Bible

 

Joël 2

Studie

   

1 Blaast de bazuin te Sion, en roept luide op den berg Mijner heiligheid; laat alle inwoners des lands beroerd zijn, want de dag des HEEREN komt, want hij is nabij.

2 Een dag van duisternis en donkerheid, Een dag van wolken en dikke duisterheid, als de dageraad uitgespreid over de bergen; een groot en machtig volk, desgelijks van ouds niet geweest is, en na hetzelve niet meer zal zijn tot in jaren van vele geslachten.

3 Voor hetzelve verteert een vuur, en achter hetzelve brandt een vlam; het land is voor hetzelve als een lusthof, maar achter hetzelve een woeste wildernis, en ook is er geen ontkomen van hetzelve.

4 De gedaante deszelven is als de gedaante van paarden, en als ruiters zo zullen zij lopen.

5 Zij zullen daarhenen springen als een gedruis van wagenen, op de hoogten der bergen; als het gedruis ener vuurvlam, die stoppelen verteert; als een machtig volk, dat in slagorde gesteld is.

6 Van deszelfs aangezicht zullen de volken in pijn zijn; alle aangezichten zullen betrekken als een pot.

7 Als helden zullen zij lopen, als krijgslieden zullen zij de muren beklimmen; en zij zullen daarhenen trekken, een iegelijk in zijn wegen, en zullen hun paden niet verdraaien.

8 Ook zullen zij de een den ander niet dringen; zij zullen daarhenen trekken elk in zijn baan; en al vielen zij op een geweer, zij zouden niet verwond worden.

9 Zij zullen in de stad omlopen, zij zullen lopen op de muren, zij zullen klimmen in de huizen; zij zullen door de vensteren inkomen als een dief.

10 De aarde is beroerd voor deszelfs aangezicht, de hemel beeft; de zon en maan worden zwart, en de sterren trekken haar glans in.

11 En de HEERE verheft Zijn stem voor Zijn heir henen; want Zijn leger is zeer groot, want Hij is machtig, doende Zijn woord; want de dag des HEEREN is groot en zeer vreselijk, en wie zal hem verdragen?

12 Nu dan ook, spreekt de HEERE, bekeert u tot Mij met uw ganse hart, en dat met vasten en met geween, en met rouwklage.

13 En scheurt uw hart en niet uw klederen, en bekeert u tot den HEERE, uw God; want Hij is genadig en barmhartig, lankmoedig en groot van goedertierenheid, en berouw hebbende over het kwade.

14 Wie weet, Hij mocht Zich wenden en berouw hebben; en Hij mocht een zegen achter Zich overlaten tot spijsoffer en drankoffer voor den HEERE, uw God.

15 Blaast de bazuin te Sion, heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit.

16 Verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert de oudsten, verzamelt de kinderkens, en die de borsten zuigen; de bruidegom ga uit zijn binnenkamer, en de bruid uit haar slaapkamer.

17 Laat de priesters, des HEEREN dienaars, wenen tussen het voorhuis en het altaar, en laat hen zeggen: Spaar Uw volk, o HEERE! en geef Uw erfenis niet over tot een smaadheid, dat de heidenen over hen zouden heersen; waarom zouden zij onder de volken zeggen: Waar is hunlieder God?

18 Zo zal de HEERE ijveren over Zijn land, en Hij zal Zijn volk verschonen.

19 En de HEERE zal antwoorden en tot Zijn volk zeggen: Ziet, Ik zend ulieden het koren, en den most, en de olie, dat gij daarvan verzadigd zult worden; en Ik zal u niet meer overgeven tot een smaadheid onder de heidenen.

20 En Ik zal dien van het noorden verre van ulieden doen vertrekken, en hem wegdrijven in een dor en woest land, zijn aangezicht naar de Oostzee, en zijn einde naar de achterste zee; en zijn stank zal opgaan, en zijn vuiligheid zal opgaan; want hij heeft grote dingen gedaan.

21 Vrees niet, o land! verheug u, en wees blijde; want de HEERE heeft grote dingen gedaan.

22 Vreest niet, gij beesten des velds! want de weiden der woestijn zullen weder jong gras voortbrengen; want het geboomte zal zijn vrucht dragen, de wijnstok en vijgeboom zullen hun vermogen geven.

23 En gij, kinderen van Sion! verheugt u en zijt blijde in den HEERE, uw God; want Hij zal u geven dien Leraar ter gerechtigheid; en Hij zal u den regen doen nederdalen, den vroegen regen en den spaden regen in de eerste maand.

24 En de dorsvloeren zullen vol koren zijn, en de perskuipen van most en olie overlopen.

25 Alzo zal Ik ulieden de jaren vergelden, die de sprinkhaan, de kever, en de kruidworm, en de rups heeft afgegeten; Mijn groot heir, dat Ik onder u gezonden heb.

26 En gij zult overvloediglijk en tot verzadiging eten, en prijzen den Naam des HEEREN, uw Gods, Die wonderlijk bij u gehandeld heeft; en Mijn volk zal niet beschaamd worden tot in eeuwigheid.

27 En gij zult weten, dat Ik in het midden van Israel ben, en dat Ik de HEERE, uw God, ben, en niemand meer; en Mijn volk zal niet beschaamd worden in eeuwigheid.

28 En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien;

29 Ja, ook over de dienstknechten, en over de dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten.

30 En Ik zal wondertekenen geven in den hemel en op de aarde: bloed, en vuur, en rookpilaren.

31 De zon zal veranderd worden in duisternis, en de maan in bloed, eer dat die grote en vreselijke dag des HEEREN komt.

32 En het zal geschieden, al wie den Naam des HEEREN zal aanroepen, zal behouden worden; want op den berg Sions en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, gelijk als de HEERE gezegd heeft; en dat, bij de overgeblevenen, die de HEERE zal roepen.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalypse Explained # 329

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 1232  
  

329. Since it is said, "thou didst redeem us to God in thy blood," and since this is understood within the church entirely according to the sense of the letter, and not according to any spiritual sense, I will also show that "blood" does not mean blood, or the Lord's suffering on the cross, but Divine truth proceeding from the Lord, and the reception of it by man; thus that "thou didst redeem us in Thy blood" means that He has delivered and freed from hell those who acknowledge Him, and receive Divine truth from Him (as was said above, n. 328. In illustration of this matter I will cite the following. Because all things that were commanded in the Israelitish Church were representative of things celestial and spiritual, and not the least thing was not so, it was also commanded, when the paschal supper was first instituted:

That they shall take of the blood, and put it on the two side posts and on the lintel upon the houses wherein they shall eat [the paschal lamb]; and the blood shall be for you for a sign upon the houses where ye are; and when I see the blood I will pass over you, nor shall there be a plague upon you from the destroyer when I shall smite the land of Egypt. And further: Ye shall take a bunch of hyssop, and dip it in the blood that is in the basin, and shall touch the lintel and the two side posts with the blood that is in the basin; and not a man of you shall go out of the entrance of his house until the morning. And Jehovah will pass through to smite Egypt; and when he shall see the blood upon the lintel and upon the two side posts, Jehovah will pass over the door, and will not suffer the smiter to come into your houses to strike you (Exodus 12:7, 13, 22-23).

He who does not know that there is a spiritual sense in the Word believes that "blood" here signifies the Lord's blood upon the cross; but this is not at all the meaning in heaven; but to the angels there the paschal supper here described has a like meaning as the holy supper instituted by the Lord, in which, in place of the paschal lamb, there are the bread and the wine; and the Lord then said that the bread was His flesh and the wine was His blood; and everyone knows, or may know, that bread and wine are what nourish the body, bread as food and wine as drink, and that in the Word, which in its bosom is spiritual, these things also must be spiritually understood, "bread" standing for all spiritual food, and "wine" for all spiritual drink.

[2] Spiritual food is all the good that is communicated and given to man by the Lord, and spiritual drink is all the truth that is communicated and given to man by the Lord. These two, namely, good and truth, or love and faith, make man spiritual; it is said, or love and faith, because all good is of love, and all truth is of faith. From this it can be seen that "bread" means the Divine good of the Lord's Divine love, and in reference to man, this good received by him; also that "wine" means the Divine truth that proceeds from the Divine good of the Lord's Divine love, and in reference to man, this truth received by him. Since the Lord says that His flesh is bread, and His blood is wine, it can be seen that "the Lord's flesh" means the Divine good of His Divine love, and "to eat" it means to receive it, and make it one's own, and thus to be conjoined to the Lord; and that "the Lord's blood" means the Divine truth that proceeds from the Divine good of His Divine love, and that "drinking" it means to receive that truth and make it one's own, and thus be conjoined to the Lord.

[3] Again, spiritual nourishment is from the good and truth that proceed from the Lord, as all nourishment of the body is from food and drink; their correspondence also is from this, which is such that where anything of food, or that serves for food, is mentioned in the Word, good is meant, and where anything of drink, or that serves for drink, is mentioned, truth is meant. From this it can be seen that the "blood" from the Paschal Lamb, which the sons of Israel were commanded to put upon the two side posts and upon the lintel of their houses, means Divine truth proceeding from the Lord; this, when received in faith and life, protects man against the evils that rise up out of hell; for in His Divine truth the Lord is with man, for this is the Lord's own with man, yea, it is Himself with man. Who that thinks from sound reason cannot see that the Lord is with a man not in His blood, but in His Divine, which is the good of love and the good of faith received by man. (But what the particulars here signify, namely, "the two side posts" and "the lintel," "the destroyer" and "smiter," and "Egypt," and many other things in this chapter, can be seen in Arcana Coelestia, where they are explained.)

[4] From what has now been said, without further explanation, the significance of the Lord's words when He instituted the Holy Supper is evident:

As they were eating, Jesus took bread, and blessed, broke, and gave to the disciples, and said, Take, eat; this is My body. And He took the cup, and having given thanks, He gave to them, saying, Drink of it, all of you; for this is My blood of the new covenant, which is shed for many. I say unto you that I will not drink henceforth of this product of the vine until that day when I shall drink it with you in the kingdom of God (Matthew 26:26-29; Mark 14:22-25; Luke 22:15-20).

As "wine" means Divine truth nourishing the spiritual life, therefore the Lord says to them, "I say unto you that I will not drink henceforth of this product of the vine until that day when I shall drink it with you new in the kingdom of God," which shows clearly that something spiritual is meant, for He says that "He is to drink with them," and "in the kingdom of God," or in heaven, and also that "He is to eat" with them of the Paschal Lamb there (Luke 22:16).

