Bible

 

Joël 2

Studie

   

1 Blaast de bazuin te Sion, en roept luide op den berg Mijner heiligheid; laat alle inwoners des lands beroerd zijn, want de dag des HEEREN komt, want hij is nabij.

2 Een dag van duisternis en donkerheid, Een dag van wolken en dikke duisterheid, als de dageraad uitgespreid over de bergen; een groot en machtig volk, desgelijks van ouds niet geweest is, en na hetzelve niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten.

3 Voor hetzelve verteert een vuur, en achter hetzelve brandt een vlam; het land is voor hetzelve als een lusthof, maar achter hetzelve een woeste wildernis, en ook is er geen ontkomen van hetzelve.

4 De gedaante deszelven is als de gedaante van paarden, en als ruiters zo zullen zij lopen.

5 Zij zullen daarhenen springen als een gedruis van wagenen, op de hoogten der bergen; als het gedruis ener vuurvlam, die stoppelen verteert; als een machtig volk, dat in slagorde gesteld is.

6 Van deszelfs aangezicht zullen de volken in pijn zijn; alle aangezichten zullen betrekken als een pot.

7 Als helden zullen zij lopen, als krijgslieden zullen zij de muren beklimmen; en zij zullen daarhenen trekken, een iegelijk in zijn wegen, en zullen hun paden niet verdraaien.

8 Ook zullen zij de een den ander niet dringen; zij zullen daarhenen trekken elk in zijn baan; en al vielen zij op een geweer, zij zouden niet verwond worden.

9 Zij zullen in de stad omlopen, zij zullen lopen op de muren, zij zullen klimmen in de huizen; zij zullen door de vensteren inkomen als een dief.

10 De aarde is beroerd voor deszelfs aangezicht, de hemel beeft; de zon en maan worden zwart, en de sterren trekken haar glans in.

11 En de HEERE verheft Zijn stem voor Zijn heir henen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, doende Zijn woord; want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en wie zal hem verdragen?

12 Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.

13 En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade.

14 Wie weet, Hij mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht een zegen achter Zich overlaten tot spijsoffer en drankoffer voor den HEERE, uw God.

15 Blaast de bazuin te Sion, heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit.

16 Verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens, en die de borsten zuigen; de bruidegom ga uit zijn binnenkamer, en de bruid uit haar slaapkamer.

17 Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE! en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God?

18 Zo zal de HEERE ijveren over Zijn land, en Hij zal Zijn volk verschonen.

19 En de HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren, en den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden; en Ik zal u niet meer overgeven tot een smaadheid onder de heidenen.

20 En Ik zal dien van het noorden verre van ulieden doen vertrekken, en hem wegdrijven in een dor en woest land, zijn aangezicht naar de Oostzee, en zijn einde naar de achterste zee; en zijn stank zal opgaan, en zijn vuiligheid zal opgaan; want hij heeft grote dingen gedaan.

21 Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan.

22 Vreest niet, gij beesten des velds! want de weiden der woestijn zullen weder jong gras voortbrengen; want het geboomte zal zijn vrucht dragen, de wijnstok en vijgeboom zullen hun vermogen geven.

23 En gij, kinderen van Sion! verheugt u en zijt blijde in den HEERE, uw God; want Hij zal u geven dien Leraar ter gerechtigheid; en Hij zal u den regen doen nederdalen, den vroegen regen en den spaden regen in de eerste maand.

24 En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen.

25 Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb.

26 En gij zult overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen den Naam des HEEREN, uw Gods, Die wonderlijk bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd worden tot in eeuwigheid.

27 En gij zult weten, dat Ik in het midden van Israel ben, en dat Ik de HEERE, uw God, ben, en niemand meer; en Mijn volk zal niet beschaamd worden in eeuwigheid.

28 En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien;

29 Ja, ook over de dienstknechten, en over de dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten.

30 En Ik zal wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren.

31 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke dag des HEEREN komt.

32 En het zal geschieden, al wie den Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden; want op den berg Sions en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, gelijk als de HEERE gezegd heeft; en dat, bij de overgeblevenen, die de HEERE zal roepen.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalypse Explained # 329

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 1232  
  

329. Since it is said, "thou didst redeem us to God in thy blood," and since this is understood within the church entirely according to the sense of the letter, and not according to any spiritual sense, I will also show that "blood" does not mean blood, or the Lord's suffering on the cross, but Divine truth proceeding from the Lord, and the reception of it by man; thus that "thou didst redeem us in Thy blood" means that He has delivered and freed from hell those who acknowledge Him, and receive Divine truth from Him (as was said above, n. 328. In illustration of this matter I will cite the following. Because all things that were commanded in the Israelitish Church were representative of things celestial and spiritual, and not the least thing was not so, it was also commanded, when the paschal supper was first instituted:

That they shall take of the blood, and put it on the two side posts and on the lintel upon the houses wherein they shall eat [the paschal lamb]; and the blood shall be for you for a sign upon the houses where ye are; and when I see the blood I will pass over you, nor shall there be a plague upon you from the destroyer when I shall smite the land of Egypt. And further: Ye shall take a bunch of hyssop, and dip it in the blood that is in the basin, and shall touch the lintel and the two side posts with the blood that is in the basin; and not a man of you shall go out of the entrance of his house until the morning. And Jehovah will pass through to smite Egypt; and when he shall see the blood upon the lintel and upon the two side posts, Jehovah will pass over the door, and will not suffer the smiter to come into your houses to strike you (Exodus 12:7, 13, 22-23).

He who does not know that there is a spiritual sense in the Word believes that "blood" here signifies the Lord's blood upon the cross; but this is not at all the meaning in heaven; but to the angels there the paschal supper here described has a like meaning as the holy supper instituted by the Lord, in which, in place of the paschal lamb, there are the bread and the wine; and the Lord then said that the bread was His flesh and the wine was His blood; and everyone knows, or may know, that bread and wine are what nourish the body, bread as food and wine as drink, and that in the Word, which in its bosom is spiritual, these things also must be spiritually understood, "bread" standing for all spiritual food, and "wine" for all spiritual drink.

[2] Spiritual food is all the good that is communicated and given to man by the Lord, and spiritual drink is all the truth that is communicated and given to man by the Lord. These two, namely, good and truth, or love and faith, make man spiritual; it is said, or love and faith, because all good is of love, and all truth is of faith. From this it can be seen that "bread" means the Divine good of the Lord's Divine love, and in reference to man, this good received by him; also that "wine" means the Divine truth that proceeds from the Divine good of the Lord's Divine love, and in reference to man, this truth received by him. Since the Lord says that His flesh is bread, and His blood is wine, it can be seen that "the Lord's flesh" means the Divine good of His Divine love, and "to eat" it means to receive it, and make it one's own, and thus to be conjoined to the Lord; and that "the Lord's blood" means the Divine truth that proceeds from the Divine good of His Divine love, and that "drinking" it means to receive that truth and make it one's own, and thus be conjoined to the Lord.

[3] Again, spiritual nourishment is from the good and truth that proceed from the Lord, as all nourishment of the body is from food and drink; their correspondence also is from this, which is such that where anything of food, or that serves for food, is mentioned in the Word, good is meant, and where anything of drink, or that serves for drink, is mentioned, truth is meant. From this it can be seen that the "blood" from the Paschal Lamb, which the sons of Israel were commanded to put upon the two side posts and upon the lintel of their houses, means Divine truth proceeding from the Lord; this, when received in faith and life, protects man against the evils that rise up out of hell; for in His Divine truth the Lord is with man, for this is the Lord's own with man, yea, it is Himself with man. Who that thinks from sound reason cannot see that the Lord is with a man not in His blood, but in His Divine, which is the good of love and the good of faith received by man. (But what the particulars here signify, namely, "the two side posts" and "the lintel," "the destroyer" and "smiter," and "Egypt," and many other things in this chapter, can be seen in Arcana Coelestia, where they are explained.)

[4] From what has now been said, without further explanation, the significance of the Lord's words when He instituted the Holy Supper is evident:

As they were eating, Jesus took bread, and blessed, broke, and gave to the disciples, and said, Take, eat; this is My body. And He took the cup, and having given thanks, He gave to them, saying, Drink of it, all of you; for this is My blood of the new covenant, which is shed for many. I say unto you that I will not drink henceforth of this product of the vine until that day when I shall drink it with you in the kingdom of God (Matthew 26:26-29; Mark 14:22-25; Luke 22:15-20).

As "wine" means Divine truth nourishing the spiritual life, therefore the Lord says to them, "I say unto you that I will not drink henceforth of this product of the vine until that day when I shall drink it with you new in the kingdom of God," which shows clearly that something spiritual is meant, for He says that "He is to drink with them," and "in the kingdom of God," or in heaven, and also that "He is to eat" with them of the Paschal Lamb there (Luke 22:16).

[5] What has now been said also makes clear what is signified by these words of the Lord:

The bread that I will give is My flesh. Verily, verily, I say unto you, Except ye eat the flesh of the Son of man, and drink His blood, ye have not life in you. He that eateth My flesh and drinketh My blood hath eternal life; and I will raise him up at the last day. For My flesh is truly food, and My blood is truly drink. He that eateth My flesh and drinketh My blood abideth in Me, and I in him. This is the bread that cometh down out of heaven (John 6:51-58).

That the Lord's "flesh" is Divine good, and His "blood" Divine truth, both of them from Him, can be seen from this, that these are what nourish the soul; it is therefore said, "My flesh is truly food, and My blood is truly drink." And as a man is conjoined to the Lord by Divine good and truth, therefore it is further said, "He that eateth My flesh and drinketh My blood shall have eternal life, and he abideth in Me and I in him." The Lord spoke in this way, namely, saying His "flesh" and His "blood," and not His Divine good and His Divine truth, in order that the sense of the letter of the Word might be made up of such things as correspond to things spiritual, in which the angels are; thus and in no other way could there be, by means of the Word, a conjunction of the men of the church with the angels (See The Doctrine of the New Jerusalem 252, 258-262; and Heaven and Hell 303-310).

[6] Since "blood" signifies the Divine truth proceeding from the Lord, and conjunction with the Lord is effected by man's reception of it, therefore blood is called "the blood of the covenant," for "covenant" signifies conjunction. Blood is called "the blood of the covenant" by the Lord when He instituted the Holy Supper, for He said:

Drink of it, all of you; for this is My blood of the new covenant [or testament] (Matthew 26:27, 28; Mark 14:24; Luke 22:20).

It is also called "the blood of the covenant" in Moses, where is the following:

Moses came from Mount Sinai, and told the people all the words of Jehovah, and all the judgments. And Moses wrote all the words of Jehovah, and rose up early in the morning, and built an altar under the mount. And he sent young men of the sons of Israel, and they offered up burnt-offerings, and sacrificed bullocks as peace-offerings unto Jehovah. And Moses took half of the blood and put it in basins; and half of the blood he sprinkled on the altar. And he took the book of the covenant, and read in the ears of the people; and they said, All that Jehovah hath spoken will we do and hear. And he took the blood and sprinkled it on the people, and said, Behold the blood of the covenant that Jehovah hath concluded with you upon all these words. And they saw the God of Israel, and under His feet as it were a work of sapphire stone, and as the substance of the heavens for purity (Exodus 24:3-11).

That "blood" here signifies Divine truth proceeding from the Lord and received by man, and conjunction therefrom, is evident, for half of it was sprinkled on the altar and half on the people; for the "altar" signified all worship that is from the good of love, and the "people" those who offer worship and receive the good of love by means of truths; for all reception of Divine good is effected by truths made truths of life, and consequent conjunction is by means of the good in such truths. That there is conjunction by means of the good in such truths, that is, by means of truths made truths of life, and that "blood" was a representative thereof, is very clear from the words there, for this was done when Moses descended from Mount Sinai, from which the law was promulgated, and also the statutes and judgments that were to be observed; and it is said that "Moses wrote all these words of Jehovah, and read them in the ears of the people," who said, "All that Jehovah hath spoken will we do and hear," which words they said twice (See verses 3 and 7).

[7] Words or truths become truths of life by doing; and as Moses wrote these words, he called them, "The Book of the Covenant," which signifies that there is conjunction by means of them. The law promulgated by Jehovah from Mount Sinai, and the statutes and judgments that were also commanded at that time, signified all Divine truth, or the Divine truth in its whole complex. This is why they are called "the Book of the Covenant," and why the ark in which was that book is called "The Ark of the Covenant," "covenant" signifying conjunction. Because Divine truth, by which there is conjunction, proceeds from the Lord, the Lord appeared to the people "under the feet as it were a work of sapphire stone;" that He so appeared "under the feet" signifying that Divine truth is such in ultimates. Divine truth in ultimates is Divine truth in the sense of the letter of the Word; "work of sapphire stone" signifies the translucence of this sense from Divine truth in the internal or spiritual sense; "the God of Israel" is the Lord. (That "sapphire stone" signifies translucence from internal truths, see Arcana Coelestia 9407; and that "the God of Israel" is the Lord in respect to the Divine Human, see above, n. 328.) From this it is now clear that a "covenant" or conjunction is effected by means of Divine truth, and that the blood sprinkled on the altar and half of it on the people was a representative of it, since "blood" signifies Divine truth proceeding from the Lord and received by man, as was said above.

(That "covenant" signifies conjunction, see Arcana Coelestia 665, 666, 1023, 1038, 1864, 1996, 2003, 2021, 6804, 8767, 8778, 9396, 10632.

That the law in a strict sense means the ten commandments of the Decalogue, and in a broad sense, the whole Word, thus all Divine truth, n. 2606, 3382, 6752, 7463, 9417.

That from this "Mount Sinai" signifies heaven where the Lord is, from whom is Divine truth, or from whom is the law, both in the strict and the broad sense, n. 8399, 8753, 8793, 8805, 9420; and that the altar was the principal representative of the Lord, and of the worship from the good of love, n. 921, 2777, 2811, 4489, 4541, 8935, 8940, 9388-9389, 9714, 9963-9964, 10123, 10151, 10242, 10245, 10642.)

[8] Since "blood" signifies Divine truth proceeding from the Lord and received by man, from which is conjunction, therefore all things that were representative of things Divine proceeding from the Lord which are called celestial and spiritual were inaugurated by oil and by blood, and were then called holy. They were inaugurated by oil and blood that they might be representative, because "oil" signified the Divine good of the Divine love, and "blood" the Divine truth proceeding therefrom, for truth proceeds from good. That inaugurations and sanctifications were made by means of oil will be seen in what follows, where they are treated of in their paragraph. Here let some things in which blood was used be mentioned, as:

When Aaron and his sons were to be sanctified, blood was sprinkled upon the horns of the altar, and round about the altar, and upon Aaron and his sons, and upon their garments (Exodus 29:12, 16, 20-21; Leviticus 8:24).

Blood was sprinkled seven times before the veil that was over the ark, and upon the horns of the altar of incense (Leviticus 4:6-7, 17-18).

Before Aaron entered within the veil to the mercy-seat, he should sacrifice and burn incense, and should sprinkle the blood with the finger seven times upon the mercy-seat eastward (Leviticus 16:12-15).

The blood of the burnt-offering and of the sacrifice should be sprinkled upon the altar, around the altar, and at the base of the altar (Leviticus 1:5, 1:11, 15; 3:2, 8, 13; 4:25, 30, 34; 5:9; 8:15, 24; 17:6; Numbers 18:17; Deuteronomy 12:27).

The blood should be sprinkled upon the horns of the altar and thus expiation should be made for the altar (Exodus 30:10; Leviticus 16:18-19).

Blood from the burnt-offerings and sacrifices was sprinkled and poured out upon the altar, around the altar, or at its base, because the altar with the burnt-offerings and sacrifices upon it represented and thence signified all worship from the good of love and the truths therefrom; and as truths proceed from good, therefore the blood was sprinkled on and poured out around the altar, for "around" signifies proceeding.

[9] (But these things can be better seen from what has been shown respecting burnt offerings and sacrifices in the Arcana Coelestia, as follows: "burnt-offerings" and "sacrifices" signified all things of worship from the good of love, and the truths therefrom, n. 923, 6905, 8680, 8936, 10042. Therefore burnt-offerings and sacrifices were called bread, n. 2165, because "bread" signifies everything that nourishes the spiritual life, n. 2165, 3478, 4976, 5147, 5915, 6118, 8410, 8418, 9323, 10686. Burnt-offerings and sacrifices signified celestial Divine and spiritual Divine things, which are the internals of the church, from which are all things of worship, n. 2180, 2805, 2807, 2830, 3519; with a difference according to the differences of worship, n. 2805, 6905, 8936. Therefore there were many kinds of burnt-offerings and sacrifices, and in them various processes and consisting also of various animals, n. 2830, 9391, 9990. The various things they specially signified can be known from the particulars of the procedure unfolded by the internal sense, n. Arcana Coelestia 10042. The rituals and procedures of the sacrifices contain arcana of heaven, n. Arcana Coelestia 10057. In general they contain the arcana of the glorification of the Lord's Human, and in a relative sense, the arcana of man's regeneration and his purification from evils and falsities, n. 9990, 10022, 10042, 10053, 10057. What was signified by the "meal-offerings," which were bread and cakes, which were also sacrificed, n. Arcana Coelestia 10079; what by the "drink-offering," which was wine, n. 4581, 10137)

[10] When these things are understood it can be known that "the blood of the sacrifice" in other places also in the Word signifies Divine truth, as in Ezekiel:

Say to the bird of every wing and to the beast of the field, Come together and come; gather yourselves from round about to My sacrifice that I do sacrifice for you, a great sacrifice upon the mountains of Israel; that ye may eat flesh and drink blood. Ye shall eat the flesh of the mighty and drink the blood of the princes of the earth. And ye shall eat fat to satiety, and drink blood to drunkenness, of My sacrifice which I sacrifice for you. And ye shall be satiated at My table with horse, with chariot, with every man of war. So will I give My glory among the nations (Ezekiel 39:17-21).

This treats of the restoration of the church; and "Israel" and "Jacob" mean all who are of the church, respecting whom these things therefore are said; "a great sacrifice upon the mountains of Israel" signifies all things of their worship; "flesh" and "fat" signify the good of love, and "blood" the truth from that good; worship is from these; an abundance of both is described by their "eating flesh and fat to satiety," and "drinking blood to drunkenness," and this "of the sacrifice;" it is therefore further said, "Ye shall be satiated at My table with horse, chariot, and every man of war," for "horse" signifies the understanding of truth, "chariot" doctrine, and the "man of war" truth fighting against falsity and destroying it. Who cannot see that "blood" here does not mean blood, as that they "should drink the blood of the princes of the earth," and "drink blood even to drunkenness, of the sacrifice?" "The princes of the earth" signify the principal truths of the church; therefore their "blood" signifies spiritual nourishment from those truths. Because such things are signified, therefore it is also said, at the end of this chapter, respecting Israel, by whom the church is signified:

Then will I not hide My faces any more from them; for I will pour out My spirit upon Israel (Ezekiel 39:29).

It is said, "Say to the bird of every wing and to the beast of the field," because "bird of every wing" signifies spiritual truth in the whole complex, and "beast of the field" the affection of good. (That "birds" in the Word signify things spiritual, n. 745, 776, 866, 988, 991, 3219, 5149, 7441; likewise "wings," n. 8764, 9514; that "beasts" signify affections, and "beasts of the field" the affections of good, n. 2180, 3218, 3519, 5198, 9090, 9280, 10609; and that both birds and beasts were for this reason used in sacrifices, n. 1823, 3519, 7523, 9280)

[11] In confirmation that the "beast of the field" and "bird" signify such things, I will quote here one passage only from the Word:

In that day I will make a covenant for them with the beast of the field, and with the bird of the heavens, and with the creeping thing of the earth; and I will break the bow and the sword and war from the earth. And I will betroth thee unto Me for ever; and I will betroth thee unto Me in justice and in judgment, and in mercy and in compassions, and I will betroth thee unto Me in truth (Hosea 2:18-20).

"To make a covenant with the beast of the field and with the bird of the heavens" signifies with the affections of good and with spiritual truths, for with these the Lord is conjoined to man, since the Lord is in these with man; therefore it is called "a covenant" with them, "covenant" meaning conjunction. That "beasts" signify the affections of good, and "birds" things spiritual, will be fully shown in their paragraphs in what follows.

[12] Because "fat" in sacrifices signified Divine good, and "blood" Divine truth, both from the Lord, and because by both when received by man conjunction was effected, therefore the posterity of Jacob, that is, the Jews and Israelites, were forbidden to eat any fat or any blood (See Leviticus 3:17; 7:23-27; 17:11-14; Deut. 12:17, 12:23-25; 15:23). This was because that nation was not in any good of love, nor in any truth of good, but in the falsities of evil; and "to eat fat and blood" signified with them the mingling of truth from good with the falsity from evil, which is profanation; from which also it can be seen that "blood" signifies Divine truth. (That "fat" or "fatness" in the Word signifies the good of love, see Arcana Coelestia 353, 5943, 6409, 10033; and that the Jews and Israelites were solely in things external and not in things internal, and consequently not in spiritual truths and good, but in the falsities of evil; and that all things of their worship were external separated from what is internal, and that still by things external they could represent the internal things of worship, see in The Doctrine of the New Jerusalem 248 .)

[13] Because "blood" in the sacrifices signified Divine truth, therefore also:

They were forbidden to sacrifice the blood of the sacrifice upon what was leavened (Exodus 23:18; 34:25);

for "leaven" signifies falsity, and "what was leavened" truth falsified (See Arcana Coelestia 2342, 7906, 8051, 9992).

