Bible

 

Hosea 14

Studie

   

1 Samaria zal woest worden, want zij is wederspannig geweest tegen haar God; zij zullen door het zwaard vallen, hun kinderkens zullen verpletterd, en hun zwangere vrouwen zullen opengesneden worden.

2 Bekeer u, o Israel! tot den HEERE, uw God, toe; want gij zijt gevallen om uw ongerechtigheid.

3 Neem deze woorden met u, en bekeer u tot den HEERE; zeg tot Hem: Neem weg alle ongerechtigheid, en geef het goede, zo zullen wij betalen de varren onzer lippen.

4 Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Immers zal een wees bij U ontfermd worden.

5 Ik zal hunlieder afkering genezen, Ik zal hen vrijwilliglijk liefhebben; want Mijn toorn is van hem gekeerd.

6 Ik zal Israel zijn als de dauw; hij zal bloeien als de lelie, en hij zal zijn wortelen uitslaan als de Libanon.

7 Zijn scheuten zullen zich uitspreiden, en zijn heerlijkheid zal zijn als des olijfbooms, en hij zal een reuk hebben als de Libanon.

8 Zij zullen wederkeren, zittende onder zijn schaduw; zij zullen ten leven voortbrengen als koren, en bloeien als de wijnstok; zijn gedachtenis zal zijn als de wijn van Libanon.

9 Efraim! wat heb Ik meer met de afgoden te doen? Ik heb hem verhoord, en zal op hem zien; Ik zal hem zijn als een groenende denneboom; uw vrucht is uit Mij gevonden. [ (Hosea 14:10) Wie is wijs? die versta deze dingen; wie is verstandig? die bekenne ze; want des HEEREN wegen zijn recht, en de rechtvaardigen zullen daarin wandelen, maar de overtreders zullen daarin vallen. ]

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 10261

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

10261. En olie van de olijf; dat dit het hemels Goddelijk Goede van de Heer betekent, staat vast uit de betekenis van de olie, namelijk zowel het hemels als het geestelijk goede, nrs. 886, 4582, 9780 en uit de betekenis van de olijf, namelijk de hemelse liefde, waarover hierna; vandaar wordt met de olie van de olijf het goede van de hemelse liefde aangeduid, of wat hetzelfde is, het hemels goede.

Er wordt gezegd het hemels Goddelijk Goede van de Heer, omdat al het goede, dat wezenlijk het goede in de hemelen is, vanuit het Goddelijke van de Heer is.

Men moet weten dat het Goddelijk Goede van de Heer in zich enig is, het is immers oneindig en het bevat in zich oneindige dingen; dat wat oneindig is, is enig, aangezien de oneindige dingen die het bevat, één maken.

Dat het echter wordt onderscheiden in hemels en geestelijk, ligt aan de opneming ervan door de engelen in de hemelen en door de mensen op aarde; wanneer het is opgenomen door de engelen en de mensen die van het hemels rijk van de Heer zijn, wordt dit het hemels Goddelijk Goede genoemd, maar wanneer het is opgenomen door de engelen en de mensen die van het geestelijk rijk van de Heer zijn, wordt dit het geestelijk Goddelijk Goede genoemd.

Alle engelen en mensen immers nemen van de Heer enig goede verschillend of ongelijk op; het is hiermee vergelijkenderwijze gesteld als met de warmte en het licht uit de zon van de wereld, die, hoewel zij in zich beschouwd steeds hetzelfde zijn, toch worden gevarieerd volgens de tijden van het jaar en volgens de tijden van de dag en eveneens ongelijk in iedere streek van de aarde.

Deze variatie van de warmte en het licht komt niet door de zon, maar door het verschil in de draaiing van de aardbol, dus door de verscheidenheid van zijn rondgang en omwenteling, dus eveneens door de opneming.

Ook wordt hetzelfde licht gevarieerd in de afzonderlijke voorwerpen volgens de opneming, waarvandaan de kleuren zijn.