[5] What has now been said also makes clear what is signified by these words of the Lord:

The bread that I will give is My flesh. Verily, verily, I say unto you, Except ye eat the flesh of the Son of man, and drink His blood, ye have not life in you. He that eateth My flesh and drinketh My blood hath eternal life; and I will raise him up at the last day. For My flesh is truly food, and My blood is truly drink. He that eateth My flesh and drinketh My blood abideth in Me, and I in him. This is the bread that cometh down out of heaven (John 6:51-58).

That the Lord's "flesh" is Divine good, and His "blood" Divine truth, both of them from Him, can be seen from this, that these are what nourish the soul; it is therefore said, "My flesh is truly food, and My blood is truly drink." And as a man is conjoined to the Lord by Divine good and truth, therefore it is further said, "He that eateth My flesh and drinketh My blood shall have eternal life, and he abideth in Me and I in him." The Lord spoke in this way, namely, saying His "flesh" and His "blood," and not His Divine good and His Divine truth, in order that the sense of the letter of the Word might be made up of such things as correspond to things spiritual, in which the angels are; thus and in no other way could there be, by means of the Word, a conjunction of the men of the church with the angels (See The Doctrine of the New Jerusalem 252, 258-262; and Heaven and Hell 303-310).

[6] Since "blood" signifies the Divine truth proceeding from the Lord, and conjunction with the Lord is effected by man's reception of it, therefore blood is called "the blood of the covenant," for "covenant" signifies conjunction. Blood is called "the blood of the covenant" by the Lord when He instituted the Holy Supper, for He said:

Drink of it, all of you; for this is My blood of the new covenant [or testament] (Matthew 26:27, 28; Mark 14:24; Luke 22:20).

It is also called "the blood of the covenant" in Moses, where is the following:

Moses came from Mount Sinai, and told the people all the words of Jehovah, and all the judgments. And Moses wrote all the words of Jehovah, and rose up early in the morning, and built an altar under the mount. And he sent young men of the sons of Israel, and they offered up burnt-offerings, and sacrificed bullocks as peace-offerings unto Jehovah. And Moses took half of the blood and put it in basins; and half of the blood he sprinkled on the altar. And he took the book of the covenant, and read in the ears of the people; and they said, All that Jehovah hath spoken will we do and hear. And he took the blood and sprinkled it on the people, and said, Behold the blood of the covenant that Jehovah hath concluded with you upon all these words. And they saw the God of Israel, and under His feet as it were a work of sapphire stone, and as the substance of the heavens for purity (Exodus 24:3-11).

That "blood" here signifies Divine truth proceeding from the Lord and received by man, and conjunction therefrom, is evident, for half of it was sprinkled on the altar and half on the people; for the "altar" signified all worship that is from the good of love, and the "people" those who offer worship and receive the good of love by means of truths; for all reception of Divine good is effected by truths made truths of life, and consequent conjunction is by means of the good in such truths. That there is conjunction by means of the good in such truths, that is, by means of truths made truths of life, and that "blood" was a representative thereof, is very clear from the words there, for this was done when Moses descended from Mount Sinai, from which the law was promulgated, and also the statutes and judgments that were to be observed; and it is said that "Moses wrote all these words of Jehovah, and read them in the ears of the people," who said, "All that Jehovah hath spoken will we do and hear," which words they said twice (See verses 3 and 7).

[7] Words or truths become truths of life by doing; and as Moses wrote these words, he called them, "The Book of the Covenant," which signifies that there is conjunction by means of them. The law promulgated by Jehovah from Mount Sinai, and the statutes and judgments that were also commanded at that time, signified all Divine truth, or the Divine truth in its whole complex. This is why they are called "the Book of the Covenant," and why the ark in which was that book is called "The Ark of the Covenant," "covenant" signifying conjunction. Because Divine truth, by which there is conjunction, proceeds from the Lord, the Lord appeared to the people "under the feet as it were a work of sapphire stone;" that He so appeared "under the feet" signifying that Divine truth is such in ultimates. Divine truth in ultimates is Divine truth in the sense of the letter of the Word; "work of sapphire stone" signifies the translucence of this sense from Divine truth in the internal or spiritual sense; "the God of Israel" is the Lord. (That "sapphire stone" signifies translucence from internal truths, see Arcana Coelestia 9407; and that "the God of Israel" is the Lord in respect to the Divine Human, see above, n. 328.) From this it is now clear that a "covenant" or conjunction is effected by means of Divine truth, and that the blood sprinkled on the altar and half of it on the people was a representative of it, since "blood" signifies Divine truth proceeding from the Lord and received by man, as was said above.

(That "covenant" signifies conjunction, see Arcana Coelestia 665, 666, 1023, 1038, 1864, 1996, 2003, 2021, 6804, 8767, 8778, 9396, 10632.

That the law in a strict sense means the ten commandments of the Decalogue, and in a broad sense, the whole Word, thus all Divine truth, n. 2606, 3382, 6752, 7463, 9417.

That from this "Mount Sinai" signifies heaven where the Lord is, from whom is Divine truth, or from whom is the law, both in the strict and the broad sense, n. 8399, 8753, 8793, 8805, 9420; and that the altar was the principal representative of the Lord, and of the worship from the good of love, n. 921, 2777, 2811, 4489, 4541, 8935, 8940, 9388-9389, 9714, 9963-9964, 10123, 10151, 10242, 10245, 10642.)

[8] Since "blood" signifies Divine truth proceeding from the Lord and received by man, from which is conjunction, therefore all things that were representative of things Divine proceeding from the Lord which are called celestial and spiritual were inaugurated by oil and by blood, and were then called holy. They were inaugurated by oil and blood that they might be representative, because "oil" signified the Divine good of the Divine love, and "blood" the Divine truth proceeding therefrom, for truth proceeds from good. That inaugurations and sanctifications were made by means of oil will be seen in what follows, where they are treated of in their paragraph. Here let some things in which blood was used be mentioned, as:

When Aaron and his sons were to be sanctified, blood was sprinkled upon the horns of the altar, and round about the altar, and upon Aaron and his sons, and upon their garments (Exodus 29:12, 16, 20-21; Leviticus 8:24).

Blood was sprinkled seven times before the veil that was over the ark, and upon the horns of the altar of incense (Leviticus 4:6-7, 17-18).

Before Aaron entered within the veil to the mercy-seat, he should sacrifice and burn incense, and should sprinkle the blood with the finger seven times upon the mercy-seat eastward (Leviticus 16:12-15).

The blood of the burnt-offering and of the sacrifice should be sprinkled upon the altar, around the altar, and at the base of the altar (Leviticus 1:5, 1:11, 15; 3:2, 8, 13; 4:25, 30, 34; 5:9; 8:15, 24; 17:6; Numbers 18:17; Deuteronomy 12:27).

The blood should be sprinkled upon the horns of the altar and thus expiation should be made for the altar (Exodus 30:10; Leviticus 16:18-19).

Blood from the burnt-offerings and sacrifices was sprinkled and poured out upon the altar, around the altar, or at its base, because the altar with the burnt-offerings and sacrifices upon it represented and thence signified all worship from the good of love and the truths therefrom; and as truths proceed from good, therefore the blood was sprinkled on and poured out around the altar, for "around" signifies proceeding.

[9] (But these things can be better seen from what has been shown respecting burnt offerings and sacrifices in the Arcana Coelestia, as follows: "burnt-offerings" and "sacrifices" signified all things of worship from the good of love, and the truths therefrom, n. 923, 6905, 8680, 8936, 10042. Therefore burnt-offerings and sacrifices were called bread, n. 2165, because "bread" signifies everything that nourishes the spiritual life, n. 2165, 3478, 4976, 5147, 5915, 6118, 8410, 8418, 9323, 10686. Burnt-offerings and sacrifices signified celestial Divine and spiritual Divine things, which are the internals of the church, from which are all things of worship, n. 2180, 2805, 2807, 2830, 3519; with a difference according to the differences of worship, n. 2805, 6905, 8936. Therefore there were many kinds of burnt-offerings and sacrifices, and in them various processes and consisting also of various animals, n. 2830, 9391, 9990. The various things they specially signified can be known from the particulars of the procedure unfolded by the internal sense, n. Arcana Coelestia 10042. The rituals and procedures of the sacrifices contain arcana of heaven, n. Arcana Coelestia 10057. In general they contain the arcana of the glorification of the Lord's Human, and in a relative sense, the arcana of man's regeneration and his purification from evils and falsities, n. 9990, 10022, 10042, 10053, 10057. What was signified by the "meal-offerings," which were bread and cakes, which were also sacrificed, n. Arcana Coelestia 10079; what by the "drink-offering," which was wine, n. 4581, 10137)

[10] When these things are understood it can be known that "the blood of the sacrifice" in other places also in the Word signifies Divine truth, as in Ezekiel:

Say to the bird of every wing and to the beast of the field, Come together and come; gather yourselves from round about to My sacrifice that I do sacrifice for you, a great sacrifice upon the mountains of Israel; that ye may eat flesh and drink blood. Ye shall eat the flesh of the mighty and drink the blood of the princes of the earth. And ye shall eat fat to satiety, and drink blood to drunkenness, of My sacrifice which I sacrifice for you. And ye shall be satiated at My table with horse, with chariot, with every man of war. So will I give My glory among the nations (Ezekiel 39:17-21).

This treats of the restoration of the church; and "Israel" and "Jacob" mean all who are of the church, respecting whom these things therefore are said; "a great sacrifice upon the mountains of Israel" signifies all things of their worship; "flesh" and "fat" signify the good of love, and "blood" the truth from that good; worship is from these; an abundance of both is described by their "eating flesh and fat to satiety," and "drinking blood to drunkenness," and this "of the sacrifice;" it is therefore further said, "Ye shall be satiated at My table with horse, chariot, and every man of war," for "horse" signifies the understanding of truth, "chariot" doctrine, and the "man of war" truth fighting against falsity and destroying it. Who cannot see that "blood" here does not mean blood, as that they "should drink the blood of the princes of the earth," and "drink blood even to drunkenness, of the sacrifice?" "The princes of the earth" signify the principal truths of the church; therefore their "blood" signifies spiritual nourishment from those truths. Because such things are signified, therefore it is also said, at the end of this chapter, respecting Israel, by whom the church is signified:

Then will I not hide My faces any more from them; for I will pour out My spirit upon Israel (Ezekiel 39:29).