[14] The Lord's "flesh" signifies the Divine good of the Divine love, and His "blood" signifies the Divine truth proceeding from that good, because there are two things that proceed from the Lord's Divine Human, namely, Divine good and Divine truth, the latter is His blood, and the former His flesh. That which proceeds is the celestial Divine and the spiritual Divine; and these constitute the heavens in general and in particular. (But this can be seen better from what has been shown in the work on Heaven and Hell, under the following heads. The Divine of the Lord makes Heaven, n. 7-12; the Divine of the Lord in Heaven is Love to Him and Charity towards the Neighbor, n. 13-19; The Whole Heaven, therefore, as a Whole and in Its Parts, answers to One Man, n 59-77; This is from the Lord's Divine Human, n 78-87 and further from what is said of The Sun in Heaven, and Light and Heat therefrom, and that Heat is the Divine Good, and Light Divine Truth, both proceeding from the Lord, n 116-140) From this it can in some measure be comprehended why the Divine proceeding is meant by the "flesh and blood," that is, the Divine good by "flesh," and the Divine truth by "blood."

[15] With man also there are two things that constitute his spiritual life, namely the good of love and the truth of faith. With him the will is the receptacle of the good of love, and the understanding is the receptacle of the truth of faith. All things belonging to the mind, that is, belonging to the will and understanding, have a correspondence with all things belonging to the body, consequently the latter are moved at the nod of the former. In general, the correspondence of the will is with the flesh, and the correspondence of the understanding with the blood; consequently the voluntary that is man's own [proprium voluntarium] is meant in the Word by "flesh," and the intellectual that is his own [proprium intellectuale] by "blood," as in Matthew:

Jesus said to Simon, blessed art thou, for flesh and blood hath not revealed it unto thee (Matthew 16:17).

These things are mentioned that it may be known that in the Word things voluntary and intellectual, that is, spiritual things, are meant by "flesh and blood" when man is referred to, and things Divine when the Lord is referred to. But these things are for those whose minds can be elevated above natural ideas and can see causes.

[16] This also is what is signified by the "blood and water" that issued out of the Lord's breast; which is described as follows in John:

One of the soldiers pierced His side, and straightway there came out blood and water. And he that saw beareth witness, and his witness is true; he knoweth that he saith true things, that ye also may believe (John 19:34-35).

These things were done to signify the Lord's conjunction with the human race through Divine truth proceeding from the Divine good of His love; "breast" signifies Divine love; "blood and water" signify Divine truth proceeding, "blood" the Divine truth that is for the spiritual man, and "water" the Divine truth that is for the natural man; for all things that are related in the Word respecting the Lord's passion are also significative (See above, n. 83, 195). And because these things signify His love, and man's salvation by means of Divine truth proceeding from Him, therefore the evangelist adds, "He that saw beareth witness, and his witness is true; he knoweth that he saith true things, that ye also may believe."

[17] To what has already been mentioned I will add the following from the Word.

In Zechariah:

Exult exceedingly, O daughter of Zion; shout, O daughter of Jerusalem; behold, thy King cometh. And He shall speak peace unto the Gentiles; and His dominion shall be from sea even to sea, and from the river even to the uttermost parts of the earth. As for thee also, by the blood of thy covenant I will send forth thy bound ones out of the pit wherein is no water (Zechariah 9:9-11).

This is said of the Lord, and of the establishment of the church by Him among the nations; "the blood of the covenant" here meaning Divine truth, by means of which there is conjunction of the Lord with those who are to be of His church (as above); it is therefore further said, "I will send forth thy bound ones out of the pit wherein is no water," for by these the nations that are in falsities from ignorance are signified; "the pit wherein is no water" signifying where there is no truth, and "sending them forth" signifying to free them from falsities. That "water" signifies the truth of the church, see above (n. 71); and that "the bound in the pit" signifies those who are in falsities from ignorance, and yet in a desire to know truths, see Arcana Coelestia 4728[1-8], 4744, 5038, 6854, 7950).

[18] In David:

God shall save the souls of the needy; He shall redeem their soul from fraud and violence; and precious shall their blood be in His eyes. And he shall live, and to him shall He give of the gold of Sheba, and shall pray for him continually; all the day shall He bless him. Upon the top of the mountains his fruit shall be shaken (Psalms 72:13-16);

this treats of the "needy," by whom those who desire truths from spiritual affection are signified; of these it is said, that "He shall redeem their soul from fraud and violence," which signifies their liberation from evils and falsities, which destroy the goods of love and the truths of faith. The reception of Divine truth by them as being acceptable and grateful, is signified by "precious shall their blood be in His eyes," "blood" here meaning Divine truth received. Their reformation is described by "he shall live, and to him shall He give of the gold of Sheba, and shall pray for him continually; all the day shall He bless him;" the "gold of Sheba" meaning the good of charity; "to pray for him continually" signifying that they shall be continually withheld from falsities and kept in truths, and "He shall bless him" signifying that they shall be continually in the good of charity and faith; it is therefore said further, "upon the top of the mountains his fruit shall be shaken;" the "top of the mountains" signifying heaven, from which they have the good of love from the Lord, which is "fruit."

[19] In Moses:

The scepter shall not depart from Judah, nor a lawgiver from between his feet, until Shiloh come; who shall bind to the vine his ass's foal, and to the noble vine the son of his she-ass, whilst he shall wash his vesture in wine, and his covering in the blood of grapes (Genesis 49:10-11).

This prophecy treats of the Lord, of whom it is said, "he shall bind to the vine his ass's foal, and to the noble vine the son of his she-ass," and "he shall wash his vesture in wine, and his covering in the blood of grapes;" "vine" signifying the church, and "wine" and the "blood of grapes" Divine truth. (For what the other things signify, see the explanation of these words in Arcana Coelestia 6371-6377.) The like is meant by the "blood of grapes" in Deuteronomy (Deuteronomy 32:14); where the ancient church reformed by Divine truth is treated of.

[20] From what has been shown in this and the preceding article it can be seen by those who acknowledge the spiritual sense of the Word that "Thou didst redeem us to God in Thy blood" means conjunction with the Divine by the acknowledgment of the Lord, and by the reception of Divine truth from Him; also that the like is meant by "blood" in the twelfth chapter of this prophetic book, where it is said:

That Michael and his angels overcame the dragon by the blood of the Lamb, and by the word of their 3 testimony (Revelation 12:11).

It is said, "the blood of the Lamb" and "the word of testimony," because "the blood of the Lamb" signifies the reception of Divine truth from the Lord, and "the word of testimony" the acknowledgment of His Divine Human.

[21] That "blood" signifies Divine truth is still further evident from its contrary sense, in which "blood" signifies violence offered to Divine truth by the falsities of evil, and its destruction by these; and as what is signified in the genuine sense is also manifested by these contrary meanings, I will cite some passages in which "blood" and "bloods" have that significance. It is to be known that most things in the Word have also a contrary sense, and that from that sense it can be known what is signified in the genuine sense. The following will serve for illustration. In Revelation:

The second angel poured out his bowl into the sea, and it became as the blood of one dead, and every living animal in the sea died. And the third angel poured out his bowl into the rivers and into the fountains of the waters, and they became blood (Revelation 16:3-4).

And elsewhere:

The two witnesses have power over the waters to turn them into blood (Revelation 11:6).

In Isaiah:

The waters of Nimrim shall be desolations; and the waters of Dimon are full of blood (Isaiah 15:6, 9).

In David:

He sent darkness and made it dark. He turned their waters into blood, and made their fish to die (Psalms 105:28-29).

It is clear from these passages what "blood" signifies in the contrary sense; for blood in the genuine sense signifies Divine truth, and with those who receive it truth from good; so in the contrary sense it signifies violence offered to Divine truth, and with those who do that, it signifies falsity from evil. This contrary meaning is clear from its being said that the "waters" of "the sea," of "rivers," and of "fountains," "were turned into blood;" for "waters" signify truths, therefore "blood" here signifies falsities that destroy truths. The "living animal in the sea," and the "fish," signify truths known [vera scientifica]; so their "dying" and "being slain" by blood signify such truths also destroyed. (That "waters" signify truths, see above, n. 71; and that "fish" signify truths known [vera scientifica] of the natural man, see Arcana Coelestia 40, 991)

[22] Again in Revelation:

I saw when He had opened the sixth seal, and behold there was a great earthquake; and the sun became black as sackcloth, and the whole moon became blood (Revelation 6:12).

In Joel:

I will show wonders in the heavens and in the earth; blood, and fire, and columns of smoke. The sun shall be turned into darkness, and the moon into blood, before the great day of Jehovah come (Joel 2:30-31).

Here also it is known from the contrary meaning that "blood" signifies violence offered to the Divine truth; for "sun" in the Word signifies the celestial Divine, which is the Divine good, and "moon" signifies the spiritual Divine, which is the Divine truth; it is therefore said that "the moon shall be turned into blood." (That this is the signification of "moon" see in the work on Heaven and Hell 118, 119.)

[23] In Isaiah:

He that walketh in righteousness, and speaketh uprightness, that stoppeth his ear lest he hear bloods, and shutteth his eyes lest he see evil (Isaiah 33:15);

"to stop the ear lest he hear bloods" meaning evidently not to hear falsities from evil. In David:

Thou wilt destroy those that speak falsehood; the man of blood and deceit Jehovah abhorreth (Psalms 5:6);

"the man of blood and deceit" meaning those who are in falsities from evil; it is therefore said, "Thou wilt destroy those that speak falsehood," "falsehood" in the Word signifying falsities. In Isaiah:

And it shall come to pass, that he that is left in Zion and he that remaineth in Jerusalem shall be called holy to Him, everyone that is written unto life in Jerusalem. When the Lord shall have washed away the filth of the daughters of Zion, and shall have washed away the bloods of Jerusalem out of the midst thereof by the spirit of judgment and by the spirit of cleansing [burning] (Isaiah 4:3-4).

Because "Jerusalem" signifies the church in respect to doctrine, therefore it is said, "When He shall have washed away its blood out of the midst thereof," "bloods" signifying the falsities of evil. The "spirit of judgment" signifies Divine truth, and because this purifies it is said, "by the spirit of cleansing" [burning].

[24] In Ezekiel:

In the day wherein thou wast born I passed by beside thee, and I saw thee trodden down in thy bloods, and I said unto thee, In thy bloods, live; yea, I said unto thee, In thy bloods live. I washed thee, and I washed away thy bloods from upon thee, and I anointed thee with oil (Ezekiel 16:5-6, 9, 22, 36, 38).

This also treats of Jerusalem, which signifies the church in respect to the doctrine of truth, here first of the falsities of evil in which it was before it was reformed, and afterwards of its reformation; the falsities of evil are signified by its being seen "trodden down in bloods;" and its reformation by "he washed, and washed away the bloods, and anointed with oil;" "to wash" signifying to purify by truths; "to wash away bloods" signifying to remove the falsities of evil; and "to anoint with oil" signifying to endow with the good of love.

[25] In Lamentations:

For the sins of the prophets of Jerusalem, and the iniquities of her priests, that have shed the blood of the just in the midst of her. They have wandered blind in the streets, they have been polluted with blood, what they cannot pollute they touch with their garments (Lamentations 4:13-14).

