Bible

 

Genesis 15

Studie

   

1 Na deze dingen geschiedde het woord des HEEREN tot Abram in een gezicht, zeggende: Vrees niet, Abram! Ik ben u een Schild, uw Loon zeer groot.

2 Toen zeide Abram: Heere, Heere! wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen heenga en de bezorger van mijn huis is deze Damaskener Eliezer?

3 Voorts zeide Abram: Zie, mij hebt Gij geen zaad gegeven, en zie, de zoon van mijn huis zal mijn erfgenaam zijn!

4 En ziet, het woord des HEEREN was tot hem, zeggende: Deze zal uw erfgenaam niet zijn; maar die uit uw lijf voortkomen zal, die zal uw erfgenaam zijn.

5 Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar den hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!

6 En hij geloofde in den HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.

7 Voorts zeide Hij tot hem: Ik ben de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeen, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.

8 En hij zeide: Heere, Heere! waarbij zal ik weten, dat ik het erfelijk bezitten zal?

9 En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars, en een driejarige geit, en een driejarige ram, en een tortelduif, en een jonge duif.

10 En hij bracht Hem deze alle, en hij deelde ze middendoor, en hij legde elks deel tegen het andere over; maar het gevogelte deelde hij niet.

11 En het wild gevogelte kwam neder op het aas; maar Abram joeg het weg.

12 En het geschiedde, als de zon was aan het ondergaan, zo viel een diepe slaap op Abram; en ziet, een schrik, en grote duisternis viel op hem.

13 Toen zeide Hij tot Abram: Weet voorzeker, dat uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat het hunne niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen hen verdrukken vierhonderd jaren.

14 Doch Ik zal het volk ook rechten, hetwelk zij zullen dienen; en daarna zullen zij uittrekken met grote have.

15 En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden.

16 En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.

17 En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging.

18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath:

19 Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet,

20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten,

21 En den Amoriet, en den Kanaaniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Arcana Coelestia # 1862

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 10837  
  

1862. That passed between those pieces. That this signifies that it separated those who were of the church from the Lord, may be seen from what was said above (at verse 10) concerning the partition of the animals in the midst, as signifying a parallelism and correspondence in respect to celestial things; and that one part being placed opposite the other signified the church and the Lord; and that the intermediate space or interspace signified that which comes in between the Lord and the church, or between the Lord and the man of the church, which is conscience, in which goods and truths have been implanted by means of charity. When hatreds succeed in place of charity, and evils and falsities in place of goods and truths, there is then no conscience of what is good and true; but this middle space or interspace appears to be filled with a furnace of smoke and with torches of fire, that is, with persuasions of falsity and with hatreds, which are what altogether separate the Lord from the church.

[2] These are the things signified by the passing between the pieces; chiefly that of the torch of fire, for this is the love of self, or what is the same, the evil of hatred. This may also be seen in Jeremiah, where we find nearly the same words:

I will give the men who have transgressed My covenant, who have not established the words of the covenant which they made before Me, the calf which they cut in twain and passed between the parts thereof; the princes of Judah, and the princes of Jerusalem, the eunuchs, and the priests, and all the people of the land, that passed between the parts of the calf; I will even give them into the hand of their enemies, and into the hand of them that seek their souls; and their carcass shall be for food to the fowl of the heavens and to the beast of the earth (Jeremiah 34:14, 18-20).

  
/ 10837  
  

Thanks to the Swedenborg Foundation for the permission to use this translation.