It is said, "Say to the bird of every wing and to the beast of the field," because "bird of every wing" signifies spiritual truth in the whole complex, and "beast of the field" the affection of good. (That "birds" in the Word signify things spiritual, n. 745, 776, 866, 988, 991, 3219, 5149, 7441; likewise "wings," n. 8764, 9514; that "beasts" signify affections, and "beasts of the field" the affections of good, n. 2180, 3218, 3519, 5198, 9090, 9280, 10609; and that both birds and beasts were for this reason used in sacrifices, n. 1823, 3519, 7523, 9280)

[11] In confirmation that the "beast of the field" and "bird" signify such things, I will quote here one passage only from the Word:

In that day I will make a covenant for them with the beast of the field, and with the bird of the heavens, and with the creeping thing of the earth; and I will break the bow and the sword and war from the earth. And I will betroth thee unto Me for ever; and I will betroth thee unto Me in justice and in judgment, and in mercy and in compassions, and I will betroth thee unto Me in truth (Hosea 2:18-20).

"To make a covenant with the beast of the field and with the bird of the heavens" signifies with the affections of good and with spiritual truths, for with these the Lord is conjoined to man, since the Lord is in these with man; therefore it is called "a covenant" with them, "covenant" meaning conjunction. That "beasts" signify the affections of good, and "birds" things spiritual, will be fully shown in their paragraphs in what follows.

[12] Because "fat" in sacrifices signified Divine good, and "blood" Divine truth, both from the Lord, and because by both when received by man conjunction was effected, therefore the posterity of Jacob, that is, the Jews and Israelites, were forbidden to eat any fat or any blood (See Leviticus 3:17; 7:23-27; 17:11-14; Deut. 12:17, 12:23-25; 15:23). This was because that nation was not in any good of love, nor in any truth of good, but in the falsities of evil; and "to eat fat and blood" signified with them the mingling of truth from good with the falsity from evil, which is profanation; from which also it can be seen that "blood" signifies Divine truth. (That "fat" or "fatness" in the Word signifies the good of love, see Arcana Coelestia 353, 5943, 6409, 10033; and that the Jews and Israelites were solely in things external and not in things internal, and consequently not in spiritual truths and good, but in the falsities of evil; and that all things of their worship were external separated from what is internal, and that still by things external they could represent the internal things of worship, see in The Doctrine of the New Jerusalem 248 .)

[13] Because "blood" in the sacrifices signified Divine truth, therefore also:

They were forbidden to sacrifice the blood of the sacrifice upon what was leavened (Exodus 23:18; 34:25);

for "leaven" signifies falsity, and "what was leavened" truth falsified (See Arcana Coelestia 2342, 7906, 8051, 9992).

[14] The Lord's "flesh" signifies the Divine good of the Divine love, and His "blood" signifies the Divine truth proceeding from that good, because there are two things that proceed from the Lord's Divine Human, namely, Divine good and Divine truth, the latter is His blood, and the former His flesh. That which proceeds is the celestial Divine and the spiritual Divine; and these constitute the heavens in general and in particular. (But this can be seen better from what has been shown in the work on Heaven and Hell, under the following heads. The Divine of the Lord makes Heaven, n. 7-12; the Divine of the Lord in Heaven is Love to Him and Charity towards the Neighbor, n. 13-19; The Whole Heaven, therefore, as a Whole and in Its Parts, answers to One Man, n 59-77; This is from the Lord's Divine Human, n 78-87 and further from what is said of The Sun in Heaven, and Light and Heat therefrom, and that Heat is the Divine Good, and Light Divine Truth, both proceeding from the Lord, n 116-140) From this it can in some measure be comprehended why the Divine proceeding is meant by the "flesh and blood," that is, the Divine good by "flesh," and the Divine truth by "blood."

[15] With man also there are two things that constitute his spiritual life, namely the good of love and the truth of faith. With him the will is the receptacle of the good of love, and the understanding is the receptacle of the truth of faith. All things belonging to the mind, that is, belonging to the will and understanding, have a correspondence with all things belonging to the body, consequently the latter are moved at the nod of the former. In general, the correspondence of the will is with the flesh, and the correspondence of the understanding with the blood; consequently the voluntary that is man's own [proprium voluntarium] is meant in the Word by "flesh," and the intellectual that is his own [proprium intellectuale] by "blood," as in Matthew:

Jesus said to Simon, blessed art thou, for flesh and blood hath not revealed it unto thee (Matthew 16:17).

These things are mentioned that it may be known that in the Word things voluntary and intellectual, that is, spiritual things, are meant by "flesh and blood" when man is referred to, and things Divine when the Lord is referred to. But these things are for those whose minds can be elevated above natural ideas and can see causes.

[16] This also is what is signified by the "blood and water" that issued out of the Lord's breast; which is described as follows in John:

One of the soldiers pierced His side, and straightway there came out blood and water. And he that saw beareth witness, and his witness is true; he knoweth that he saith true things, that ye also may believe (John 19:34-35).

These things were done to signify the Lord's conjunction with the human race through Divine truth proceeding from the Divine good of His love; "breast" signifies Divine love; "blood and water" signify Divine truth proceeding, "blood" the Divine truth that is for the spiritual man, and "water" the Divine truth that is for the natural man; for all things that are related in the Word respecting the Lord's passion are also significative (See above, n. 83, 195). And because these things signify His love, and man's salvation by means of Divine truth proceeding from Him, therefore the evangelist adds, "He that saw beareth witness, and his witness is true; he knoweth that he saith true things, that ye also may believe."

[17] To what has already been mentioned I will add the following from the Word.

In Zechariah:

Exult exceedingly, O daughter of Zion; shout, O daughter of Jerusalem; behold, thy King cometh. And He shall speak peace unto the Gentiles; and His dominion shall be from sea even to sea, and from the river even to the uttermost parts of the earth. As for thee also, by the blood of thy covenant I will send forth thy bound ones out of the pit wherein is no water (Zechariah 9:9-11).

This is said of the Lord, and of the establishment of the church by Him among the nations; "the blood of the covenant" here meaning Divine truth, by means of which there is conjunction of the Lord with those who are to be of His church (as above); it is therefore further said, "I will send forth thy bound ones out of the pit wherein is no water," for by these the nations that are in falsities from ignorance are signified; "the pit wherein is no water" signifying where there is no truth, and "sending them forth" signifying to free them from falsities. That "water" signifies the truth of the church, see above (n. 71); and that "the bound in the pit" signifies those who are in falsities from ignorance, and yet in a desire to know truths, see Arcana Coelestia 4728[1-8], 4744, 5038, 6854, 7950).

[18] In David:

God shall save the souls of the needy; He shall redeem their soul from fraud and violence; and precious shall their blood be in His eyes. And he shall live, and to him shall He give of the gold of Sheba, and shall pray for him continually; all the day shall He bless him. Upon the top of the mountains his fruit shall be shaken (Psalms 72:13-16);

this treats of the "needy," by whom those who desire truths from spiritual affection are signified; of these it is said, that "He shall redeem their soul from fraud and violence," which signifies their liberation from evils and falsities, which destroy the goods of love and the truths of faith. The reception of Divine truth by them as being acceptable and grateful, is signified by "precious shall their blood be in His eyes," "blood" here meaning Divine truth received. Their reformation is described by "he shall live, and to him shall He give of the gold of Sheba, and shall pray for him continually; all the day shall He bless him;" the "gold of Sheba" meaning the good of charity; "to pray for him continually" signifying that they shall be continually withheld from falsities and kept in truths, and "He shall bless him" signifying that they shall be continually in the good of charity and faith; it is therefore said further, "upon the top of the mountains his fruit shall be shaken;" the "top of the mountains" signifying heaven, from which they have the good of love from the Lord, which is "fruit."

[19] In Moses:

The scepter shall not depart from Judah, nor a lawgiver from between his feet, until Shiloh come; who shall bind to the vine his ass's foal, and to the noble vine the son of his she-ass, whilst he shall wash his vesture in wine, and his covering in the blood of grapes (Genesis 49:10-11).

This prophecy treats of the Lord, of whom it is said, "he shall bind to the vine his ass's foal, and to the noble vine the son of his she-ass," and "he shall wash his vesture in wine, and his covering in the blood of grapes;" "vine" signifying the church, and "wine" and the "blood of grapes" Divine truth. (For what the other things signify, see the explanation of these words in Arcana Coelestia 6371-6377.) The like is meant by the "blood of grapes" in Deuteronomy (Deuteronomy 32:14); where the ancient church reformed by Divine truth is treated of.

[20] From what has been shown in this and the preceding article it can be seen by those who acknowledge the spiritual sense of the Word that "Thou didst redeem us to God in Thy blood" means conjunction with the Divine by the acknowledgment of the Lord, and by the reception of Divine truth from Him; also that the like is meant by "blood" in the twelfth chapter of this prophetic book, where it is said:

That Michael and his angels overcame the dragon by the blood of the Lamb, and by the word of their 3 testimony (Revelation 12:11).

It is said, "the blood of the Lamb" and "the word of testimony," because "the blood of the Lamb" signifies the reception of Divine truth from the Lord, and "the word of testimony" the acknowledgment of His Divine Human.

[21] That "blood" signifies Divine truth is still further evident from its contrary sense, in which "blood" signifies violence offered to Divine truth by the falsities of evil, and its destruction by these; and as what is signified in the genuine sense is also manifested by these contrary meanings, I will cite some passages in which "blood" and "bloods" have that significance. It is to be known that most things in the Word have also a contrary sense, and that from that sense it can be known what is signified in the genuine sense. The following will serve for illustration. In Revelation:

The second angel poured out his bowl into the sea, and it became as the blood of one dead, and every living animal in the sea died. And the third angel poured out his bowl into the rivers and into the fountains of the waters, and they became blood (Revelation 16:3-4).

And elsewhere:

The two witnesses have power over the waters to turn them into blood (Revelation 11:6).

In Isaiah:

The waters of Nimrim shall be desolations; and the waters of Dimon are full of blood (Isaiah 15:6, 9).

In David:

He sent darkness and made it dark. He turned their waters into blood, and made their fish to die (Psalms 105:28-29).

It is clear from these passages what "blood" signifies in the contrary sense; for blood in the genuine sense signifies Divine truth, and with those who receive it truth from good; so in the contrary sense it signifies violence offered to Divine truth, and with those who do that, it signifies falsity from evil. This contrary meaning is clear from its being said that the "waters" of "the sea," of "rivers," and of "fountains," "were turned into blood;" for "waters" signify truths, therefore "blood" here signifies falsities that destroy truths. The "living animal in the sea," and the "fish," signify truths known [vera scientifica]; so their "dying" and "being slain" by blood signify such truths also destroyed. (That "waters" signify truths, see above, n. 71; and that "fish" signify truths known [vera scientifica] of the natural man, see Arcana Coelestia 40, 991)

[22] Again in Revelation:

I saw when He had opened the sixth seal, and behold there was a great earthquake; and the sun became black as sackcloth, and the whole moon became blood (Revelation 6:12).