"Prophets of Jerusalem" signify those who are to teach the truths of doctrine, and "priests" those who are to lead by truths to good; here mentioned in a contrary sense, since it is said, "for their sins;" "to shed the blood of the just" signifies to falsify truths and adulterate goods; it is therefore said, "they have wandered blind in the streets, they have been polluted with blood, what they cannot pollute they touch with their garments;" "to wander blind in the streets" signifies not to see truths at all, "streets" meaning truths; "polluted with bloods" signifies to be wholly in falsities; "what they cannot pollute they touch with their garments" signifies that what they cannot pervert they nevertheless falsify, "garments" meaning the truths that invest interior things, which truths are the truths of the sense of the letter of the Word.

In Isaiah:

All uproar shall be whirled about by the earthquake, and the garment is polluted with bloods (Isaiah 9:5);

"earthquake" signifying the perversion of the church by the falsification of truth, and the "garment polluted with bloods" the falsification of the sense of the letter of the Word.

[26] In Jeremiah:

Thou hast taught evils thy ways; also in thy skirts is found the blood of the souls of the innocents; I found them not in digging through, but upon all these (Jeremiah 2:33-34).

Here "blood found in the skirts" signifies the like as above by "what they cannot pollute they touch with their garments," "skirts" are the "garments." "I found them not in digging through, but upon all these" signifies that they dared not destroy the truths themselves, but that they falsified the truths of the sense of the letter, "skirts" signifying those truths.

[27] In Isaiah:

Your hands are full of bloods (Isaiah 1:15).

Your hands are polluted with blood, and your fingers with iniquity; your lips have spoken lies, and your tongue hath meditated perverseness. Their feet run to evil, and they make haste to shed innocent blood; their thoughts are thoughts of iniquity (Isaiah 59:3, 7).

"Hands polluted with blood, and fingers with iniquity" signifies that in all things belonging to them there is falsity and the evil of falsity; "hands" and "fingers" signify power, thus all things with them that have power. Because this is the meaning it is also said, "your lips have spoken lies, and your tongue hath meditated perverseness," "lies" meaning falsities, and "perverseness" the evil of falsity; "their feet make haste to shed innocent blood" signifies their hastening to destroy the good of love and charity; this is signified by "shedding innocent blood." The good of innocence is that from which is every good and truth of heaven and the church (See Heaven and Hell 276-283). From this it can be seen what is signified in a general sense by "bloods," in the plural, namely, violence offered both to the truths and the goods of the Word and of the church.

As "shedding innocent blood" signifies to destroy the good of love and of charity, every kind of precaution was taken that innocent blood should not be shed; and if it were shed:

That expiation shall be made for the land (Deuteronomy 19:10, 13; 21:1-9);

for the "land" signifies the church.

[28] In Isaiah:

Jehovah goeth forth from His place to visit the iniquity of the earth; then shall the earth reveal her bloods, and shall no more cover her slain (Isaiah 26:21).

The "bloods" that the earth shall reveal signify all the falsities and evils that have destroyed the truths and goods of the church, the "earth" being the church where these are; the "slain" signify those that have perished by falsities and evils. (That the "slain" signify those that have perished by falsities and evils, see above, n. 315.) In Revelation:

In Babylon was found the blood of prophets and of saints, and of all that have been slain upon the earth (Revelation 18:24);

"the blood of prophets and of saints" meaning truths and goods extinguished; and the "slain" those who have perished by falsities and evils (as just above).

[29] The like is meant by:

The blood of the prophets which was shed upon the earth, from the blood of Abel the just even to the blood of Zachariah, the son of Barachiah, whom they slew between the temple and the altar (Matthew 23:30, 34-35; Luke 11:50-51).

In the spiritual sense, by "Abel" those who are in the good of charity are meant, and, abstractly from person, that good itself; and by "Cain" those who make faith alone the sole means of salvation, and the good of charity of no account, thus rejecting and slaying it; and by "Zachariah" those who are in the truths of doctrine are meant, and abstractly from person the truth itself of doctrine; therefore the "blood" of these two signifies the extinction of all good and truth; "whom they slew between the temple and the altar" signifies in the spiritual sense every kind of rejection of the Lord; for "temple" signifies the Lord in respect to Divine truth, and "altar" the Lord in respect to Divine good, and "between them" signifies both together.

(That "Abel" in a representative sense is the good of charity, see Arcana Coelestia 342, 354, 1179, 3325; and that "Cain" is faith alone, separated from charity, n. 340, 347, 1179[1], 3325. That "prophet" signifies the doctrine of truth, n. 2534, 7269. That "temple" signifies the Lord in respect to Divine truth, and "altar" the Lord in respect to Divine good, and in a relative sense the Lord's kingdom and church in respect to truth and good, n. 2777, 3720, 9714, 10642. That "between" the two signifies where there is a marriage of Divine truth and Divine good, n. 10001, 10025.)

[30] In the Word it is often said of those condemned to death, that "their bloods should be upon them," which means, in the spiritual sense, that damnation should be upon them because of the falsities and evils by which they had destroyed the truths and goods of the church; for in general "bloods" signify all the falsities of doctrine, of life, and of worship, by means of which come the evils that destroy the church. These evils are in part enumerated in Ezekiel (Ezekiel 18:10-13); these are also signified by "bloods" in John:

As many as received Him, to them gave He power to become sons of God, to them that believe on His name; who were born, not of bloods nor of the will of the flesh nor of the will of man, but of God (John 1:12, 13).

"The Lord's name" means all truths and goods by which He is to be worshiped; "bloods" mean all the falsities and evils that destroy; "the will of the flesh" and "the will of man" signify all the evils of love and the falsities of faith, for "flesh" signifies the voluntary that is man's own [proprium volutarium] from which is every evil, and "man" [vir] signifies the intellectual that is man's own [proprium intellectuale], from which is every falsity, "will" meaning where these things are; "to be born of God" is to be regenerated by means of the truths of faith, and by means of a life according to them.

  
/ 1232  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for their permission to use this translation.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalypse Explained # 401

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 1232  
  

401. And the sun became black as sackcloth of hair, and the moon became as blood, signifies that all the good of love was separated, and thence all the truth of faith falsified. This is evident from the signification of "sun" as being in the highest sense the Lord in respect to Divine love, and thence with man the good of love to the Lord from the Lord (of which presently); also from the signification of "black as sackcloth of hair," as being separated; "black" is predicated of thick darkness, thus of what does not appear from any light. It is said "as sackcloth of hair," because it means the sensual of man, which is the lowest of the natural, and is thus round about the interiors, in which it induces thick darkness. Man has two minds, a spiritual and a natural; the spiritual mind thinks and perceives from the light of heaven, but the natural mind thinks and perceives from the light of the world; from the latter, man has a light that is called natural light [lumen]. This natural mind is what is called the natural man, but the spiritual mind is what is called the spiritual man. As the natural mind is below or outside of the spiritual mind it is also round about it, for it enwraps it on every side; therefore it is called "sackcloth of hair" or "hairy;" for when the spiritual mind, which is the higher and interior mind, is closed, then the natural mind, which is the lower and exterior, is in thick darkness in respect to all things of heaven and the church; for all the light that the natural mind has, and that constitutes its intelligence, is from the light of his spiritual mind, and this light is the light of heaven. The sensual, which is the ultimate of the natural, is also in the light of heaven like something hairy; from this it is that "hair" signifies the ultimate of the natural man, which is the sensual (See Arcana Coelestia n. 3301, 5247, 5569-5573). These things have been said that it may be known why it is that "the sun became black as sackcloth of hair."

[2] The above is evident also from the signification of the "moon" as being spiritual truth, which is called the truth of faith (of which presently); also from the signification of "became as blood," as being that truth was falsified; for "blood" in the genuine sense signifies Divine truth, and in the contrary sense, violence offered to Divine truth, thus Divine truth falsified (that this is the signification of "blood" in the Word, see above, n.329; this makes clear what "the moon became as blood" signifies. "The sun" signifies the Lord in respect to Divine love, and thus with man the good of love to the Lord from the Lord, and "the moon" signifies spiritual truth, because the Lord in the heaven of celestial angels appears as a sun, and in the heaven of spiritual angels as a moon. His appearing as a sun is from His Divine love, for Divine love appears as a fire, from which angels in the heavens have their heat; consequently celestial and spiritual "fire" in the Word mean love. The Lord's appearing as a moon is from the light that is from that sun, for the moon derives her light [lumen] from that sun, and light in heaven is Divine truth, consequently "light" in the Word signifies Divine truth. (But of the Sun and the Moon in the Heavens, and the Heat and Light Therefrom, see what is shown in the work on Heaven and Hell (116-125, 126-140)

[3] That in the Word "sun" signifies the Lord in respect to Divine love, and with man the good of love to the Lord, and the "moon" signifies the Lord in respect to Divine truth spiritual, is evident from the following passages. In Matthew:

When Jesus was transfigured before Peter, James, and John, His face did shine as the sun, and His garments became as light (Matthew 17:1-2).

Because the Lord was then seen in His Divine, He appeared in respect to His face "as the sun," and in respect to His garments "as the light," because the face corresponds to love, and "garments" correspond to truths; and "His face did shine as the sun" because Divine love was in Him, and "His garments became as light" because Divine truth was from Him; for the light in Heaven is Divine truth proceeding from the Lord as a sun. (That "the face" in reference to the Lord means love and every good, see Arcana Coelestia 5585, 9306, 9546, 9888; and that "garments" in reference to the Lord signify Divine truth, see above, n. 64, 195.) In like manner the Lord appears in heaven before the angels when He presents Himself before them, but He then appears out of the sun. He was therefore seen in like manner by John when he was in the spirit, as appears in Revelation, where it is said that:

The face of the Son of man was seen as the sun shineth in his power (Revelation 1:16).

It was evidently the Lord who was seen (See above, n. 63).

[4] Likewise when the Lord was seen by John as an angel, respecting which we read:

And I saw a strong angel coming down out of heaven, encompassed with a cloud, and a rainbow about his head, and his face was as the sun (Revelation 10:1);

for "angels" in the Word in its spiritual sense do not mean angels, but something Divine from the Lord, since the Divine that appears from them is not theirs, but the Lord's with them. So, too, the Divine truth they speak, which is full of wisdom, they do not speak from themselves, but from the Lord, for they have been men, and men have all wisdom and intelligence from the Lord. This makes clear that in the Word "angel" means the Lord, who also then appeared as a sun. (That in the Word, "angel" means something Divine from the Lord, seeArcana Coelestia 1925, 2821, 3039, 4085, 6280, 8192; that this is why in the Word angels are called gods, n.4295, 4402, 7268, 7873, 8301, 8192.)

[5] So, too, when the church was represented as a woman, the sun also then appeared around her; which is thus described in Revelation:

A great sign was seen in heaven; a woman encompassed with the sun, and the moon under her feet, and upon her head a crown of twelve stars (Revelation 12:1).

That "the woman" here signifies the church will be seen in the explanation that will be given in what follows. (That "woman" signifies the church, see Arcana Coelestia 252, 253, 749, 770.) And because the church is from the Lord she was seen encompassed with the sun. What is signified by "the moon under her feet, and upon her head a crown of twelve stars," will also be shown in that explanation.

[6] It is therefore said by David:

The God of Israel said, the Rock of Israel spoke to me, As the light of the morning, when the sun riseth, a morning without clouds, from the brightness after rain (2 Samuel 23:3-4

"The God of Israel" and "Rock of Israel" here mean the Lord in relation to the church, and in relation to Divine truth therein, "the God of Israel" in relation to the church, and "Rock of Israel" in relation to Divine truth therein; and as the Lord is the sun of the angelic heaven, and the Divine truth proceeding from Him is the light of that heaven, therefore it is said of the Divine which He spoke, which is Divine truth, that it is "as the light of the morning when the sun riseth;" because this is pure, and proceeds from His Divine love, it is added, "a morning without clouds, from brightness after rain," for the brightness of the light, or of Divine truth proceeding from Him, is from Divine love; "after rain" signifies after communication and reception, for its brightness is then with angels and men to whom it is communicated and by whom it is received. (That "the Rock of Israel," and "the Stone of Israel," mean the Lord in relation to Divine truth, see Arcana Coelestia 6426, 8581, 10580; and that "light" is Divine truth proceeding from the Lord as a sun, thus out of His Divine love, see in the work on Heaven and Hell 126-140.)

[7] In like manner it is said of those who love Jehovah, in the book of Judges:

Let them that love Him be as the going forth of the sun in his might (Judges 5:31).

That in the Word "Jehovah" means the Lord in relation to the Divine good of the Divine love may be seen in theArcana Coelestia 1736, 2921, 3035, 5041, 6303, 6281, 8864, 9315, 9373, 10146). Of those who love Him it is said, "as the going forth of the sun in his might," which signifies the Lord's Divine love in them. Of such it is also said that "they shall shine as the sun," in Matthew:

The righteous shall shine as the sun in the kingdom of My 1 Father (Matthew 13:43).

In the Word those are called "righteous" who love the Lord, that is, from love do His commandments; and in respect to their faces they shine with an effulgence like that of the sun, because the Lord's Divine love is communicated to them and received by them, whereby the Lord is in their midst, that is, in their interiors, which manifest themselves in the face. (That those who are in good of love to the Lord are called "righteous," see above, n.204)

[8] In David:

His seed shall be to eternity, and His throne as the sun before Me. It shall be established as the moon to eternity, and as a faithful witness in the clouds (Psalms 89:36-37).

This is said of the Lord, and of His heaven and church, for by "David," who is here treated of in the sense of the letter, is meant the Lord (See above, n. 205); "his seed which shall be to eternity" signifies Divine truth, and also those who receive it; "his throne as the sun before Me" signifies the heaven and church of the Lord, which are in celestial good, which is the good of love; "the throne established as the moon to eternity" signifies the heaven and the church that are in spiritual good, which is Divine truth; "a faithful witness in the clouds" signifies the Word in the sense of the letter, which is called "a witness" because it witnesses, "clouds" meaning the sense of the letter of the Word.

[9] In the same:

They shall fear Thee with the sun and before the moon, a generation of generations. In His days shall the righteous flourish; and much peace till the moon be no more. His name shall be to eternity; before the sun shall He have the name of Son; and all nations shall be blessed in Him (Psalms 72:5, 7, 17).

This, too, is said of the Lord, for this whole Psalm treats of Him; and as the Lord appears in heaven to those who are in His celestial kingdom as a sun, and to those who are in His spiritual kingdom as a moon, it is said "they shall fear Thee with the sun and before the moon, a generation of generations;" "in that day the righteous shall flourish, and much peace till the moon be no more," signifies that those who are in love to the Lord will be in truths from that good, for with those who are in the celestial kingdom, that is, in love to the Lord, truths are implanted; those are called "righteous" who are in the good of love, and "peace" is predicated of that good. But that it may be known how this is to be understood, "till the moon be no more," it shall be told. The light proceeding from the Lord as a sun differs from the light proceeding from the Lord as a moon in the heavens, as the light of the sun in the world by day differs from the light of the moon in the world by night; the intelligence of those who are in the light of the sun of heaven differs in like manner from the intelligence of those who are in the light of the moon there; wherefore those who are in the light of the sun there are in pure Divine truth; but those who are in the light of the moon there are not in pure Divine truth, for they are in many falsities, which they have derived from the sense of the letter of the Word not understood, and yet these falsities appear to them as truths. From this it can be seen that "till the moon be no more" signifies till there no longer exists with them falsity appearing as truth, but pure truth which makes one with the good of love. It must be known however, that the falsities of those who are in the light of the moon in the heavens are falsities in which there is no evil, and that such falsities, therefore, are accepted by the Lord as if they were truths (respecting these falsities, see in The Doctrine of the New Jerusalem 21). This, therefore, is what is signified by "till the moon be no more," that is, with those who are meant by "the righteous in whom there is much peace." But in the highest sense, by these words the Lord in relation to His Divine Human, that this shall be the Divine good of the Divine love, is meant, therefore it is also added, "before the sun He shall have the name of Son," "Son" meaning the Lord's Divine Human. And as "nations" mean all who are in good, or who receive the good of love from the Lord, it is said, "and all nations shall be blessed in Him." (That "nations" signify those who are in good, and "peoples" those who are in truths, may be seen above, n. 331.)

[10] In Isaiah:

There shall be upon every high mountain and upon every lofty hill streams, rivulets of waters, in the day of the great slaughter, when the towers shall fall. And the light of the moon shall be as the light of the sun, and the light of the sun shall be sevenfold, as the light of seven days (Isaiah 30:25-26).

This is said of the Last Judgment, which is meant by "the day of great slaughter, when the towers shall fall," "the towers that shall fall" meaning those who are in evils and in falsities therefrom, in particular, those who are in the love of ruling by means of the holy things of the church (See in the work on The Last Judgment 56, 58). That to those who are in love to the Lord and in charity towards the neighbor it shall then be given to understand truths, is signified by "there shall be upon every high mountain and upon every lofty hill streams, rivulets of waters." Those "upon a high mountain" mean those who are in the good of love to the Lord, "high mountain" signifying that good; those "upon the lofty hill" mean those who are in the good of charity towards the neighbor, "hill" signifying that good; "streams, rivulets of water" signify intelligence from truths. That there shall then be truth in the Lord's spiritual kingdom, as before there was truth in the celestial kingdom, and that the truth in the celestial kingdom shall then become the good of love is meant by "the light of the moon shall be as the light of the sun, and the light of the sun shall be sevenfold, as the light of seven days;" for "light" means Divine truth proceeding from the Lord, "the light of the moon" Divine truth in the spiritual kingdom, and "the light of the sun" Divine truth in the celestial kingdom; "sevenfold" signifies full and perfect, and truth is full and perfect when it becomes good, or good in form. It can be seen that this means, not the sun and moon on the earth, but the sun and moon in the heavens. It is to be known that when a last judgment is being effected the Lord appears in the heavens in much greater effulgence and splendor than at other times, and this because the angels there must be more powerfully defended; for lower things, with which the exteriors of the angels have communication, are then in a state of disturbance. Therefore, as the Last Judgment is here treated of, it is said, "the light of the moon shall be as the light of the sun, and the light of the sun shall be sevenfold, as the light of seven days;" and therefore it is also said that "there shall be streams, rivulets of waters, upon every high mountain, and upon every lofty hill," which signifies abundant intelligence with those who are upon the higher mountains and higher hills, for on the lower mountains and hills is where the judgment then takes place. (That the Lord appears to those who are in His celestial kingdom as a sun, and to those who are in his spiritual kingdom as a moon, see in the work on Heaven and Hell 116-125; and that the light from these is Divine truth, n. 127-140)

[11] In the same:

Thy sun shall no more go down, and thy moon shall not withdraw; for Jehovah shall be unto thee for a light of eternity, and the days of thy mourning shall be fulfilled (Isaiah 60:20).

This treats of the Lord, and of the new heaven and new earth, that is, of the church to be established by Him. That to those in that church the good of love to the Lord and the good of charity towards the neighbor should not perish is meant by "thy sun shall no more go down, and thy moon shall not withdraw;" for to those who are in the good of love to the Lord He appears as a sun, and to those who are in truths from the good of charity towards the neighbor He appears as a moon; so "thy sun" signifies the good of love to the Lord, and "thy moon" the good of charity, which, in its essence, is truth from good. That they shall continue to eternity in truths from the good of love, and in truths from the good of charity is meant by "Jehovah shall be unto thee for a light of eternity, and the days of thy mourning shall be fulfilled," "the light of eternity" is predicated of those who are in the good of love to the Lord, and "fulfilling the days of mourning" of those who are in the good of charity towards the neighbor, or in truths from good; for with those who were of the ancient churches, "mourning" represented grief on account of the loss or destruction of truth and good; "fulfilled" signifies ended, thus that they shall be in truths from good. From this the signification of "the sun became as sackcloth of hair, and the moon became as blood," can be seen, namely, that the good of love to the Lord was separated, and thus truth was falsified.

[12] Nearly the same is signified in the following passages. In Isaiah:

Behold the day of Jehovah cometh, cruel with indignation and the glow of anger, to lay the earth waste; and He shall destroy its sinners out of it. For the stars of the heavens and the constellations thereof do not shine with their light; the sun is darkened in its rising, and the moon maketh not her light to be bright. I will visit evil upon the world, and upon the wicked their iniquity (Isaiah 13:9-11).

"The day of Jehovah, cruel with indignation and the glow of anger," signifies the day of the Last Judgment; "the stars of the heavens and the constellations thereof do not shine with their light, the sun is darkened in its rising, and the moon maketh not her light to be bright," signifies that the knowledges of good and truth have perished, as well as the good of love to the Lord, and the good of charity towards the neighbor, and thence the truth that is called the truth of faith; for "stars" signify the knowledges of good, "constellations" the knowledges of truth, "the sun" the good of love to the Lord, and "the moon" the good of charity towards the neighbor, which, in its essence, is truth from good, and is called the truth of faith. The sun is said "to be darkened in its rising," and the moon "not to make her light to be bright;" not that the sun and moon in the angelic heavens are darkened, for the sun there is always in its effulgence, and the moon in its splendor; but before those who are in evils and in falsities therefrom, goods and truths are thus obscured; it is therefore according to the appearance that it is so said, for those who are in evils and in falsities therefrom turn themselves away from the good of love and charity, consequently from the Lord, and then they will nothing but evil and think nothing but falsity, and those who will and think no other, see nothing but thick darkness and darkness in such things as pertain to heaven and the church. Because such are meant by those with whom "the sun is darkened, and the moon maketh not her light to be bright," it is said, "to lay the earth waste, and He shall destroy its sinners out of it," and afterwards, "I will visit evil upon the world, and upon the wicked their iniquity," "earth" and "world" signifying the church, "laying it waste" signifying that there is no longer any good, and "visiting evil upon the world, and upon the wicked their iniquity," signifying the Last Judgment.

[13] In Ezekiel:

When I shall extinguish thee I will cover the heavens and make the stars thereof black; I will cover the sun with a cloud, and the moon shall not make her light to shine; all the luminaries of light in the heavens will I make black over thee, and I will give darkness upon thy land (Ezekiel 32:7-8).

This is said of Pharaoh king of Egypt, by whom is here signified the natural man separate from the spiritual; which when it is separated is wholly in thick darkness and in darkness in regard to all things of heaven and the church, and so far as it is separated denies them; for the natural man sees nothing in such things from itself, but only through the spiritual man from the Lord, since the natural man is in the heat and light of the world, while the spiritual man is in the heat and light of heaven. From this it is clear what is meant by the particulars here, namely, "When I extinguish thee I will cover the heavens" signifies the interiors, which are in the light of heaven; "I will make the stars thereof black" signifies the knowledges of good and truth; "I will cover the sun with a cloud" signifies the good of love to the Lord; "the moon shall not make her light to shine" signifies the good of charity towards the neighbor and the truth of faith therefrom; "all the luminaries of light will I make black over thee" signifies all truths; and "I will give darkness upon thy land" signifies falsities.

[14] In Joel:

The day of Jehovah cometh. A day of darkness and of thick darkness, a day of cloud and obscurity. Before Him the earth trembleth, the sun and the moon were black, and the stars withdrew their brightness (Joel 2:1-2, 10).

In the same:

The sun shall be turned into darkness, and the moon into blood, before the great and terrible day of Jehovah cometh (Joel 2:31).

In the same:

The day of Jehovah is near in the valley cut off. The sun and the moon were made black, and the stars withdrew their brightness (Joel 3:14-15).

In the Gospels:

Immediately after the affliction of those days the sun shall be darkened, and the moon shall not give her light, and the stars shall fall from heaven (Matthew 24:29; Mark 13:24-25).

In Revelation:

The fourth angel sounded, and the third part of the sun was smitten, and the third part of the moon, and the third part of the stars; and the third part of them was darkened, and the day shone not for the third part of it, and the night likewise (Revelation 8:12).

In another place:

Out of the pit of the abyss there went up a smoke as the smoke of a great furnace; and the sun was darkened and the air by the smoke (Revelation 9:2).

It is clear from what has been said above, that in these passages "the sun and moon made black and darkened" means that there was no longer any good or any truth; therefore they are not further explained.

[15] Because such things are signified by "the sun darkened," therefore the sun was darkened when the Lord was upon the cross, because He was entirely rejected by the church that then was with the Jews, who were consequently in dense darkness, or in falsities. This is thus described in Luke:

At the sixth hour darkness came over all the land until the ninth hour, for the sun was darkened (Luke 23:44-45).

This was done as a sign and token that the Lord was denied, and that thence there was no good nor truth with those who were of the church; for with them all signs from the heavens represented and signified such things as are of the church, because the church with them was a representative church, or consisted of such things in externals as represented and thus signified the internal things of the church. That "darkness came over all the land" signified that with those who were of the church there was nothing except the falsities of evil, "all the land" meaning all the church, and "darkness" signifying falsities; that it continued for three hours, namely, "from the sixth to the ninth hour," signifies that there remained mere falsity, and no truth whatever, for "three" signifies full, whole, and entirely, and "six" and "nine" signify all things in the complex, here falsities and evils; and because there were falsities and evils with them, from the Lord's having been denied, therefore it is said, "and darkness came, and the sun was darkened;" "the sun" that was obscured, meaning the Lord, who is said to be "obscured" when falsities so prevail in the church that He is not acknowledged, and evils so prevail that He is crucified. (That each and every thing related in the Word concerning the Lord's passion is significative may be seen above, n.64, 83, 195c at the end.)

[16] In Micah:

Jehovah said against the prophets that cause the people to err, It shall be night unto you for vision; and darkness shall be to you for divination; and the sun shall go down over the prophets, and the day shall grow black over them (Micah 3:5-6).

What these words signify in the spiritual sense, may be seen above n. 372, where they are explained. In Amos:

It shall come to pass in that day, that I will cause the sun to set at noon, and I will darken the earth in a day of light (Amos 8:9).

This signifies that in the church, where the Word is from which it might be known what is good and true, there is nevertheless nothing but evil and falsity. "To cause the sun to set," and "to darken the earth" signify the evil of life, and the falsity of doctrine in the church; for "the rising of the sun" signifies the good of love, which is the good of the life, and "the setting of the sun" signifies the evil of love, which is the evil of the life; and "the darkening of the earth" signifies the consequent falsity of doctrine, "darkness" signifying falsities, and "the earth" the church; "at noon," and "in the day of light" signify when there might be the knowledges of good and truth, because they have the Word, "noon" signifying where there are the knowledges of good, and the "day of light" where there are the knowledges of truth. Such knowledges as are from the Word are meant, because it is the church where the Word is that is here treated of.

[17] In Habakkuk:

The mountains were moved; the overflowing of waters passed by. Sun and moon stood in their habitation; Thine arrows go forth in light, the lightning of Thy spear in brightness (Habakkuk 3:10-11).

This chapter treats of the Lord's coming and of the Last Judgment then accomplished by Him; "the mountains were moved, the overflowing of waters passed by" signifies that those who were in the love of self and the world were cast out by the falsities of evil into which they were let; "mountains" signifying the loves of self and the world, and "the overflowing of waters" to be let into falsities from those loves, "waters" meaning falsities, and "overflowing" to be let into them. That by those in that state genuine truths and goods are not seen, but instead of these, fatuous truths and goods, which in themselves are falsities and evils is signified by, "Thine arrows go forth in light, the lightning of Thy spear in brightness;" "arrows" or "lightnings" signifying fatuous truths, which in themselves are falsities, and "the lightning of the spear" signifying fatuous goods which in themselves are the evils of falsity. Moreover, such signs appear in the spiritual world, in the case of those who are in falsities from the loves of self and the world, when the Last Judgment takes place, and these are cast out.

[18] As in this prophecy it is said, "Sun and moon stood in their habitation," the significance of the sun's resting in Gibeon, and the moon in the valley of Aijalon shall also be explained, which is thus described in Joshua:

Then spoke Joshua to Jehovah, and he said in the eyes of Israel, Sun, rest thou in Gibeon; and thou, moon, in the valley of Aijalon; and the sun rested, and the moon stayed, until the nation was avenged upon its enemies. Is not this written upon the book of the Upright? And the sun stood in the midst of heaven, and hasted not to go down about a whole day (Jos. Joshua 10:12-13).

That the sun is said to have stood in Gibeon, and the moon in the valley of Aijalon, signifies that the church was altogether vastated in respect to all good and truth, for a battle was then going on against the king of Jerusalem and the kings of the Amorites; and "the king of Jerusalem" signifies the truth of the church wholly vastated by falsities, and "the kings of the Amorites" signify the good of the church vastated by evils; therefore those kings were smitten with hailstones, which signify the dire falsities of evil. It is said that the sun and the moon stood in their place, that is, before the sons of Israel, that they might see their enemies; but this, although it is told as history is a prophecy, as is evident from its being said, "Is not this written upon the book of the Upright?" which was a prophetical book from which this was taken; so it was from the same book that it was said, "Until the nation was avenged upon its enemies," and not, "Until the sons of Israel were avenged upon their enemies," the term "nation" being used prophetically. This is evident also from the fact that if this miracle had occurred altogether in this way, the whole nature of the world would have been inverted, which is not the case with the other miracles in the Word. That it might be known, therefore, that this was said prophetically, it is added, "Is not this written upon the book of the Upright?" And yet it is not to be doubted, that there was given to them a light out of heaven, a light in Gibeon like that of the sun, and a light in the valley of Aijalon like that of the moon.

[19] In Jeremiah:

She that hath borne seven shall languish, she shall breathe out her soul; her sun shall go down while it is yet day, it shall be ashamed and blush; and the remnant of them will I give to the sword before their enemies (Jeremiah 15:9).

"She that hath borne seven shall languish, she shall breathe out her soul," signifies that the church to which the Word is given and through it all truths, is about to perish; "to bear seven" meaning to be gifted with all the truths of the church (as in the first book of Samuel, 1 Samuel 2:5, see above, n. 257. "Her sun shall go down while it is yet day" signifies that the good of the church is about to perish, although the church has the Word, and might through the Word be in light; "it, namely, the sun, shall be ashamed and blush" signifies because good and truth are not received, but evil and falsity (as is evident also from the next quotation from Isaiah); "the remnant of them will I give to the sword before their enemies" signifies that all the remaining good and truth will perish through the falsity from evil; "remnant" meaning all that remains; "to be given to the sword" meaning to perish on account of falsities; "enemies" meaning evils.

[20] In Isaiah:

Jehovah will visit upon the host of the height in the height, and upon the Kings of the earth who are upon the earth. Then the moon shall blush, and the sun be ashamed (Isaiah 24:21, 23).

"To visit" signifies to destroy, because visitation precedes judgment, when those who are in evils and in falsities therefrom are destroyed; "the host of the height in the height" signifies all evils that are from the love of self, "host" signifying all evils; "the kings of the earth" falsities of every kind, and "the earth" the church. This makes clear the signification of "Jehovah will visit upon the host of the height in the height, and upon the kings of the earth who are upon the earth." It is said "upon the host of the height in the height" because those who are in the love of self seek in the spiritual world high places; "then the moon shall blush, and the sun be ashamed," signifies that there is no longer any reception of Divine truth and Divine good, "moon" and "sun" signifying the truth of faith and the good of love, and these are said "to blush and be ashamed" when they are no longer received, but falsity and evil are received in their place.

[21] In David:

Jehovah, who hath made the heavens by His intelligence, who hath spread out the earth upon the waters; who hath made great luminaries, the sun for rule by day, the moon and stars for rule by night: Who hath smitten Egypt in their firstborn, and hath brought out Israel from the midst of them (Psalms 136:5-11).

He who knows nothing of the spiritual sense of the Word must suppose that there is nothing involved in these words except what appears in the sense of the letter; and yet every particular involves such things as pertain to angelic wisdom, which are all celestial Divine and spiritual Divine things. This describes the new creation, or regeneration of the men of the church, of whom the church consists; "the heavens" which Jehovah hath made by His intelligence, signify the internal things of the men of the church, which, in one expression, are called the spiritual man, where intelligence has its seat, and where their heaven is; "the earth" which He hath spread out upon the waters, signifies the external of the church, which in one expression, is called the natural man; this is said to be "spread out upon the waters" because there the truths are by which man is regenerated, "waters" meaning truths; "the great luminaries, the sun, moon, and stars," signify the good of love, truth from that good, and the knowledges of good and truth, "the sun," the good of love, "the moon" truth from that good, and "the stars" the knowledges of good and truth. The sun is said to have been made "for rule by day," because "day" signifies the light of the spiritual man, for the spiritual man has illustration and perception from the good of love; the moon and the stars are said to have been made "for rule by night," because "night" signifies the light of the natural man, and its light, as compared with the light of the spiritual man, is like the light of night from the moon and the stars as compared with the light of day from the sun. Because this treats of the regeneration of the men of the church it follows, "who hath smitten Egypt in their firstborn, and hath brought out Israel from the midst of them;" "Egypt" signifying the natural man, such as it is by birth, namely, in mere falsities from evil; "their firstborn" mean primary things; the destruction of these while man is being regenerated is meant by "who hath smitten Egypt in their firstborn;" "Israel" signifies the spiritual man; and "to bring him out from the midst of them" signifies to open the spiritual man, and thus to regenerate; for the Lord regenerates the man of the church by dispersing the falsities from evils that are in the natural man, and by opening the spiritual man, and this is effected by the Lord by means of spiritual light, which is Divine truth.

[22] Like things are signified by these words in Genesis:

God made two great luminaries; the great luminary to rule by day, and the lesser luminary to rule by night, and the stars (Genesis 1:16).

For that chapter treats of the new creation, or the regeneration of the men of whom the Most Ancient Church consisted, and this is described in the sense of the letter, by the creation of heaven and earth. Like things are signified, too, by these words in Jeremiah:

Thus said the Lord Jehovih 2 who giveth the sun for light by day, the statutes of the moon and stars for light by night (Jeremiah 31:35).

"The statutes of the moon and stars" signify all things that are done in the natural man according to the laws of order.

[23] In David:

Praise ye Jehovah, all His angels; praise ye Him, all His hosts; praise ye Him, sun and moon; praise Him, all ye stars of light; praise Him, ye heavens of heavens (Psalms 148:2-4).

"To praise Jehovah" signifies to worship Him; "angels" signify those who are in Divine truths from the good of love, for such are angels; "all the hosts" signify goods and truths in the whole complex; "sun and moon" signify the good of love and the truth from that good; "the stars of light" signify the knowledges of truth from good; "the heavens of heavens" signify goods and truths both internal and external; and as man worships the Lord from those things that are with him from the Lord, thus from the goods and truths that are with him, and as man is a man from these, therefore it is said to them, namely, to the sun, moon, and stars, which signify goods and truths, that they "shall praise," that is, worship, Jehovah. Who does not know that the sun, moon, and stars do not praise, that is, worship?

[24] In Moses:

Of Joseph he said, Blessed of Jehovah be His land, for the precious things of heaven, for the dew, and for the deep that lieth beneath, and for the precious things of the increase of the sun, and for the precious things of the produce of the months (Deuteronomy 33:13, 14).

This is said in the blessing of the sons of Israel by Moses; and because "Joseph" means the spiritual-celestial, who are those that are highest in the spiritual kingdom, and thus most closely communicate with those who are in the Lord's celestial kingdom, "His land" signifies that spiritual kingdom, likewise the church that consists of such; "the precious things of heaven, the dew, and the deep also that lieth beneath" signify things spiritual-celestial in the internal and the external man; "the precious things of the increase of the sun, and the precious things of the produce of the months," signify all things that proceed from the Lord's celestial kingdom, and all things that proceed from His spiritual kingdom, thus the goods and truths therefrom, "the sun" signifying the good of love to the Lord from the Lord which is the good that those have who are in the Lord's celestial kingdom, "its increase" signifying all things that proceed from it; "the produce of the months" signifies all things that proceed from the Lord's spiritual kingdom, "months" here signifying the like as "the moon," namely, truths from good, for the same word is used for both in the original. But this that has been said must seem obscure to one who knows nothing about the two kingdoms of heaven, the celestial and the spiritual, and about their conjunction by intermediates. (But respecting these kingdoms and the intermediates, see what is said in Heaven and Hell 20-28.)

[25] In Isaiah:

I will make thy suns a ruby, and thy gates of stones of carbuncles, and all thy border of stones of desire (Isaiah 54:12).

This is said of the nations outside of the church, from whom a new church was to be established by the Lord. "I will make thy suns a ruby" signifies that goods will be brilliant from the fire of love, "suns" here meaning the goods of love, and "the ruby" meaning a brilliance as from fire; "I will make thy gates of stones of carbuncles" signifies that truths will be resplendent from good, "gates" meaning introductory truths, in particular the doctrines that are from good, for all truths of doctrine that are genuine proceed from good, and are of good; and "stones of carbuncles" signify their brightness from good; in fact, all precious stones signify truths from good, and their color, brightness, and fire indicate the quality of the truth from good. "I will make all their border of stones of desire" signifies that true knowledges [scientifica], which belong to the natural man, will be pleasant and enjoyable from good; for "border" has the same meaning as "foundation," and this means the natural man, for in the things in it the goods and truths of the spiritual man are terminated, and "stones of desire" mean truths pleasant and enjoyable from good; by these are meant the goods and truths of the Word which those who constitute the new church will have, and which will be such. That the "sun" signifies the good of love is evident, too, from their being called "suns," in the plural.

[26] In Job:

Was I glad because my means were great, and because my hand had found much? did I behold the light that it shone, and the moon that it walked in brightness? and hath my heart secretly misled itself, and my hand kissed my mouth? (Job 31:25-28).

These words mean in the spiritual sense that he had not acquired for himself intelligence from what was his own [ex proprio], and had taken no merit to himself for his intelligence, and had not gloried in it; for "Was I glad because my means were great, and because my hand had found much?" signifies, had he gloried over having intelligence, and having acquired it for himself from what was his own [ex propria]? "means" signify the knowledges of good and truth, by which intelligence is gained; "and because my hand had found much" signifies to have acquired from what is one's own [ex propria]; "did I behold the light that it shone, and the moon that it walked in brightness" signifies to have spiritual truths, which constitute intelligence, "light" and the "moon" signifying spiritual truths; "hath my heart secretly misled itself, and my hand kissed my mouth?" signifies, have I therefore gloried inwardly, and have I claimed them to myself?

[27] In Matthew:

That ye may be sons of your Father who is in the heavens; who maketh His sun to rise on the evil and on the good, and sendeth rain on the just and on the unjust (Matthew 5:45).

This treats of charity towards the neighbor, as is evident from what there precedes and follows, and, in particular of the Jews, who accounted the Gentiles as enemies, and their own people as friends. That they ought to love the Gentiles the same as their own people the Lord makes clear by this comparison; but as all comparisons in the Word are from correspondences, and from that are significative, as other things are that are not said comparatively, so it is with this comparison; and "the Father in the heavens maketh His sun to rise on the evil and on the good, and sendeth rain on the just and on the unjust" signifies that the Lord flows in from heaven with the Divine good of love and with Divine truth, with those who are outside of the Jewish church as much as with those who are within it, "sun" also here signifying the good of love, and "rain" the Divine truth. "The evil and the unjust" signify in the internal sense those who were of the Jewish Church, since they did not receive; and "the good and the just" signify those who were outside of that church and did receive. In general, all the evil and the good, and the just and the unjust, are here meant, for the Lord flows in with good and truth equally with all, but all do not receive equally.

[28] Because "the sun" signifies the Lord in relation to Divine love, He is called "the Sun of righteousness (in Malachi 4:2); and "a Sun and Shield" (in David, Psalms 84:11). Because "the sun" signifies the good of love to the Lord with man, "from the rising of the sun unto its going down" signifies all who are in the good of love to the Lord, from the first to the last; "from the rising of the sun" meaning from the first, and "unto the going down of the sun" meaning to the last, as in the following passages. In Malachi:

From the rising of the sun even unto its going down is My name great among the nations (Malachi 1:11).

In David:

From the rising of the sun unto its going down the name of Jehovah is to be praised (Psalms 113:3).

In the same:

God, Jehovah God speaketh, and shall call the earth from the rising of the sun unto its going down (Psalms 50:1).

In Isaiah:

That they may know from the rising of the sun, and from its going down, that there is none beside Me (Isaiah 45:6).

In the same:

From the going down of the sun shall they fear the name of Jehovah, and His glory from the rising of the sun (Isaiah 59:19).

I shall raise up one that shall come from the north, and from the rising of the sun one who shall call upon My name (Isaiah 41:25).

"From the rising of the sun unto its going down" signifies all, from the first to the last, who are in the good of love to the Lord, because all in heaven dwell according to quarters. Those who are in the good of love to the Lord dwell from the east to the west; those who dwell in the east are those who are in a clear good of love, and those who dwell in the west are those who are in an obscure good of love. This is why "from the rising of the sun unto its going down" signifies all, from the first to the last, who are in the good of love. The words in Isaiah, "I will raise up one that will come from the north and from the rising of the sun" signify those who are outside of the church, and those who are inside of it; for "the north" signifies the obscurity of truth, thus those who are outside of the church, because they are in obscurity in regard to truths from not having the Word, and thence not knowing anything about the Lord; and "the rising of the sun" signifies those who are within the church, because they have the Word, in which the Lord is always present, and so in His rising. (That "the east" or "the rising of the sun," and "the west" or "the setting of the sun," mean the good of love in clearness and the good of love in obscurity, see in the work on Heaven and Hell 141, 148-150; and that "the north" means truth in obscurity, in the same chapter, n 148-150; for the Four Quarters in the Spiritual World are there treated of.)

Again, "the setting of the sun" signifies the state of the church when it is in ignorance, which is its first state; and "the rising of the sun" signifies its state when it is in light. "The setting of the sun" also signifies the state of the church when it is in evils and falsities therefrom; and "the rising of the sun" when it is in goods and in truths therefrom.

[29] The first state of the church, when it is still in ignorance, is signified by the commencement of the passover in the evening when the sun was set, according to these words of Moses:

Thou shalt sacrifice the passover at even, when the sun shall have set in the stated time of thy going forth out of Egypt (Deuteronomy 16:6).

For "the feast of the passover" signified the celebration of the Lord on account of deliverance from damnation, which is effected by regeneration; and in the highest sense a remembrance of the glorification of the Lord's Human, because deliverance is from that (See Arcana Coelestia 7093, 7867, 9286-9292, 10655). And because the first state of regeneration is a state of ignorance, the beginning of that feast was "at even, when the sun had set." Again, that state is signified by "the going forth of the sons of Israel out of Egypt," for in Egypt they were in a servile state, and thus in a state of ignorance; therefore it is said, "in the stated time of the going forth out of Egypt."

[30] The last state of the church, when the church is in falsities and evils, for this state is its last, is signified by "the setting of the sun" in Moses:

When the sun was about setting, a deep sleep fell upon Abram; and lo, a horror and great darkness fell upon him. At length, when the sun had set, and it had become dark, behold, a furnace of smoke, and a torch of fire that passed through between these pieces (Genesis 15:12, 17).

These things are said of the posterity of Abram from Jacob, that is, of the Israelitish and Jewish nation; and "when the sun was about setting," and "at length, when the sun had set," signify the last state of the church in that nation, that they were in mere falsities and evils; "great darkness" and "a furnace of smoke," signify falsities from evil; and "a torch of fire" signifies the dire love of self, from which came their evils and falsities.

[31] As most things in the Word have also a contrary sense, so have "sun" and "moon" and in that sense "sun" signifies the love of self, and "moon," the falsities therefrom. "Sun and moon" have this signification because those who are in natural thought only, and not in spiritual thought, do not think beyond nature; therefore when they see that from these two luminaries, or from their light and heat, all things arise and, as it were, live upon the earth, they suppose that these luminaries rule the universe; above this they do not raise their thoughts. This all do who are in the love of self and in the evils and falsities therefrom, for such are merely natural and sensual men, and the merely natural and sensual man does not think beyond nature, for what he does not see and touch he believes to be nothing.

With the ancients, all things of the church consisted of the representatives of spiritual things in natural; with them therefore, "the sun" signified the Lord in relation to Divine good, and "the moon" the Lord in relation to Divine truth, consequently in worship they turned their faces to the rising of the sun; and those among them who were in the love of self, and were therefore merely natural and sensual, began to worship as their highest gods the sun and the moon that they saw with their eyes; but because those alone did this, or persuaded others to do it, who were in the love of self and in the evils and falsities therefrom, therefore "the sun" signifies the love of self, and "the moon" the falsity therefrom. This becomes still more evident in the case of spirits in the other life who in the world had been such; these turn the face away from the Lord, and turn it towards something there that is dark and in thick darkness, which is in the place of the sun and moon of the world, over against the sun and moon of the angelic heaven (on which more may be seen in the work onHeaven and Hell 122, 123). By persons like this the worship of the sun and moon was instituted in ancient times, when all Divine worship was representative; but at this day, when representatives have ceased, the worship of the sun and moon does not exist in the Christian world, but in its place the worship of self, which exists with those in whom the love of ruling predominates. This makes clear the signification of "sun and moon" in the contrary sense.

[32] That in ancient times the sun and moon were worshiped is evident from the fact that the Gentiles dedicated shrines to them, which are spoken of in many histories. That the Egyptians as well as the Jews and Israelites worshiped the sun and moon is evident from the Word. That the Egyptians did, see in Jeremiah:

The King of Babylon shall come, and shall smite the land of Egypt, and shall break in pieces the pillars of the house of the sun in the land of Egypt (Jeremiah 43:11, 13).

That the Jews and Israelites did, see in Ezekiel:

I beheld their faces towards the east; and the same bowed themselves towards the rising of the sun (Ezekiel 8:16).

This treats of the abominations of Jerusalem. In the second book of Kings:

Josiah 3 the King put down the idolatrous priests, them that burned incense unto Baal, to the sun, to the moon, and to the stars, and to all of the hosts of the heavens. He furthermore took away the horses that the kings of Judah had set up to the sun at the entering in of the house of Jehovah, and burned the chariots of the sun with fire (2 Kings 23:5, 11).

In Jeremiah:

They shall bring out the bones of the kings of Judah, the bones of his princes, and the bones of his priests, and the bones of his prophets, and the bones of the inhabitants of Jerusalem; and they shall spread them to the sun and the moon and all the host of the heavens, which they have loved, and which they have served (Jeremiah 8:1-2);

and also Jeremiah 44:17-19, 25; Deuteronomy 4:19; 17:3, 5.

[33] Because "Moab" in the Word signifies those who are in a life of falsity from the love of self, and their worship signifies the worship of self, therefore when the Israelitish people drew near to the worship of the Moabitish people, it was commanded that the chiefs of the people should be hung up before the sun; respecting which it is thus written in Moses:

The daughters of Moab called the people unto the sacrifices of their gods; and the people did eat, and bowed down to their gods. Especially did Israel join himself unto Baalpeor; therefore Jehovah said unto Moses, Take all the chiefs of the people, and hang them up before the sun (Numbers 25:1-4).

"Moab" signifies those who are in a life of falsity from the love of self, and who consequently adulterate the goods of the church (See Arcana Coelestia 2468, 8315).

[34] From this it is also clear that the sun of the world signifies the love of self. Because the love of self lets man down into what is his own [proprium] and holds him there, for it looks continually to self, and man's own is nothing but evil, and from evil comes every falsity, therefore "the heat of the sun" signifies adulterated truth, which in its essence is the falsity of evil. This is signified by "the heat of the sun" in the following passages. In Revelation:

The fourth angel poured out his bowl upon the sun; and it was given unto him to scorch men with fire (Revelation 16:8).

And elsewhere:

They shall hunger no more, neither shall the sun fall on them, nor any heat (Revelation 7:16).

In David:

The sun shall not smite thee by day, nor the moon by night. Jehovah shall keep thee from all evil, He shall keep thy soul (Psalms 121:6, 7).

The "sun" here means the love of self, and the "moon" the falsity therefrom; because from that love is all evil, and from evil all falsity, therefore it is said, "Jehovah shall keep thee from all evil, and He shall keep thy soul," "soul" signifying the life of truth.

[35] In Matthew:

Other seeds fell upon the rocky places, where they had not much earth; and when the sun was risen they were scorched, and because they had no root they withered away (Matthew 13:5-6; Mark 4:5-6).

"Seeds" signify the truths from the Word, that is, the truths man receives from the Lord, for it is afterwards said, that it is "the Son of man that soweth." "Rocky places" signify a historical faith, which is another's faith in oneself, which is believing a thing to be true, not because one sees it in himself, but because another in whom he has confidence has said it. "Earth" signifies spiritual good, because this receives truths as soil does seeds; "the sun's rising" signifies the love of self; and "to be scorched" and "to wither away" signify to be adulterated and to perish. This makes clear what is signified by these words of the Lord in series, namely, that the truths that are implanted from infancy from the Word or from preaching, when man begins to think from himself, are adulterated and perish by lusts from the love of self. All things in the Word are, indeed, truths, but they are adulterated by the ideas of thought concerning them, and by the way they are applied, consequently with such persons truths are not truths except in respect to the mere utterance of them. This is so because all the life of truth is from spiritual good, and spiritual good has its seat in the higher or interior mind, which is called the spiritual mind. This mind cannot be opened with those who are in the love of self, for in everything they look to self. If they lift their eyes to heaven, still the thought of their spirit is held in the consideration of self; consequently from the fire of its own glory it incites the external and corporeal sensual things which have been taught from childhood, to the imitation of such affections as belong to the spiritual man.

[36] It is written in Jonah that "the gourd that came up over him withered, and that the sun beat upon his head, so that he fell sick." As this cannot be understood without explanation by the internal sense, it shall be explained in a few words. It is thus told in Jonah:

Jehovah prepared a gourd that came up over Jonah, that it might be a shadow over his head to deliver him from his evil, and Jonah was glad over the gourd. And God prepared a worm, when the dawn came up the following day, and it smote the gourd that it dried up. And it came to pass when the sun arose that God prepared a scorching east wind; and the sun smote upon the head of Jonah, and he fell sick so that he asked that his soul might die. Then God said to Jonah, is it well for thee to be angry over the gourd? He said, It is well for me to be angry, even unto death. Jehovah said, Thou wouldest spare the gourd, for which thou hast not labored, nor didst thou make it grow up, because thou didst become the son of the night 4 and the son of night perisheth; shall not I spare Nineveh, the great city, in which are more than twelve myriads 5 of men? (Jonah 4:6-11).

This is a description of the genius of the Jewish nation, that they are in the love of self and in falsities therefrom. Jonah was of that nation, and therefore also was sent to Nineveh; for the Jewish nation had the Word, and was therefore able to teach those who were outside of the church and who are called Gentiles; these are signified by "Nineveh." Because the Jewish nation was, above others, in the love of self and in the falsities from that love, they did not wish well to any but themselves, thus not to the Gentiles, but these they hated. Because that nation was such, and Jonah represented it, he was very angry that Jehovah should spare Nineveh, for it is said:

Jonah was ill with a great illness, so that he was angry, and from the illness of anger he said, Take, O Jehovah, my soul from me, for my death is better than my life (Jonah 4:1, 3).

This evil in that nation is signified by the gourd which the worm smote so that it dried up. "The sun that smote upon the head of Jonah" signifies the love of self which was in that nation; and "the scorching east wind" the falsity therefrom; and "the worm that smote the gourd" signifies the destruction of this evil and the falsity thence. That this is the signification of "the gourd" is evident from its being said in this description that Jonah at first "was glad over the gourd," and after the gourd had been smitten by the worm and had dried up that "he was angry over it, even unto death," and also from its being said that "he had pity over the gourd." That the Jewish nation, because it was in such a love and in such falsity therefrom was liable to damnation is meant by these words to Jonah, "thou didst not cause it to grow up, because thou didst become a son of night, 6 and a son of night perisheth." (That such was the Jewish nation, see The Doctrine of the New Jerusalem 248.)

[37] The love of self is signified here and in the preceding passages, because "the sun" in the genuine spiritual sense signifies love to the Lord, and the love of self is the opposite of this love.

Moreover, the Lord's Divine love, which is present with everyone, is turned into the love of self with the evil; for everything that flows in is changed in the recipient subject into what agrees with its own nature; as the pure heat of the sun is turned into an offensive smell in subjects of such a nature, and the pure light of the sun into hideous colors in objects of such reception; this is why "the sun that smote upon the head of Jonah" signifies the love of self that is in him; likewise "the sun that was risen" by which the seeds were scorched upon the rocky places, mentioned in Matthew.

[38] In Revelation:

The city New Jerusalem hath no need of the sun and moon to shine in it, for the glory of God doth lighten it, and the Lamb is the lamp thereof (Revelation 21:23; 22:5).

"The sun" here, of which the city New Jerusalem shall have no need, signifies natural love, which, viewed in itself is the love of self and the world; and "the moon" signifies natural light, for natural light, viewed in itself is from natural love, and the quality of the light is according to the quality of the love; while spiritual love and spiritual light are signified by "the glory of God shall lighten it, and the Lamb is the lamp thereof."

[39] That such is the sense of these words is very evident from the following from Isaiah:

The sun shall be no more a light to thee by day, and for brightness the moon shall not give light unto thee; but Jehovah shall be unto thee for a light of eternity, and thy God for thine adornment. Thy sun shall no more go down, and thy moon shall not withdraw; for Jehovah shall be unto thee for a light of eternity, and the days of thy mourning shall be fulfilled (Isaiah 60:19-20).

In the first part of this passage "the sun and moon" have the same meaning as above in Revelation, namely, "the sun" signifies merely natural love, and "the moon" natural light therefrom; but in the latter part of the passage "the sun and moon" mean the sun and moon of the angelic heaven, and that sun signifies the Lord's Divine love, and the moon Divine truth, as was explained above. For it is first said, "the sun shall be no more a light to thee by day, and for brightness the moon shall not give light unto thee;" and afterwards it is said, "thy sun shall no more go down, and thy moon shall not withdraw." From all this it is now evident what "sun and moon" signify in both senses.

Poznámky pod čarou:

1. The photolithograph has "my," as also AC 612; HH 348; but Greek has "their," as also AC 9192.

2. The photolithograph has "Lord Jehovih," but the Hebrew and other passages have simply "Jehovah," cf. 527, 610, 768.

3. The photolithograph has "Chiskias;" the king in 2 Kings 23 is "Josiah."

4. The photolithograph has "because thou didst become the son of death, and the son of death perished;" the Hebrew has, "which was the son of a night and perished a son of the night."

5. The photolithograph has "thousands;" the Hebrew has "myriads."

6. Cf. 887.

  
/ 1232  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for their permission to use this translation.