Bible

 

Joël 2:16

Studie

       

16 Verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens, en die de borsten zuigen; de bruidegom ga uit zijn binnenkamer, en de bruid uit haar slaapkamer.

Bible

 

I Koningen 8:36

Studie

       

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalyps Onthuld # 447

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 962  
  

447. En het getal van de heirlegers van de ruiterij was twee myriaden van myriaden, betekent de redeneringen over het geloof-alleen, waarvan de innerlijke dingen van hun gemoed overvol waren, vanuit een massa louter valsheden van het boze.

Met de heirlegers worden de goede en de ware dingen aangeduid en in de tegengestelde zin de boze en de valse dingen, hier de valse dingen van het boze, waarover hierna; met de ruiterij worden de redeneringen ten aanzien van het geloof-alleen aangeduid, omdat met het paard het verstand van het Woord wordt aangeduid, nr. 298 en eveneens het te gronde gerichte verstand van het Woord, nrs. 305, 313, 320; vandaar worden met de ruiterij aangeduid, de redeneringen vanuit het te gronde gerichte verstand van het Woord, hier over het geloof-alleen, omdat over hen die daarin zijn wordt gehandeld; onder twee myriaden van myriaden worden niet evenzovele in aantal verstaan, maar een grote overvloed; dat twee wordt gezegd, is omdat van twee wordt gesproken met betrekking tot het goede en in de tegengestelde zin met betrekking tot het boze, nr. 322 en omdat van myriaden wordt gesproken met betrekking tot de ware dingen en in de tegengestelde zin met betrekking tot de valse dingen, nr. 287.

Hieruit kan men zien dat met het getal van de heirlegers van de ruiterij twee myriaden van myriaden, de redeneringen worden aangeduid ten aanzien van het geloof-alleen, waarvan de innerlijke dingen van hun gemoed vol waren, vanuit een massa louter valse dingen van het boze.

Dat met de heirlegers in het Woord de goede en de ware dingen van de hemel en de Kerk worden aangeduid en in de tegengestelde zin het boze en het valse, kan vaststaan uit de plaatsen waar de zon, de maan en de sterren heirlegers worden genoemd en met de zon het goede van de liefde wordt aangeduid en met de maan het ware van het geloof en met de sterren de erkentenissen van het goede en het ware; en omgekeerd in de tegengestelde zin, nrs. 51, 53, 332, 413; beide worden heirlegers genoemd in deze plaatsen:

‘Looft Jehovah, al Zijn heirscharen, looft Hem, zon en maan, alle gij sterren’, (Psalm 148:2, 3).

‘Mijn handen hebben de hemelen uitgebreid en Ik heb al hun heir geboden’, (Jesaja 45:12).

‘Door het Woord van Jehovah zijn de hemelen gemaakt en door de geest van Zijn mond al hun heir’, (Psalm 33:6).

‘Volbracht zijn de hemelen en de aarde en al hun heir’, (Genesis 2:1).

‘De hoorn van de geitenbok groeide tot aan het heir van de hemelen en hij wierp er ter aarde neder van het heir en van de sterren; ja, hij verhief zich tot aan de vorst van het heir; en het heir werd overgegeven over het gedurige ter overtreding, omdat hij de waarheid ter aarde heeft geworpen; de Heilige zei: Tot hoe lang wordt het Heilige en het heir ter vertreding gegeven’, (Daniël 8:10-14).

‘Jehovah heeft Zijn stem uitgegeven voor het heir’, (Joël 2:11).

‘Op de daken van de huizen hebben zij gerookt aan al het heir van de hemelen’, (Jeremia 19:13).

‘Opdat gij u niet nederbuigt en dient de zon, de maan, de sterren en al het heir van de hemelen’, (Deuteronomium 4:19; 17:3; Jeremia 8:2; Jesaja 13:4; 34:4; 40:26; Jeremia 33:22; Zacharia 9:8; Openbaring 19:4).

Aangezien met de heirlegers van de hemelen de goede en de ware dingen van de hemel en van de Kerk worden aangeduid, wordt daarom de Heer genoemd Jehovah Zebaoth, dat wil zeggen, Jehovah van de heirscharen; en werd daarom de bediening van de Levieten krijgsdienst genoemd, (Numeri 4:3, 23, 30, 39); en wordt bij David gezegd:

‘Zegent Jehovah, al Zijn heirscharen, gij Zijn dienaren doende Zijn wil’, (Psalm 103:21).

De boze en de valse dingen in de Kerk worden aangeduid met het heir van de natiën, (Jesaja 34:2).

Met het heir van de koning van het noorden, waarmee hij kwam tegen de koning van het zuiden’, (Daniël 11:13, 15, 20).

De koning van het noorden is het valse van het boze in de Kerk en de koning van het zuiden is het ware en het goede daar.

Door de Heer wordt gezegd:

‘Wanneer gij zult zien dat Jeruzalem van heirlegers is omgeven, zo weet dat haar verwoesting nabij is’, (Lukas 21:20); met Jeruzalem wordt daar de Kerk aangeduid en met de legers de boze en de valse dingen die haar zullen verwoesten; daar wordt gehandeld over ‘de voleinding van de eeuw’, te weten de laatste tijd van de Kerk; de boosheden en valsheden worden met de heirlegers aangeduid bij Joël:

‘Ik zal ulieden de jaren vergelden, welke de sprinkhaan, de meikever, de kruidworm en de rups heeft afgegeten, het grote heir, hetwelk Ik onder u gevonden heb’, (Joël 2:25); dat met de sprinkhaan en de overige dingen het valse in uitersten wordt aangeduid, zie eerder in nr. 424.

  
/ 962  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, 2017, op www.swedenborg.nl