In Joel:

I will show wonders in the heavens and in the earth; blood, and fire, and columns of smoke. The sun shall be turned into darkness, and the moon into blood, before the great day of Jehovah come (Joel 2:30-31).

Here also it is known from the contrary meaning that "blood" signifies violence offered to the Divine truth; for "sun" in the Word signifies the celestial Divine, which is the Divine good, and "moon" signifies the spiritual Divine, which is the Divine truth; it is therefore said that "the moon shall be turned into blood." (That this is the signification of "moon" see in the work on Heaven and Hell 118, 119.)

[23] In Isaiah:

He that walketh in righteousness, and speaketh uprightness, that stoppeth his ear lest he hear bloods, and shutteth his eyes lest he see evil (Isaiah 33:15);

"to stop the ear lest he hear bloods" meaning evidently not to hear falsities from evil. In David:

Thou wilt destroy those that speak falsehood; the man of blood and deceit Jehovah abhorreth (Psalms 5:6);

"the man of blood and deceit" meaning those who are in falsities from evil; it is therefore said, "Thou wilt destroy those that speak falsehood," "falsehood" in the Word signifying falsities. In Isaiah:

And it shall come to pass, that he that is left in Zion and he that remaineth in Jerusalem shall be called holy to Him, everyone that is written unto life in Jerusalem. When the Lord shall have washed away the filth of the daughters of Zion, and shall have washed away the bloods of Jerusalem out of the midst thereof by the spirit of judgment and by the spirit of cleansing [burning] (Isaiah 4:3-4).

Because "Jerusalem" signifies the church in respect to doctrine, therefore it is said, "When He shall have washed away its blood out of the midst thereof," "bloods" signifying the falsities of evil. The "spirit of judgment" signifies Divine truth, and because this purifies it is said, "by the spirit of cleansing" [burning].

[24] In Ezekiel:

In the day wherein thou wast born I passed by beside thee, and I saw thee trodden down in thy bloods, and I said unto thee, In thy bloods, live; yea, I said unto thee, In thy bloods live. I washed thee, and I washed away thy bloods from upon thee, and I anointed thee with oil (Ezekiel 16:5-6, 9, 22, 36, 38).

This also treats of Jerusalem, which signifies the church in respect to the doctrine of truth, here first of the falsities of evil in which it was before it was reformed, and afterwards of its reformation; the falsities of evil are signified by its being seen "trodden down in bloods;" and its reformation by "he washed, and washed away the bloods, and anointed with oil;" "to wash" signifying to purify by truths; "to wash away bloods" signifying to remove the falsities of evil; and "to anoint with oil" signifying to endow with the good of love.

[25] In Lamentations:

For the sins of the prophets of Jerusalem, and the iniquities of her priests, that have shed the blood of the just in the midst of her. They have wandered blind in the streets, they have been polluted with blood, what they cannot pollute they touch with their garments (Lamentations 4:13-14).

"Prophets of Jerusalem" signify those who are to teach the truths of doctrine, and "priests" those who are to lead by truths to good; here mentioned in a contrary sense, since it is said, "for their sins;" "to shed the blood of the just" signifies to falsify truths and adulterate goods; it is therefore said, "they have wandered blind in the streets, they have been polluted with blood, what they cannot pollute they touch with their garments;" "to wander blind in the streets" signifies not to see truths at all, "streets" meaning truths; "polluted with bloods" signifies to be wholly in falsities; "what they cannot pollute they touch with their garments" signifies that what they cannot pervert they nevertheless falsify, "garments" meaning the truths that invest interior things, which truths are the truths of the sense of the letter of the Word.

In Isaiah:

All uproar shall be whirled about by the earthquake, and the garment is polluted with bloods (Isaiah 9:5);

"earthquake" signifying the perversion of the church by the falsification of truth, and the "garment polluted with bloods" the falsification of the sense of the letter of the Word.

[26] In Jeremiah:

Thou hast taught evils thy ways; also in thy skirts is found the blood of the souls of the innocents; I found them not in digging through, but upon all these (Jeremiah 2:33-34).

Here "blood found in the skirts" signifies the like as above by "what they cannot pollute they touch with their garments," "skirts" are the "garments." "I found them not in digging through, but upon all these" signifies that they dared not destroy the truths themselves, but that they falsified the truths of the sense of the letter, "skirts" signifying those truths.

[27] In Isaiah:

Your hands are full of bloods (Isaiah 1:15).

Your hands are polluted with blood, and your fingers with iniquity; your lips have spoken lies, and your tongue hath meditated perverseness. Their feet run to evil, and they make haste to shed innocent blood; their thoughts are thoughts of iniquity (Isaiah 59:3, 7).

"Hands polluted with blood, and fingers with iniquity" signifies that in all things belonging to them there is falsity and the evil of falsity; "hands" and "fingers" signify power, thus all things with them that have power. Because this is the meaning it is also said, "your lips have spoken lies, and your tongue hath meditated perverseness," "lies" meaning falsities, and "perverseness" the evil of falsity; "their feet make haste to shed innocent blood" signifies their hastening to destroy the good of love and charity; this is signified by "shedding innocent blood." The good of innocence is that from which is every good and truth of heaven and the church (See Heaven and Hell 276-283). From this it can be seen what is signified in a general sense by "bloods," in the plural, namely, violence offered both to the truths and the goods of the Word and of the church.

As "shedding innocent blood" signifies to destroy the good of love and of charity, every kind of precaution was taken that innocent blood should not be shed; and if it were shed:

That expiation shall be made for the land (Deuteronomy 19:10, 13; 21:1-9);

for the "land" signifies the church.

[28] In Isaiah:

Jehovah goeth forth from His place to visit the iniquity of the earth; then shall the earth reveal her bloods, and shall no more cover her slain (Isaiah 26:21).

The "bloods" that the earth shall reveal signify all the falsities and evils that have destroyed the truths and goods of the church, the "earth" being the church where these are; the "slain" signify those that have perished by falsities and evils. (That the "slain" signify those that have perished by falsities and evils, see above, n. 315.) In Revelation:

In Babylon was found the blood of prophets and of saints, and of all that have been slain upon the earth (Revelation 18:24);

"the blood of prophets and of saints" meaning truths and goods extinguished; and the "slain" those who have perished by falsities and evils (as just above).

[29] The like is meant by:

The blood of the prophets which was shed upon the earth, from the blood of Abel the just even to the blood of Zachariah, the son of Barachiah, whom they slew between the temple and the altar (Matthew 23:30, 34-35; Luke 11:50-51).

In the spiritual sense, by "Abel" those who are in the good of charity are meant, and, abstractly from person, that good itself; and by "Cain" those who make faith alone the sole means of salvation, and the good of charity of no account, thus rejecting and slaying it; and by "Zachariah" those who are in the truths of doctrine are meant, and abstractly from person the truth itself of doctrine; therefore the "blood" of these two signifies the extinction of all good and truth; "whom they slew between the temple and the altar" signifies in the spiritual sense every kind of rejection of the Lord; for "temple" signifies the Lord in respect to Divine truth, and "altar" the Lord in respect to Divine good, and "between them" signifies both together.

(That "Abel" in a representative sense is the good of charity, see Arcana Coelestia 342, 354, 1179, 3325; and that "Cain" is faith alone, separated from charity, n. 340, 347, 1179[1], 3325. That "prophet" signifies the doctrine of truth, n. 2534, 7269. That "temple" signifies the Lord in respect to Divine truth, and "altar" the Lord in respect to Divine good, and in a relative sense the Lord's kingdom and church in respect to truth and good, n. 2777, 3720, 9714, 10642. That "between" the two signifies where there is a marriage of Divine truth and Divine good, n. 10001, 10025.)

[30] In the Word it is often said of those condemned to death, that "their bloods should be upon them," which means, in the spiritual sense, that damnation should be upon them because of the falsities and evils by which they had destroyed the truths and goods of the church; for in general "bloods" signify all the falsities of doctrine, of life, and of worship, by means of which come the evils that destroy the church. These evils are in part enumerated in Ezekiel (Ezekiel 18:10-13); these are also signified by "bloods" in John:

As many as received Him, to them gave He power to become sons of God, to them that believe on His name; who were born, not of bloods nor of the will of the flesh nor of the will of man, but of God (John 1:12, 13).

"The Lord's name" means all truths and goods by which He is to be worshiped; "bloods" mean all the falsities and evils that destroy; "the will of the flesh" and "the will of man" signify all the evils of love and the falsities of faith, for "flesh" signifies the voluntary that is man's own [proprium volutarium] from which is every evil, and "man" [vir] signifies the intellectual that is man's own [proprium intellectuale], from which is every falsity, "will" meaning where these things are; "to be born of God" is to be regenerated by means of the truths of faith, and by means of a life according to them.

  
/ 1232  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for their permission to use this translation.

Ze Swedenborgových děl

 

Apocalypse Explained # 355

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 1232  
  

355. Verse 2. And I saw, and behold a white horse, signifies the understanding of truth from the Word. This is evident from the signification of "horse," as being the intellect; and from the signification of "white," which is predicated of truth. (That the "horse" signifies the intellect can be seen from what is quoted and shown in the small work on The White Horse; and that "white" is predicated of truth, see above, n. 196.) It is said that "a white horse" was seen when the Lamb opened the first seal, "a red horse" when He opened the second, "a black horse" when He opened the third, and "a pale horse" when He opened the fourth; and as "horse" signifies the intellect, particularly in relation to the Word, it can be seen thence that the understanding of truth from the Word, and its quality with the men of the church, are here described by "horses." It is the same whether you say that the understanding of truth is described, or those who are in it are described; for men, spirits, and angels are the subjects in which it resides. From this it can be known what is described in the internal or spiritual sense in this chapter and in those that follow next, namely, the Word in relation to the understanding. This is evident also from the ninth verse of this chapter, where, after these four horses had appeared, and the fifth seal had been opened, it is said, "I saw the souls of them that had been slain for the Word of God;" also from the nineteenth chapter of this book, where it is said that:

The name of Him that sat upon the white horse is called the Word of God (Revelation 19:13).

That "a horse" signifies the intellect, and "a white horse" the understanding of truth from the Word, can be seen shown in the small work cited above, on The White Horse; but as only a few passages were there quoted from the Word, in proof that "horse" signifies the intellect, I will here quote more, that there may be full confirmation; these now follow.

[2] In Ezekiel:

Gather yourselves from the circuit to My sacrifice that I do sacrifice for you. Ye shall be satisfied at My table with horse and with chariot, with the mighty man, and with every man of war. So will I give My glory among the nations (Ezekiel 39:17, 20-21).

This treats of the calling together of all to the Lord's kingdom, and especially of the establishment of the church with the Gentiles; for it describes the spiritual captivity in which the Gentiles were, and their liberation from it. "The sacrifice to be sacrificed" signifies all the worship by which the Lord is worshiped; "to be satiated at My table" signifies with all spiritual food; and as this food is the understanding of truth from the Word and from doctrine from the Word, it is said, "with horse and with chariot," "horse" signifying the understanding of truth from the Word, and "chariot" signifying the doctrine therefrom. It is also said, "with the mighty man, and with every man of war," "mighty man" signifying the truth from good that destroys evil, and "man of war" the truth from good that destroys falsity. Unless such things were signified, how could it be said that they should be satiated "with horse and with chariot, with the mighty man, and with every man of war?"

[3] Likewise in Revelation:

Gather yourselves together unto the supper of the great God; that ye may eat the flesh of kings, and the flesh of commanders of thousands, and the flesh of the strong ones, and the flesh of horses, and of them that sit on them (Revelation 19:17-18).

What precedes this treats of the Word and its spiritual sense; this now is an invitation to learn truths, and to perceive goods; and "the supper of the great God" signifies instruction in truths, and the consequent perception of good from the Lord; and "the flesh of kings," "of commanders of thousands," "of the strong ones," "of horses," and "of them that sit on them," signifies truths of every kind which are from good; "flesh" signifying good, "kings" Divine truths in general, "commanders of thousands" the same in particular, "strong ones" natural truths, "horses" intellectual truths, and "those that sit on them" spiritual truths. It must be clear to everyone that this does not mean the flesh of kings, of commanders of thousands, of strong ones, of horses, and of them that sit on them.

[4] In Habakkuk:

Was Jehovah displeased with the rivers? was Thine anger against the rivers? was Thy fury against the sea? because Thou ridest upon Thy horses, Thy chariots are salvation, Thou hast trodden down the sea with Thy horses, the mire [or clay] of many waters (Habakkuk 3:8, 15).

Who does not see that "horses" here do not mean horses? For it is said of Jehovah that "He rideth upon His horses," and that "He treadeth down the sea with His horses," and that "His chariots are salvation?" But this is said because "His riding upon horses" signifies that Jehovah, that is, the Lord, is in the understanding of His Word in its spiritual sense; and since the doctrine of truth, which teaches the way of salvation, is from the Word, it is added, "Thy chariots are salvation," "chariots" signifying doctrine; also "to tread down the sea with horses" signifies that Jehovah, that is, the Lord, is in the understanding of His Word in its natural sense; for "sea" here signifies that sense, and in general all things of the natural man and that are for the natural man; and because Divine truths there are in their ultimate, it is added, "the mire [or clay] of many waters," "mire" [or "clay"] signifying the ultimate from which and in which are truths, and "waters" signifying truths.

[5] In Zechariah:

I will cut off the chariot from Ephraim, and the horse from Jerusalem; and the bow of war shall be cut off; but He shall speak peace to the nations (Zechariah 9:10).

This treats of the Lord's coming, and of the establishment of the church among the Gentiles. That there would then be nothing of the church remaining with the Jews is described by, "I will cut off the chariot from Ephraim, and the horse from Jerusalem, and the bow of war shall be cut off," which signifies that there would no longer be any truth in doctrine nor any understanding of truth; and thence no combat and resistance against falsity; "Ephraim" signifies the church in relation to the understanding of truth, and "Jerusalem" the church in relation to the doctrine of truth, "the chariot" doctrine itself, and "the horse" the understanding itself, and "the bow of war" combat and resistance against falsity. The establishment of the church among the nations is signified by, "He shall speak peace to the nations," "nations" signifying all who are in the good of love to the Lord (See above, n. 331), "peace" signifying that good, and thence all things of the church. (That "Ephraim" signifies the church in relation to the understanding of truth, see Arcana Coelestia 3969, 5354, 6222, 6234, 6237, 6267, 6296; and that "Jerusalem" signifies the church in relation to doctrine, see in The Doctrine of the New Jerusalem 6, and above, n. 223.)

[6] In the same:

In that day I will smite every horse with astonishment, and the horseman with madness; and I will open mine eye upon the house of Judah, but every horse of the peoples will I smite with blindness (Zechariah 12:4).

This treats of the devastation of the former church, and the establishment of the new church. The devastation of the former church is described by "In that day I will smite every horse with astonishment, and the horseman with madness; and every horse of the peoples will I smite with blindness." It is plain that "horse" here signifies the understanding of truth with the men of the church, and "horseman" the affection of spiritual truth, from which is understanding; else why should it be said that "the horse should be smitten with astonishment, and the horse of the peoples with blindness?" "Astonishment" is predicated of the understanding when it has no perception of good, and "blindness" when it has no perception of truth; "the house of Judah" signifies the church with those who are in the good of love to the Lord, and thence in the doctrine of truth from the Word (See above, n. 119, 211); therefore it is said, "upon it I will open mine eye," which signifies to illustrate them that they may see truths.

[7] In the same:

In that day there shall be upon the bells of the horses, Holiness to Jehovah (Zechariah 14:20).

This also treats of the Lord's coming, and the invitation of all to the church; and "the bells of the horses" signify knowledges and cognitions [scientifica et cognitiones] and preachings therefrom which are from the understanding of truth; and as all understanding of truth is from the Lord, and thus the knowledges and preachings themselves, therefore it is said, "there shall be upon the bells of the horses, Holiness to Jehovah." Because "bells" have this signification:

There were bells of gold upon the skirts of Aaron's robe round about (Exodus 28:34-35).

[8] In Moses:

Dan shall be a serpent upon the way, an asp upon the path, biting the horse's heels, and its rider shall fall backwards: I wait for Thy salvation, O Jehovah (Genesis 49:17-18).

This is a prophecy of Israel the father, respecting the tribe of Dan, which tribe signifies the ultimates of the church, thus those who are in the ultimates of truth and good, who are called sensual; for there are in the church those who are spiritual and those who are natural, and the natural are interior, middle, and outmost; the outmost are the sensual, who do not elevate their thoughts above the sense of the letter of the Word. These are meant by "Dan;" of what quality they are is described in this prophecy, namely, that "Dan is a serpent upon the way, an asp upon the path, biting the horse's heels, and its rider shall fall backwards;" "serpent upon the way," and "asp upon the path" signify the sensual in relation to truth and good; "the horse's heels" signify the ultimates of the understanding of truth and good; and "the rider," reasoning from these; and because the sensual viewed in itself does not see truths, since it does not comprehend things spiritual, and therefore slides easily into falsities unless continually withheld from them by the Lord, it is said, "and its rider shall fall backwards: I wait for Thy salvation, O Jehovah." (That "Dan" signifies the ultimates of the church, see Arcana Coelestia 1710, 6396, 10335; that "serpent" signifies the sensual, which is the ultimate of the understanding, n. 6398, 6949, 8624 end, 10313, and above, n. 70; that "way" signifies truths, n. Arcana Coelestia 627, 2333, 10422, and above, n. 97 [1-2]; and that "the heel" signifies the ultimate natural, or the corporeal natural, n. 259, 4938, seq. What the sensual is, and what sensual men are in both senses, see in The Doctrine of the New Jerusalem 50.)

[9] In Zechariah:

I lifted up mine eyes, and saw, when behold, four chariots coming out from between two mountains; and the mountains were mountains of copper. To the first chariot were red horses; to the second chariot black horses; to the third chariot white horses; and to the fourth chariot grisled horses, stout. The angel said, These are the four winds of heaven, going forth from standing by the Lord of the whole earth. The black horses which are therein go forth to the land of the north; and the white went forth after them; and the grisled went forth into the land of the south; and the stout ones went forth and sought to go that they might wander through the earth. And he said, See these that go forth to the land of the north, they have caused my spirit to rest in the land of the north. And they that are afar shall come and shall build in the temple of Jehovah (Zechariah 6:1-8, 15).

This prophecy is not understood by anyone unless he knows what "chariots" and "horses" signify, and what "red," "black," "white," "grisled," and "stout" signify; also what "the land of the north" and "the land of the south" signify. It treats of the church that was to be propagated among those who as yet were not in any light of truth, because they had not the Word; "the north" means the obscurity of the truth they possessed; "the south" the clearness of truth; "horses" mean their understanding; "red," "black," "white," and "grisled" mean its quality in the beginning, and its quality afterwards; "red," the quality of their understanding in the beginning in relation to good; "black," the quality of their understanding in the beginning in relation to truth; "white," the quality of their understanding afterwards in relation to truth; "grisled," its quality finally in relation to truth and good; and "stout" means its quality in relation to its power to resist evils and falsities. From this it can now be seen what is signified by "the black horses went forth to the land of the north, and the white went forth after them," and "they have caused my spirit to rest in the land of the north," namely, that those who from good of life are in the affection of knowing the truths of the church receive and understand, nor are any others illustrated; that such are illustrated and receive is meant by "they have caused my spirit to rest in the land of the north;" "the grisled went forth into land of the south, and the stout to wander through the earth" signifies that those who from the good of life are in the affection of knowing the truths of the church come into the light, and that they resist evils and falsities, and constitute the church. These four kinds of horses, therefore, are called "the four winds of the heavens, going forth from standing by the Lord of the whole earth;" "winds" signifying all Divine truths, and "going forth from standing by the Lord of the whole earth" signifying that all truths proceed from Him. (That "winds" signify all Divine truths, see Arcana Coelestia 9642, and Heaven and Hell 141-153; and that "to go forth" signifies to proceed, Arcana Coelestia 5337, 7124, 9303.) "They that are afar, that shall build in the temple of Jehovah" signify those who were previously far away from the truths and goods of the church, who shall draw near to the church. (That such are signified by "those that are afar," see Arcana Coelestia 4723, 8918; and that the "temple of Jehovah" signifies the church, n. 3720; moreover, that "the north" signifies the obscurity of truth, and "the south" [auster sive meridies] the clearness of truth, thus also those that are in obscurity and in clearness of truth, see Heaven and Hell 148-151.) What is signified by "red" and by "black," in both senses, will be seen in the explanations at verses 4 and 5 of this chapter, and what by "white," see above n. 196. "The mountains of copper, from between which the chariots and horses went forth," signify the good of love in the natural man; this is said because the nations here treated of, before they were illustrated, were not in spiritual good but in natural good. (That "mountain" signifies the good of love, see Arcana Coelestia, n. 795, 4210, 6435, 8327, 8758, 10438; and "copper" natural good, see above, n. 70)

[10] In Job:

God hath made her forget wisdom, neither hath he imparted to her intelligence. What time she lifteth up herself on high she laugheth at the horse and its rider (Job 39:17-18).

