloof in Hem verstaan; onder de sterren die van de hemel zullen vallen, worden de erkentenissen van het ware en goede verstaan; onder het teken van de Zoon des Mensen in de hemel, wordt de verschijning van het Goddelijk Ware in het Woord uit Hem verstaan; onder de stammen van de aarde, die zullen wenen, wordt verstaan het ontbreken van al het ware, dat van het geloof is, en van al het goede dat van de liefde is; onder de komst van de Zoon des Mensen in de wolken van de hemel met kracht en heerlijkheid, wordt verstaan de tegenwoordigheid van de Heer in het Woord, en openbaring; door de wolken van de hemel wordt de zin van de letter van het Woord aangeduid, en door de heerlijkheid de geestelijke zin van het Woord; onder de engelen met een bazuin van groot geluid wordt de hemel verstaan, vanwaar het Goddelijk Ware komt; onder het bijeenvergaderen van de uitverkorenen uit de vier winden van het uiterste van de hemelen tot het uiterste ervan, wordt verstaan een nieuwe hemel en een nieuwe kerk uit hen, die geloof in de Heer hebben en naar Zijn geboden leven. Dat geen verduistering van zon en maan bedoeld wordt, noch het neervallen van de sterren op aarde, blijkt duidelijk uit de profeten, bij wie dergelijke dingen gezegd worden ten aanzien van de staat van de Kerk, wanneer de Heer in de wereld zal komen, zoals bij Jesaja:

‘Zie, de dag van Jehovah zal komen, gruwelijk, en met ontsteking van de toorn; de sterren van de hemelen en hun gesternten zullen haar licht niet laten lichten; de zon zal verduisterd worden in haar opgang, en de maan zal haar schijnsel niet laten lichten; Ik zal over de wereld de boosheid bezoeken’, (Jesaja 13:9-10, 11).

Bij Joël:

‘De dag van Jehovah komt, een dag van duisternis en donkerheid; de zon en maan zullen zwart worden en de sterren zullen hun glans intrekken’, (Joël 2:1-2, 10; 3:15).

Bij Ezechiël:

‘Ik zal de hemelen bedekken, en de sterren zwart maken; Ik zal de zon met een wolk bedekken en de maan zal haar schijnsel niet laten lichten; alle lichtende lichten zal Ik verduisteren, en Ik zal duisternis geven over het land’, (Ezechiël 32:7-8).

Onder ‘de dag van Jehovah’, wordt de komst van de Heer verstaan, die plaats vond, toen er niet langer enig goede van de liefde en enig ware van het geloof in de Kerk over was, en niet enige erkentenis van de Heer; daarom wordt het een dag van duisternis en donkerheid genoemd.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.