Bible

 

Genesis 33

Studie

   

1 En Jakob hief zijn ogen op en zag; en ziet, Ezau kwam, en vierhonderd mannen met hem. Toen verdeelde hij de kinderen onder Lea, en onder Rachel, en onder de twee dienstmaagden.

2 En hij stelde de dienstmaagden en haar kinderen vooraan; en Lea en haar kinderen meer achterwaarts; maar Rachel en Jozef de achterste.

3 En hij ging voorbij hun aangezicht heen, en hij boog zich zeven malen ter aarde, totdat hij bij zijn broeder kwam.

4 Toen liep Ezau hem tegemoet, en nam hem in den arm, en viel hem aan den hals, en kuste hem; en zij weenden.

5 Daarna hief hij zijn ogen op, en zag die vrouwen en die kinderen, en zeide: Wie zijn deze bij u? En hij zeide: De kinderen, die God aan uw knecht genadiglijk verleend heeft.

6 Toen traden de dienstmaagden toe, zij en haar kinderen, en zij bogen zich neder.

7 En Lea trad ook toe, met haar kinderen, en zij bogen zich neder; en daarna trad Jozef toe en Rachel, en zij bogen zich neder.

8 En hij zeide: Voor wien is u al dit heir, dat ik ontmoet heb? En hij zeide: Om genade te vinden in de ogen mijns heren!

9 Maar Ezau zeide: Ik heb veel, mijn broeder! het zij het uwe, wat gij hebt!

10 Toen zeide Jakob: Och neen! indien ik nu genade in uw ogen gevonden heb, zo neem mijn geschenk van mijn hand; daarom, omdat ik uw aangezicht gezien heb, als had ik Gods aangezicht gezien, en gij welgevallen aan mij genomen hebt.

11 Neem toch mijn zegen, die u tegemoet gebracht is, dewijl het God mij genadiglijk verleend heeft, en dewijl ik alles heb; en hij hield bij hem aan, zodat hij het nam.

12 En hij zeide: Laat ons reizen en voorttrekken; en ik zal voor u trekken.

13 Maar hij zeide tot hem: Mijn heer weet, dat deze kinderen teder zijn, en dat ik zogende schapen en koeien bij mij heb; indien men dezelve maar een dag afdrijft, zo zal de gehele kudde sterven.

14 Mijn heer trekke toch voorbij, voor het aangezicht van zijn knecht; en ik zal mij op mijn gemak als leidsman voegen, naar den gang van het werk, hetwelk voor mijn aangezicht is, en naar den gang dezer kinderen, totdat ik bij mijn heer te Seir kome.

15 En Ezau zeide: Laat mij toch van dit volk, dat met mij is, u bijstellen. En hij zeide: Waartoe dat? laat mij genade vinden in mijns heren ogen!

16 Alzo keerde Ezau dien dag wederom zijns weegs naar Seir toe.

17 Maar Jakob reisde naar Sukkoth, en bouwde een huis voor zich, en maakte hutten voor zijn vee; daarom noemde hij den naam dier plaats Sukkoth.

18 En Jakob kwam behouden tot de stad Sichem, welke is in het land Kanaan, als hij kwam van Paddan-Aram; en hij legerde zich in het gezicht der stad.

19 En hij kocht een deel des velds, waarop hij zijn tent gespannen had, van de hand der zonen van Hemor, den vader van Sichem, voor honderd stukken gelds.

20 En hij richte aldaar een altaar op, en noemde het: De God Israels is God!

   

Ze Swedenborgových děl

 

Hemelse Verborgenheden in Genesis en Exodus # 4345

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

4345. En hij stelde de dienstmaagden en haar kinderen eerst en Lea en haar kinderen daarachter en Rachel en Jozef daarachter; dat dit de ordening betekent van de meer algemene dingen, aan de staat waarin de overige zijn, kan vaststaan uit wat nu eerder over de betekenis van de dienstmaagden, van Lea en van Rachel en hun kinderen is gezegd, namelijk dat de dienstmaagden de aandoeningen van de wetenschappen en de erkentenissen zijn, dat Lea de aandoening van het uiterlijke ware is en Rachel de aandoening van het innerlijk ware; de aandoeningen van de wetenschappen en van de erkentenissen zijn de meest uiterlijke, want het zijn de wetenschappen en de erkentenissen zelf waaruit en waarin de ware dingen zijn; de aandoening van het uiterlijk ware volgt daaruit, en is innerlijker; en de aandoening van het innerlijk ware is nog innerlijker; hoe uiterlijker de ware dingen zijn des te algemener zijn zij ook, en hoe innerlijker, des te minder algemeen zijn zij, en zij worden naar verhouding bijzondere en afzonderlijke dingen genoemd. Het is met de algemene dingen zo gesteld dat zij algemene dingen worden genoemd uit hoofde hiervan dat zij uit bijzondere dingen bestaan, dus omdat zij de bijzondere dingen in zich bevatten; algemene dingen zonder bijzondere dingen zijn niet algemene dingen, maar vanwege de bijzondere dingen heten zij zo; het is daarmee gesteld als met het geheel en de delen; het geheel kan niet een geheel heten tenzij er delen zijn, want vanuit de delen bestaat het geheel; want er is niet iets in de natuur van de dingen, dat niet ontstaat en blijft bestaan vanuit andere dingen; dat wat ontstaat en blijft bestaan vanuit andere dingen, wordt het algemene genoemd en die dingen waar vanuit het is samengesteld en blijft bestaan, worden de bijzondere dingen genoemd. De uiterlijke dingen zijn die dingen die zijn samengesteld uit de innerlijke dingen en daarom zijn de uiterlijke dingen betrekkelijk genomen de algemene dingen; zo is het gesteld met de mens en zijn vermogens, namelijk hoe uiterlijker ze zijn, des te algemener zijn ze, want ze zijn samengesteld uit meer innerlijke vermogens en deze weer uit de binnenste, volgens de orde. Het lichaam zelf en de dingen die van het lichaam zijn, zoals die welke de uitwendige zinnen en de handelingen worden genoemd, zijn betrekkelijk genomen de meest algemene; het natuurlijke gemoed en de dingen die van dat gemoed zijn, zijn minder algemene dingen, omdat zij innerlijker zijn en zij worden betrekkelijk genomen de bijzondere dingen genoemd; het redelijk gemoed echter en de dingen die van dat gemoed zijn, zijn nog innerlijker en zij zijn betrekkelijk genomen de afzonderlijke dingen. Deze dingen komen op levende wijze uit wanneer de mens van het lichaam wordt ontdaan en een geest wordt; want dan is het duidelijk voor hem dat zijn lichamelijke dingen niets anders dan de meest algemene dingen zijn geweest van die dingen die van zijn geest zijn en dat de lichamelijke dingen ontstonden en bleven bestaan vanuit die dingen die van zijn geest zijn, dus dat de dingen die van zijn geest zijn, betrekkelijk genomen de bijzondere dingen zijn geweest; en wanneer dezelfde geest een engel wordt, dat wil zeggen, wanneer hij in de hemel wordt geheven, dat hij dezelfde dingen die hij tevoren in het algemeen en dus in het duister heeft gezien en gevoeld, dan in het bijzonder en in de helderheid ziet en voelt, want hij ziet en voelt dan ontelbare dingen die hij tevoren als één ding had gezien en gevoeld. Dit blijkt ook uit de mens zelf wanneer hij in de wereld leeft: de dingen die hij in zijn kindsheid ziet en voelt, zijn de meest algemene; en die hij ziet en voelt in de knapen- en jongelingsjaren, zijn de bijzondere dingen van die algemene en die welke hij ziet en voelt op volwassen leeftijd, zijn de afzonderlijke dingen van die bijzondere dingen; want naarmate de mens in leeftijd voortschrijdt, voegt hij bijzondere dingen in de algemene dingen van de kindsheid en daarna voegt hij afzonderlijke dingen in de bijzondere, want hij gaat geleidelijk verder naar de innerlijke dingen en vult de algemene dingen met bijzondere en de bijzondere met afzonderlijke. Daaruit kan nu vaststaan wat er verstaan wordt onder de orde van de algemene dingen aan waarin de overige zijn, wat daarmee wordt aangeduid dat hij de dienstmaagden en hun kinderen eerst stelde en Lea en haar kinderen daarachter en Rachel en haar kinderen daarachter. Evenzo is het gesteld met de mens wanneer hij wordt wederverwekt, of wat hetzelfde is, wanneer bij hem de ware dingen met het goede verbonden worden en over deze zaak wordt hier gehandeld; dan worden eerst de algemene aandoeningen met de ware dingen ervan, die hier de dienstmaagden en hun kinderen zijn, in het goede gevoegd, daarna de minder algemene dingen, dat wil zeggen, de bijzondere dingen, betrekkelijk genomen, die hier Lea en haar kinderen zijn en tenslotte de nog minder algemene dingen, dat wil zeggen, de afzonderlijke dingen, betrekkelijk genomen, die hier Rachel en Jozef zijn; want dan gaat de mens evenzo als het ware de leeftijden door; eerst heeft hij de kindsheid, daarna de knapen- en de jongelingsjaren en tenslotte de volwassen leeftijd.

  
/ 10837  
  

Nederlandse vertaling door Henk Weevers. Digitale publicatie Swedenborg Boekhuis, van 2012 t/m 2021 op www.swedenborg.nl