These things are said of a "bird," which signifies intelligence from self [proprium], which in itself is no intelligence; for man from self [proprium] sees nothing but falsities and not truths, and intelligence is from truths, and not from falsities; therefore it is said of her, "God hath made her to forget wisdom, neither hath He imparted to her intelligence," and "when she lifteth up herself on high she laugheth at the horse and its rider," that is, at the understanding of truth, and at him who is intelligent.

[11] In David:

The stout of heart have become a spoil, they have slumbered their sleep. At Thy rebuke, O God of Jacob, both chariot and horse have fallen into a deep sleep (Psalms 76:5-6).

The "stout of heart" signify those who are in truths from good; "have become a spoil," and "have slumbered their sleep," signify their having fallen from evils into falsities; "the rebuke of the God of Jacob" signifies their state inverted by themselves; and "both chariot and horse have fallen into a deep sleep" signifies that their intellect was lulled to sleep, because it had become merely natural. That "to be awake" signifies to acquire for oneself spiritual life, and "to be asleep" to have natural life without spiritual, see above n. 187.

[12] In Ezekiel:

Javan, Tubal, and Meshech, they gave to thy traffic the soul of man and vessels of brass. They of Bethogarma gave for thy wares horses, horsemen, and mules (Ezekiel 27:13-14).

This treats of Tyre, which signifies the knowledges of truth and good pertaining to the external and the internal church. "Javan, Tubal, and Meshech," signify those who are in external worship; and "they of Bethogarma," those who are in internal worship; it is said therefore that these "gave for the wares of Tyre, horses, horsemen, and mules;" and "the others gave the soul of man and vessels of brass;" the "soul of man" signifies the truth of faith in respect to knowledge; "vessels of brass" signify the truths of natural good; and "horses, horsemen, and mules," signify the understanding of truth and good, "horses" the understanding of truth, "horsemen" intelligence, and "mules" the rational. (That "mule" signifies the rational, see Arcana Coelestia 2781, 5741, 9212.) Everyone can see that "the tradings of Tyre," which are enumerated in this chapter and elsewhere, do not mean tradings with these things, such as vessels of brass, horses, and mules, and many others; but that spiritual tradings are meant, which are effected by means of the knowledges of truth and good; for the Word is Divine, and treats of Divine things, and not of earthly things; therefore it contains spiritual things which pertain to heaven and the church, expressed in the ultimate sense, which is the sense of the letter, by natural things which correspond to them. (That "to trade" and "to be a merchant" signifies in the Word to acquire and to communicate the knowledges of truth and good, see Arcana Coelestia 2967[1-9], 4453; and that "to buy" and "to sell" signify something similar, n. 2967, 4397, 4453, 5371, 5374, 5406, 5410, 5426, 5886, 6143, 7999, 9039.)

[13] In Isaiah:

Who led them through the deeps, as a horse in the wilderness they stumbled not; as a beast goeth down into the valley the Spirit of Jehovah led him (Isaiah 63:13-14).

This chapter treats of the Lord, and His combat with the hells, and His subjugation of them, but here of the salvation of those who are in love and faith towards Him. These are compared to "a horse in the wilderness," and to "a beast in the valley," because "horse" signifies the understanding of truth, and "beast" the affection of good; for all comparisons in the Word are from correspondences.

[14] In Revelation:

I saw heaven opened, and behold a white horse; and He that sat upon him was called the Word of God. And the armies that are in heaven followed Him upon white horses (Revelation 19:11-16).

"A white horse" evidently signifies the understanding of the Word, likewise "the white horses" upon which those sat who followed; for "He that sat upon" the white horse was the Lord in relation to the Word; for it is said, "and He that sat upon him was called the Word of God;" and in verse 19:16, "He had upon His vesture and upon His thigh a name written, Lord of lords and King of kings." The Lord is called the Word, because the Word means Divine truth proceeding from Him. (But these things in Revelation may be seen more fully explained in the small work on The White Horse 1, also why the Lord is called "the Word," n. 14 .) As "chariots" and "horses" signify doctrine from the Word and the understanding of it, and as all doctrine of truth and the understanding of it are out of heaven from the Lord, therefore it is said of Him that "He rides upon the Word," "upon the clouds," "upon heaven," "upon a cherub," also that "He makes to ride," as in the following passages. In David:

Gird thy sword upon the thigh, O mighty One, in Thy majesty, and in Thine honor mount, and ride upon the Word of truth and the meekness of righteousness (Psalms 45:3-4).

These things are said of the Lord. In the same:

Sing unto God, sing psalms to His name; extol Him that rideth upon the clouds (Psalms 68:4).

In Isaiah:

Behold, Jehovah rideth upon a cloud, and cometh into Egypt; and the idols of Egypt shall be moved before Him (Isaiah 19:1).

In David:

Sing psalms unto the Lord, to Him who rideth upon the heaven of the heaven of old (Psalms 68:32-33).

God rode upon a cherub, He did fly, and was borne upon the wings of the wind (Psalms 18:10).

In Habakkuk:

O Jehovah, Thou dost ride upon Thine horses, Thy chariots are salvation. Thou hast trodden the sea with Thy horses (Habakkuk 3:8, 3:15).

In Isaiah:

Then shalt thou delight in Jehovah; and I will make thee ride in the high places of the earth (Isaiah 58:14).

In Moses:

Jehovah alone did lead him, and made him ride upon the high places of the earth (Deuteronomy 32:12-13).

And in Hosea:

I will make Ephraim to ride (Hosea 10:11).

In these passages, "to ride" signifies to give intelligence and wisdom, because "chariot" signifies the doctrine of truth, and "horses" the understanding of it.

[15] In Isaiah:

Then shall they bring all your 1 brethren out of all nations an offering unto Jehovah upon horses and upon the chariot, and upon covered wagons, upon mules, and upon swift beasts, to the mountain of My holiness, Jerusalem (Isaiah 66:20).

This treats of the establishment of a new church by the Lord; it is not meant therefore that they will bring their brethren upon horses, upon the chariot, upon covered wagons, upon mules, and upon swift beasts, to Jerusalem; but it is meant that all who are in good are to be instructed in Divine truths, and having been made intelligent and wise thereby are to be introduced into the church; for "brethren" signify all who are in good; "horses" signify the understanding of truth; "chariot" the doctrine of truth; "covered wagons" the knowledges of truth; "mules" the internal rational, which is spiritual; and "swift beasts" the external rational, which is natural; and "Jerusalem" signifies the church, in which is the doctrine of Divine truth, which is called "the mountain of holiness" from the love of truth. From the signification of "chariots" and "horses" it can be seen why:

Elijah and Elisha were called the chariots of Israel and the horsemen thereof, and the mountain was seen by the lad of Elisha to be full of horses and chariots of fire round about Elisha (2 Kings 2:11, 12; 6:17; 13:14);

namely, that both Elijah and Elisha represented the Lord in relation to the Word, and "chariots" signify doctrine from the Word, and "horsemen" intelligence. (That Elijah and Elisha represented the Lord in relation to the Word, see Arcana Coelestia 7643, 8029, 9372.)

[16] That "chariots" and "horses" signify doctrine and the understanding of it, can be seen, moreover, from their contrary sense, in which "chariots" and "horses" signify the doctrines of falsity, and false knowledges [scientifica] from a perverted intellect; for most things in the Word have a contrary sense, from which it can be seen what the same signify in the genuine sense. That "chariots" and "horses" in that sense have such a signification can be seen from the following passages. In Ezekiel:

Behold, I will bring against Tyre the king of Babylon from the north, with horse and with chariot, and with horsemen. He shall slay with the sword thy daughters in the field. By reason of the abundance of His horses their dust shall cover thee; by reason of the voice of the horseman and of the wheel and of the chariot, thy walls shall quake. With the hoofs of his horses shall he trample all thy streets; he shall slay the people with the sword (Ezekiel 26:7-8, 10-11).

"Tyre" signifies the church in relation to the knowledges of truth; and "the king of Babylon" the destruction of truth by falsities and profanation; "the north from which he was to come" signifies the source of all falsity, in particular, hell, out of which falsity arises; "chariot," "horses," and "horsemen" signify the doctrine of falsity and reasonings therefrom; "the daughters whom they shall slay in the field with the sword" signify the affections of truth which falsities will destroy, for "daughters" are the affections of truth, "the field is the church where those affections are, "the sword" is the combat of falsity against truth, and "to slay" is to extinguish. This makes clear the signification of "by reason of the abundance of his horses their dust shall cover thee," "dust" meaning the evil of falsity; the "walls that shall quake by reason of the voice of the horseman, of the wheel, and of the chariot," signify protecting truths, which in general are, that there is a God, and that the Word is Divine, and that there is eternal life. These "walls," or these truths, are said "to quake by reason of the voice of the horseman, of the wheel, and of the chariot," when they come to be doubted through the falsities of doctrines and reasonings from them; "the hoofs of the horses with which he shall trample all the streets," signify the outermost things of the natural man, which are called sensual impressions [sensualia], from which are all falsities; the "streets that shall be trampled by them" are the truths of the doctrine of the church, which are wholly destroyed; the "people who shall fall by the sword" signify all who are in truths, and in an abstract sense all truths.

[17] In Jeremiah:

O sword, against the liars, that they may become foolish; O sword, against the mighty, that they may be dismayed; O sword, against her horses and against her chariots; O sword, against her treasures, that they may be despoiled; let there be drought upon her waters that they may be dried up: because it is a land of graven images (Jeremiah 50:36-38).

"Sword" signifies the combat of truth against falsity, and of falsity against truth and consequent vastation; here it signifies vastation; "liars" and "mighty men" signify falsities and reasonings therefrom; the same is signified by "horses" and "chariots;" the "treasures that shall be despoiled" signify all things of doctrine; "the drought upon the waters, that they may be dried up," signifies the deprivation of truth, "drought" meaning deprivation, and "waters" truths; and as all falsities are from self-intelligence, it is said, "because it is a land of graven images," "land" here signifying heresy, and "graven images" what is from self-intelligence. (That such is the signification of "graven images," "molten images," and "idols," see Arcana Coelestia 8869, 8941, 10406, 10503)

[18] In the same:

Behold, he shall come up as clouds, and his chariots as the storm; his horses are swifter than eagles. Woe unto us! for we are devastated. Wash thine heart from evil, that thou mayest be saved. How long shall thoughts of iniquity lodge in the midst of thee? The whole land shall be a waste. The whole city fleeth for the voice of the horseman and the shooters of the bow; they have entered the thick clouds, and have gone up into the rocks; the whole city is forsaken (Jeremiah 4:13-Jeremiah 4:13-14, 27, 29).

This describes the vastation of the church by the falsities of evil; falsities are signified by "clouds;" and the lust of reasoning from falsities against truths by "the horses that are swifter than eagles;" and the doctrinals of falsity by "the chariots that are as the storm;" that consequently everything of the church and everything of its doctrine shall perish, is signified by "the whole land shall be a waste, and the whole city fleeth for the voice of the horseman and the shooters of the bow;" "land" means the church, and "city" its doctrine; "the voice of the horseman and the shooters of the bow" means reasoning from falsities and assault, and "to flee" means to perish. That then mere falsity and the faith of falsity would reign is signified by "they have entered the thick clouds, and have gone up into the rocks," "clouds" meaning falsities, and "rocks" the faith of falsities. The devastation of the church and of its doctrine is evidently here described, for it is said, "Woe unto us! for we are devastated. How long shall the thoughts of iniquity lodge in the midst of thee? The whole land shall be a waste. The whole city is forsaken. "

[19] In the same:

Behold, a people cometh from the land of the north, and a great nation shall be stirred up from the sides of the earth. Their voice roareth like the sea; and they ride upon horses (Jeremiah 6:22-23; 50:41-42).

Here, too, the devastation of the church by the falsities of evil is described; "the land of the north," and "the sides of the earth," are the source of these, "the land of the north" the source of falsities, and "the sides of the earth" the source of evils; for "the north" signifies what is remote from truths, and "the sides of the earth" what is remote from goods; therefore "nation" is predicated of the latter, and "people" of the former, "nation" meaning those who are in evils, and "people" those who are in falsities (See above, n. 331). Their reasoning is signified by "their voice roareth like the sea, and they ride upon horses."

[20] In Ezekiel:

Thou shalt come from thy place out of the sides of the north; thou and many peoples with thee, all of them riding upon horses. And thou shalt go up against My people Israel, as clouds to cover the land (Ezekiel 38:15-16).

These things are said of Gog, by whom external worship without any internal is signified; "the sides of the north" signify here, as above, what is remote from goods and truths, thus the source of the falsities of evil; and because they reason therefrom and attack the truths of the church and extinguish them it is said, "all of them riding upon horses; and thou shalt go up against My people Israel, as clouds to cover the land;" "to ride upon horses" meaning reasonings, "to go up against the people of Israel," and "to cover the land," signifying to attack the truths of the church and to extinguish them; "clouds" are the falsities of evil.

[21] In Daniel:

At the time of the end, the king of the south shall come into collision with the king of the north. So the king of the north shall rush upon him like a whirlwind, with chariot, and with horsemen, and with many ships; and he shall enter into the lands and shall overflow and pass through (Daniel 11:40).

This chapter treats of the combat of the king of the north with the king of the south; and "the king of the north" means falsity from evil, and "the king of the south" truth from good; so evidently the things mentioned in this chapter are not spoken of any future war between two kings, but of the combats of falsity from evil against truth from good. "The chariot and horsemen with which the king of the north shall rush upon him" are the assaults upon truth by the falsities of evil; the "many ships," with which also they shall rush upon him, are the knowledges [scientifica] and doctrinals of falsity; the destruction of the church thereby is signified by "he shall come into the lands and shall overflow and pass through." (That "ships" signify knowledges [scientifica] and doctrinals, in both senses, see Arcana Coelestia 1977, 6385; and that "to overflow" signifies immersion in falsities and evils, n. 660, 705, 739, 756, 790, 5725, 6853)

[22] In Jeremiah:

By thee will I scatter the nations, and by thee will I destroy kingdoms, and by thee will I scatter the horse and its rider, and by thee will I scatter the chariot and him that rideth in it (Jeremiah 51:20-21).

And in Haggai:

I will overturn the throne of kingdoms, and I will destroy the strength of the kingdoms of the nations; and I will overturn the chariot and those who ride in it; and the horses and their riders shall come down, a man by the sword of his brother (Haggai 2:22).

This is said of the destruction of falsity and evil, and not of the destruction of any nation or kingdom; for "nations" signify evils, and "kingdoms" (like "peoples") falsities. For this is prophetical, not historical. This makes clear what "horse" and "rider," and "chariot and him that rideth in it" signify, namely, that "horse and rider" signify a perverted intellect and reasoning therefrom and "the chariot and him that rideth in it" the doctrine of falsity or heresy, and those who are in it.

[23] In Nahum:

Woe to the city of bloods! the whole is filled with lying and rapine; the voice of the whip, and the voice of the rattling of the wheel, and the horse neighing and the chariot leaping, the horseman making to ascend, and the flame of the sword, and the flash of the spear, and a multitude of the slain, and a heap of carcasses, because of the multitude of the whoredoms of the harlot, selling nations by her whoredoms, and families by her sorceries (Nahum 3:1-4).

This treats of the violence offered to Divine truth, and its destruction by the falsities of evil; for this is signified by "the city of bloods," respecting which what follows is said (See above, n. 329); therefore it is also said, "the whole is filled with lying and rapine," "lie" meaning falsity, and "rapine" violence offered by falsity; and as "wars" signify spiritual combats, which are the combats of truth against falsity and of falsity against truth, all things pertaining to war, as "whip," "horse," "chariot," "sword," and "spear," signify various things pertaining to spiritual warfare; but what each of these in particular signifies need not be explained here, only what "horse," "horseman," and "chariot" signify. "The voice of the rattling of the wheel" signifies reasonings from falsities and evils; "the horse neighing and the chariot leaping" signifies the lust of destroying truths, "horse" meaning the intellect perverted, and "chariot" the doctrine of falsity, which destroy; "to neigh" and "to leap" meaning to be moved to destroy by lust and delight, and "horseman making to ascend" meaning assault. It is therefore said, "a multitude of the slain, and a heap of carcasses;" those are called "slain" who perish from falsities, and "carcasses" who perish from evils; therefore it is also said, "because of the multitude of the whoredoms of the harlot, selling the nations by her whoredoms, and families by her sorceries;" "whoredoms" signify the falsifications of truth, "harlot" heresy, "to sell nations" signifies to become estranged from goods, and "to sell families by sorcery" to become estranged from truths, "nations" meaning goods, "families" truths therefrom, and "sorceries" the falsities of evil which estrange.

[24] In Habakkuk:

I rouse up the Chaldeans, that bitter and hasty nation, that marcheth into the breadths of the land; her horses are lighter than leopards, and more fierce than the wolves of the evening, so that her horsemen spread themselves; yea, her horsemen shall come from far; they shall fly as an eagle that hasteth to eat. She shall come wholly for violence; she shall mock at kings, and rulers shall be a derision unto her (Habakkuk 1:6, 8-10).

"The Chaldeans" mean those who profane truths and thus vastate the church, therefore they are called "a bitter and hasty nation, that marcheth into the breadths of the land," "breadths of the land" meaning the truths of the church (See in the work on Heaven and Hell 197). Their lust for and dexterity in perverting truths and destroying them by reasonings from falsities altogether remote from truths are signified by, "her horses are lighter than leopards, and more fierce than the wolves of the evening, so that her horsemen spread themselves; yea, her horsemen shall come from far; they shall fly as an eagle that hasteth to eat." Lust is signified by "her horses are lighter than leopards," and dexterity by "her horses are more fierce than the wolves of the evening," and both by "they fly as an eagle." Because the lust and dexterity are for destroying truths therefore it is said, "she shall come wholly for violence;" their scoffing at truths and goods is signified by "she shall mock at kings, and rulers shall be a derision unto her," "kings" signifying truths, and "lords" and "rulers" goods.

[25] In David:

Some in the chariot, and some in horses; but we will glory in the name of our God (Psalms 20:7).

In the same:

A king is not saved by the multitude of an army; a horse is a lying thing for safety (Psalms 33:16-17).

In the same:

Jehovah delighteth not in the might of a horse; His pleasure is not in the thighs of a man (Psalms 147:10).

"To glory in the chariot and in horses," and "Jehovah delighteth not in the might of a horse," signify all things from self-intelligence, from which are nothing but falsities; and "the thighs of a man" signify those things that are from his own will, from which are nothing but evils.

[26] In Amos:

He that holdeth the bow shall not stand, nor shall the swift of foot escape, nor shall he that rideth upon the horse cause his soul to escape, but he that is stout of heart shall flee naked in that day (Amos 2:15-16).

This, too, describes self-intelligence and confidence arising from an ability to speak and reason from falsities. "He that holdeth the bow shall not stand," and "the swift of foot shall not cause himself to escape," signify that one who knows how to reason readily from the doctrine of falsity and from the knowledge [scientia] and memory of the natural man, shall not on that account be saved; the like is signified by "he that rideth upon the horse shall not cause his soul to escape;" "he that is stout of heart, who shall flee naked in that day," signifies that he who trusts in his falsities shall be without any truth, "stout of heart" meaning one who trusts in his falsities, and "naked" one who is without any understanding of truth (See above, n. 240).

[27] In Isaiah:

The Lord Jehovih, the Holy One of Israel, saith, In quietness and in confidence shall be your might; but ye would not, and said, No, but upon a horse we will flee; therefore ye shall flee; and we will ride upon the swift; therefore shall they that pursue you be made swift (Isaiah 30:15-16).

This treats of confidence in the Lord and of confidence in self; confidence in the Lord in these words, "the Lord Jehovih, the Holy One of Israel, said, In quietness and in confidence shall be your might;" and confidence in self in these words, "and ye said, No, but upon a horse we will flee," and "we will ride upon the swift;" "to flee upon a horse," and "to ride upon the swift," signifying to covet and love those things that are of one's own understanding, and thought and reasoning therefrom. That falsities will then break in and take possession is signified by, "therefore ye shall flee," and "therefore shall they that pursue you be made swift," "swiftness" and "haste" signifying what is done from lust, or from love.

[28] In Zechariah:

Jehovah shall set Judah as the horse of His majesty in war; out of him shall be the corner, out of him the nail, and out of him the bow of war. And they shall be as mighty men treading down the mire of the streets; and they shall fight because Jehovah is with them, and they shall make ashamed them that ride upon horses (Zechariah 10:3-5).

"The house of Judah" signifies the Lord's celestial kingdom, that is, the heaven and church that are in love to the Lord; of this it is said that it shall be "as the horse of majesty in war," which signifies the understanding of Divine truth combating against evils and falsities, which it will destroy, "horse" signifying the understanding, "majesty" Divine truth, and "war" combat against falsities and evils and their destruction. "The corner," "the nail," and "the bow of war," that are "out of Judah," signify truths, "the corner" truth protecting, "the nail" truth strengthening, and the "bow of war" truth combating from doctrine; "they shall be as mighty men treading down the mire of the streets" signifies the power to disperse and destroy falsities, "mire of the streets" signifying falsities. "They shall make ashamed them that ride upon horses" signifies the annihilation of the reasonings, argumentations, and confirmations that are from man's own understanding; that this shall be accomplished by the Lord and not by them is meant by, "they shall fight because Jehovah is with them."

[29] In Hosea:

Asshur will not save us; we will not ride upon the horse; we will say no more to the work of our hands, Thou art our God (Hosea 14:3).

This also treats of intelligence from self [ex proprio], that it will not save. "Asshur" signifies the rational, here as being from self [ex proprio]; "to ride upon the horse" signifies reasoning of the understanding from self [ex proprio]; and "work of the hands" signifies the selfhood [proprium] itself.

[30] In Ezekiel:

Oholah committed whoredom, and she doted on her lovers, on the Assyrians her neighbors, clothed in blue, horsemen riding upon horses (Ezekiel 23:5-6, 12, 23).

"Oholah," which here is Samaria, signifies a church in which truths are falsified; "her whoredoms," which are treated of in this chapter, signify falsifications; "the Assyrians" signify reasonings by which truths are falsified; and because "to ride upon horses" signifies to reason from falsities that are from self-intelligence, it is said, "she doted on the Assyrians, horsemen riding upon horses;" the "blue, in which they were clothed," signifies falsity appearing as truth, which appearance comes chiefly from applying the sense of the letter of the Word to principles of falsity.

[31] In Jeremiah:

The snorting of his horses was heard from Dan; at the sound of the neighings of his stout ones the whole land quaked; and they came and devoured the land and its fullness; [the city] and those that dwell therein (Jeremiah 8:16).

What is meant by "Dan" has been told above in this article, namely, truth in its ultimate; this is the truth in the church that is contained in the sense of the letter of the Word. Those who abide in this alone, and do not read the Word from the doctrine of genuine truth, which should guide and illustrate, may be carried away into all kinds of errors; those who are carried away into errors or falsities are meant here by "Dan;" the consequent confirmation of falsities is meant by "the snorting of his horses;" and the falsifications of truth are meant by "the sound of the neighings of his stout ones;" these are called "stout" from their confidence, because it is from the sense of the letter of the Word, that falsity is truth. That the church in respect to its truths and goods is thereby vastated, is signified by "the whole land quaked;" and "they came and devoured the land and its fullness, and those that dwell therein," "the land" meaning the church, "its fullness" truths, and "those that dwell therein" goods.

[32] In Isaiah:

He hath lifted up an ensign to the nations from far, and hath hissed to him from the end of the earth, and behold the swift one shall come in haste, whose arrows are sharp, and all his bows are bent; the hoofs of his horses are reckoned as rock, and his wheels as a storm (Isa. 5:26, 5:28).

This, too, treats of those who are in ultimates in regard to the understanding of truth and as to the perception of good. These ultimates are what are called sensual impressions [sensualia], which are the ultimates of the natural man (of which see in The Doctrine of the New Jerusalem 50); from these, when separated from the spiritual man, stream forth all the evils and falsities that are in the church and in its doctrine: evils from this source are signified by "the nations that shall come from far;" and falsities by "him that cometh from the end of the earth;" "far," and "the end of the earth" signifying those things that are remote from the truths and goods of the church. "The arrows that are sharp," and "the bows that are bent" signify the falsities of doctrine prepared to destroy truths, and "the hoofs of the horses that are reckoned as rock," and "his wheels that are as a storm" signify the ultimates of truth, like those in the sense of the letter of the Word, and arguments and confirmations of falsity by means of these; "the hoofs of the horses" mean the ultimates of the understanding, here of the perverted understanding, because separated from the understanding of the spiritual man; and because these ultimates are from the sense of the letter of the Word, it is said, "are reckoned as rock;" while "wheels" mean argumentations and confirmations by means of these, and because these appear strong they are said to be "as a storm."

[33] In the book of Judges:

My heart is toward the lawgivers of Israel. Ye that ride on white asses, and sit on middin, and that walk by the way, meditate. The stars from their courses fought with Sisera. Then were the hoofs of the horses bruised; the prancing of his stout ones struck together (Judges 5:9-10, 20, 22).

These words are contained in the song of Deborah and Barak, which treats of the combat of truth against falsity and its victory; "the lawgivers of Israel" signify the truths of the church; "to ride on white asses" and "to sit on middin" signify the perception of good and the understanding of truth, "white asses" signifying the rational in respect to good, and "middin" the rational in respect to truth; and "to walk by the way and to meditate" signify a life of truth; "the stars from their courses fought with Sisera" signifies the knowledges of truth, and combat from them against falsities of evil; "the feet of the horses that were bruised," and "the prancing of the horses that struck together" signify the falsities that are from the outmost natural, or the sensual [sensuali], and arguments therefrom that they were destroyed.

[34] In Amos:

Shall horses run upon the rock? shall one plough with oxen? for ye have turned judgment into gall, and the fruit of justice into wormwood (Amos 6:12).

"Shall horses run upon the rock?" signifies, is there any understanding of truth? "Shall anyone plough with oxen?" signifies, is there any perception of good? This is plainly the meaning, for it follows, "for ye have turned judgment into gall, and the fruit of justice into wormwood;" "to turn judgment into gall," signifies to turn truth into falsity, and "to turn the fruit of justice into wormwood," signifies to turn good into evil.

[35] In David:

Thou hast laid oppression upon our loins. Thou hast caused a man to ride over our head; We entered into the fire and the waters: but Thou hast brought us out into a broad place (Psalms 66:11-12).

This is a description of spiritual captivity and deliverance therefrom. There is spiritual captivity when the mind is so shut up as not to perceive good nor understand truth; there is deliverance from it when the mind is opened; "the oppression upon the loins" signifies that there is no perception of good of love, for "loins" and "thighs" signify the good of love; "to cause a man to ride over our head" signifies that there is no understanding of truth; "man" here signifying intelligence from self [ex proprio], which is no intelligence; and "head" the like. Because this is the signification therefore it is said, "we entered into the fire and the waters," "into the fire" meaning into the evils that are from the love of self, and "into the waters" meaning into falsities; deliverance therefrom is meant by "but Thou hast brought us out into a broad place," "broad place" signifying truth (as above).

[36] In Isaiah:

Woe to them that go down into Egypt for help, and stay on horses, and trust in the chariot, but they look not unto the Holy One of Israel, neither seek Jehovah. For Egypt is man and not God, and its horses flesh and not spirit (Isaiah 31:1, 3).

"Egypt" in the Word signifies the knowing [faculty] [scientificum] which is in the natural man, and thence also the natural man; and because the natural man, with the knowing [faculty] that is in it, has no understanding, but only thought from the memory, which is a kind of imagination from objects of sight and hearing; and because this is beneath the spiritual, in which nevertheless all the goods and truths of heaven and the church reside, therefore "Egypt" signifies in most passages a falsified knowing [faculty] [scientificum falsum]; for when the spiritual man does not flow in, knowledges in the natural man are turned into mere falsities, and its thoughts into confirmations of falsity and into reasonings from them against truths. From this it can be seen what is signified by "horses of Egypt and its chariots," namely, that "the horses" signify false knowledges, and "chariots" doctrinals from which there are reasonings against truth. Such, therefore, seek truths from no other source than themselves, for each one's own [proprium] has its seat in the natural man, and what is not his own has its seat in the spiritual; such persons therefore seize upon falsities instead of truths, and upon evils instead of goods, calling evils goods and falsities truths, and trusting in themselves, because they trust in what is their own. These things are signified by "Woe to them that go down into Egypt, and stay on horses, and trust in chariots because they are many, and in horsemen because they are very strong;" "horses" here mean false knowledges; and "chariots" doctrinals therefrom; and "horsemen" reasonings from them against truths; therefore it is also said, "Egypt is man and not God, and his horses flesh and not spirit" signifying that what is in them is merely natural and not spiritual, consequently that there is not in them anything of life; "man" signifying the natural man, and "flesh" what is its own; "God" and "spirit" signifying the Divine spiritual man, and life therefrom; and since they trust in themselves and not in the Lord, it is said, "they look not unto the Holy One of Israel, neither seek Jehovah."

[37] From this it can now be seen what is signified by the horses, the chariots, and the armies of Pharaoh, in Moses:

I will be rendered glorious in Pharaoh and in his army and in his horsemen. And the Egyptians pursued the sons of Israel, and Pharaoh's horses went after them, his chariots and his horsemen, into the midst of the sea. And Jehovah took off the wheel of their chariots, so that they drove them with difficulty. And when Moses stretched forth his hand over the sea, the waters returned, and covered the chariots and the horsemen, together with the whole army of Pharaoh (Exodus 14:17-18, 23, 25, 27-28).

And in the same:

Moses and the children of Israel sang this song unto Jehovah. In singing I will sing unto Jehovah, for in exalting He hath exalted Himself; the horse and his rider hath he thrown into the sea, and his chariots and his army (Exodus 15:1, 4, 19, 21).

What the horses and chariots of Pharaoh or Egypt signify has been shown above; his "army" signifies all falsities, in general and in particular; and "sea" signifies damnation and hell, where all are in their own [proprium], because they are in the natural man separated from the spiritual, and thence in all kinds of evils and falsities. The like is signified by "the horses of Egypt," in these words in Moses:

If thou shalt say, 2 I will set over me a king, in setting thou shalt set 3 over thee a king whom Jehovah thy God shall choose; only he shall not multiply to himself horses, nor shall he bring back the people into Egypt, that he may multiply horses (Deuteronomy 17:14-16).

These things are said of the king, because the Lord in relation to Divine truth is represented by kings, and thence "kings" signify truths from good from the Lord (See above, n. 31). And as truths from good have their seat in the spiritual man, as was said above, and the knowledges [scientifica] that belong to the natural man serve the spiritual man as servants do their lord, it is said, "only he shall not multiply to himself horses, nor shall he bring back the people into Egypt, that he may multiply horses;" which signifies, only let no one from being a spiritual man become natural, and lead himself, and trust in what is his own [proprium] instead of in the Lord, that is, let not the truths of the spiritual man serve the natural, instead of the knowledges [scientifica] of the natural man serving the spiritual; for this latter is according to order, but the former contrary to order. "Horses" of Egypt have a like signification elsewhere in the Word (as Jeremiah 46:4, 9; Ezekiel 17:15; 23:20).

Poznámky pod čarou:

1. The photolithograph has "his;" see AE 175, 405, 433.

2. The photolithograph has "they shall say."

3. The photolithograph has "he shall set."

  
/ 1232  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for their permission to use this translation.