Bible

 

Genesis 15

Studie

   

1 Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.

2 Toen zeide Abram: Heere, Heere! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer?

3 Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!

4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn.

5 Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!

6 En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.

7 Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.

8 En hij zeide: Heere, Heere! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?

9 En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarige ram, en een tortelduif, en een jonge duif.

10 En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde hij niet.

11 En het wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg het weg.

12 En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, en grote duisternis viel op hem.

13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.

14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have.

15 En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden.

16 En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.

17 En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging.

18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath:

19 Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet,

20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten,

21 En den Amoriet, en den Kanaaniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Ware Christelijke Religie # 755

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 853  
  

755. Dat de voleinding van de eeuw de laatste tijd van de Kerk is, blijkt uit plaatsen in het Woord, waar dit vermeld wordt, zoals uit het volgende:

‘Voleinding en beslissing heb ik van met Jehovah gehoord over het ganse land’, (Jesaja 28:22).

‘De voleinding is besloten, overvloeiende is de gerechtigheid, want voleinding en beslissing zal de Heer Jehovih Zebaoth doen in het ganse land’, (Jesaja 10:22-23).

‘In het vuur des ijvers van Jehovah zal het gehele land verteerd worden, want Hij zal een haastige voleinding maken met alle inwoners van het land’, (Zefanja 1:18).

Door het land wordt in deze plaatsen de Kerk aangeduid, want bedoeld wordt het land Kanaän, waar de Kerk was. Dat de Kerk door het land wordt aangeduid, ziet men door zeer vele plaatsen uit het Woord bevestigd in het werk de ‘Onthulde Openbaring’, nrs. 285, 902.

‘Tenslotte over de vogel der gruwelen de verlating, en tot aan de voleinding en de beslissing zal het over de verwoesting druipen’, (Daniël 9:27).

Dat dit door Daniël over het einde van de christelijke Kerk gezegd werd, zie men in, (Mattheüs 24:15).

‘Woestheid zal het ganse land zijn, voleinding zal Ik evenwel niet maken’, (Jeremia 4:27).

‘De ongerechtigheid der Amorieten is nog niet voleindigd’, (Genesis 15:16).

‘Jehovah zei: Ik zal neerdalen en Ik zal zien of zij naar het geroep, dat tot Mij gekomen is, de voleinding gedaan hebben’, (Genesis 18:21),

dit ten aanzien van Sodom. De laatste tijd van de huidige christelijke Kerk wordt ook door de Heer bedoeld met de ‘voleinding der eeuw’ in de volgende plaatsen: ‘De discipelen vroegen Jezus: Welk zal het teken zijn van Uw komst en van de voleinding der eeuw?’, (Mattheüs 24:3). ‘In de tijd van de oogst zal Ik tot de maaiers zeggen: Verzamelt eerst het onkruid om dit te verbranden; verzamelt de tarwe in de schuur; zo zal het zijn in de voleinding der eeuw’, (Mattheüs 13:30, 40). ‘In de voleinding der eeuw zullen de engelen uitgaan, en de bozen uit het midden van de rechtvaardigen afscheiden’, (Mattheüs 13:49). ‘Jezus zei tot de discipelen: Ziet, Ik ben met ulieden tot de voleinding der eeuw’, (Mattheüs 28:20). Men moet weten, dat verwoesting, verlating en beslissing iets dergelijks betekenen als voleinding; maar verlating is de voleinding van het ware, verwoesting de voleinding van het goede, en beslissing de volledige voleinding van beide; en de volheid der tijden, waarin de Heer in de wereld kwam en waarin Hij komen zal, is ook de voleinding.

  
/ 853  
  

Swedenborg Boekhuis Baarle Nassau, Netherlands Nederlandse vertaling door Henk Weevers 2010. Link markup by NCBSP.