Hieruit kan vaststaan vanwaar het komt, dat het Goddelijk Goede van de Heer, dat enig is, omdat het oneindig is, hemels en geestelijk wordt genoemd.

Dat de olie zowel het hemelse als het geestelijk goede is, staat vast in de eerdergenoemde plaatsen; maar dat de olijf de hemelse liefde is en de olijfboom de doorvatting en de aandoening van die liefde, staat vast uit die plaatsen in het Woord, waar de olijfboom en de olijf worden genoemd, zoals bij Zacharia: ‘De profeet zag een kandelaar geheel van goud, zijn zeven lampen daarop, twee olijfbomen daarnevens: een ter rechter van het kruikje en een aan de linker ervan.

Hij zei tot de engel: Wat zijn die twee olijfbomen en wat die twee olijfbessen die in de hand van de twee pijpen van goud zijn.

Hij zei: Deze zijn de twee zonen der olijven, staande nevens de Heer der ganse aarde’, (Zacharia 4:2,3,11,12,14).

Wat deze profetieën behelzen, kan niemand weten dan alleen hij die vanuit de innerlijke zin weet wat de kandelaar betekent en wat de olijfboom.

Dat de kandelaar de geestelijke hemel betekent en de lampen ervan de heilige waarheden daar, nrs. 9548, 9551, 9555, 9558, 9561, 9684.

Daaruit staat vast dat de olijfboom betekent het hemels rijk vanwege de doorvatting en de aandoening van het goede en de olijfbessen de heilige goedheden daar.

De waarheden ervan worden aangeduid met de zonen der olijven; twee betekent het innerlijke en het uiterlijke van dat rijk en de verbinding.

Eendere dingen worden met de olie en de kandelaar aangeduid bij Johannes: ‘Ik zal aan Mijn twee getuigen geven dat zij profeteren duizend tweehonderd en zestig dagen, met zakken bekleed; dezen zijn de twee olijfbomen en de twee kandelaren, vóór de God der aarde staande’, (Openbaring 11:4).

Bij Jesaja: ‘Ik zal in de woestijn geven de ceder van Sittim en de mirteboom en het hout der olie’, (Jesaja 41:19).

De ceder en het hout der olie worden genoemd, omdat de ceder het geestelijk goede betekent en het hout der olie het hemels goede; het geestelijk goede is de liefde jegens de naaste en het hemels goede is de liefde tot de Heer; die geven in de woestijn is in de landen buiten de Kerk, dus onder de natiën.

Bij Hosea: ‘Zijn takken zullen gaan en zijn eer zal zijn zoals die van de olijf en hij zal een reuk hebben zoals de Libanon’, (Hosea 14:6,7).

Met de olijf wordt hier eveneens het hemels goede aangeduid en met de Libanon het geestelijk goede, dus met de Libanon iets eenders als met de ceder, aangezien de Libanon een woud uit ceders was.

Bij Jesaja: ‘Zo zal het zijn in het midden van het land, in het midden der volken, zoals de afschudding van de olijfboom, zoals de nalezingen, wanneer de wijnoogst voleindigd is’, (Jesaja 24:13, 17:6).

Er wordt gezegd de afschudding van de olijfboom en de nalezingen van de voleindigde wijnoogst, aangezien de olijfboom de Kerk betekent die in het hemels goede is en de wijnstok de Kerk die in het geestelijk goede is; in het Woord wordt immers waar over het goede wordt gehandeld, ook over het ware gehandeld, ter wille van het huwelijk ervan; evenzo wordt, waar over het hemelse wordt gehandeld, ook over het geestelijke gehandeld; van het hemelse wordt immers gesproken met betrekking tot het goede en van het geestelijke met betrekking tot het ware, zie de nrs. 9263, 9314.

Vandaar is er sprake van de wijnstok en van de olijfboom; dat de wijnstok de geestelijke Kerk is en het goede en het ware ervan, nrs. 1069, 5113, 6376, 9277.

Daarom worden ook elders de wijnstok en de olijfboom tezamen genoemd, zoals bij David: ‘Uw echtgenote zoals een vruchtbare wijnstok aan de zijden van uw huis, uw zonen zoals de olijfplanten rondom uw tafel’, (Psalm 128:3,4).

Bij Habakuk: ‘De vijgenboom zal niet bloeien, ook geen inkomst in de wijnstokken; het werk van de olijfboom zal liegen’, (Habakuk 3:17).

Bij Amos: ‘Uw meeste tuinen en uw wijngaarden en uw vijgenbomen en uw olijfbomen heeft de rups gegeten’, (Amos 4:9).

De vijgenboom wordt ook vermeld, omdat de vijgenboom het goede van de uiterlijke Kerk betekent, nr. 5113; de wijnstok echter het goede van de innerlijke geestelijke Kerk, eender elders.

Aangezien het hout van de olijfboom het goede van de hemelse liefde betekende, waren daarom de twee cherubim, die in het heiligdom van de tempel waren, uit olijfhout, evenzo de deuren, de bovendorpel en de zijposten’, (1 Koningen 6:23,31,32).

Door het heiligdom van de tempel immers werd de binnenste hemel uitgebeeld, waar het hemels goede is; daarom betekenden alle dingen die daarin waren, de hemelse dingen.

Dat de ark, die daar was en ter wille waarvan het heiligdom was, de binnenste hemel betekende waar de Heer was, zie nr. 9485.

Iets eenders werd ook aangeduid met de Olijfberg, die tegenover de tempel was, als met de olijfboom, zoals iets eenders werd aangeduid met de Libanon als met de ceder.

Opdat in de hemel alle dingen zouden worden uitgebeeld die de Heer verrichtte toen Hij in de wereld was en vooral de Goddelijke hemelse dingen, was daarom de Heer, toen Hij in Jeruzalem was, zeer vaak op de Olijfberg, zoals vaststaat bij Lukas: ‘Jezus was des daags lerende in de tempel, des nachts echter vernachtte Hij, uitgaande op de berg die wordt geheten de Olijfberg’, (Lukas 21:37); en elders: ‘Uitgegaan zijnde ging Jezus heen, naar Zijn gewoonte, op de Olijfberg’, (Lukas 22:39).

Dat die berg tegenover de tempel lag, zie (Markus 13:3; Mattheüs 24:3).

Dat de Olijfberg het hemels Goddelijk Goede heeft uitgebeeld, staat vast bij Zacharias, waar wordt gezegd: ‘Dat de voeten van Jehovah zullen staan op de Olijfberg, welke voor de aangezichten van Jeruzalem is en daar zal Hij strijden tegen de natiën; en dat die berg zal worden gespleten, een deel naar de opgang en naar de zee, met een groot dal; en een deel ervan zal wijken naar het noorden en een deel naar het zuiden’, (Zacharias 14:4).

Hier wordt de staat van de hemel en van de Kerk beschreven, toen de Heer in de wereld was en tegen de hellen streed en die geheel en al overwon en tegelijk de hemelen in de orde bracht.

De natiën wartegen Hij streed, zijn de boosheden uit de hellen; de Olijfberg waarop Zijn voeten stonden, is het Goddelijk Goede van de Goddelijke Liefde; hieruit immers heeft Hij gestreden en geheel en al overwonnen.

De splijting van de berg naar de opgang en naar de zee, met een groot dal, betekent de scheiding tussen de hemel en de hel; eender het terugwijken ervan naar het noorden en het zuiden; want van degenen die in het licht van het ware zijn, wordt gezegd dat zij in het zuiden zijn en van hen die in de liefde van het goede zijn, dat zij in de opgang zijn; aan de zee echter degenen die in het boze zijn en aan het noorden zij die in valsheden zijn.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl