Bible

 

Exodus 31

Studie

   

1 Daarna sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2 Zie, Ik heb met name geroepen Bezaleel, den zoon van Uri, den zoon van Hur, van den stam van Juda.

3 En Ik heb hem vervuld met den Geest Gods, met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, namelijk in alle handwerk;

4 Om te bedenken vernuftigen arbeid; te werken in goud, en in zilver, en in koper,

5 En in kunstige steensnijding, om in te zetten, en in kunstige houtsnijding, om te werken in alle handwerk.

6 En Ik, zie, Ik heb hem bijgevoegd Aholiab, den zoon van Ahisamach, van den stam van Dan; en in het hart van een iegelijk, die wijs van hart is, heb Ik wijsheid gegeven; en zij zullen maken al wat Ik u geboden heb.

7 Namelijk de tent der samenkomst, en de ark der getuigenis, en het verzoendeksel, dat daarop zal zijn, en al het gereedschap der tent;

8 En de tafel, met haar gereedschap; en den louteren kandelaar, met al zijn gereedschap; en het reukaltaar;

9 Ook des brandoffers altaar, met al zijn gereedschap; en het wasvat met zijn voet;

10 En de ambtsklederen, en de heilige klederen van den priester Aaron, en de klederen van zijn zonen, om het priesterambt te bedienen;

11 Ook de zalfolie, en het reukwerk van welriekende specerijen voor het heiligdom; naar alles, wat Ik u geboden heb, zullen zij het maken.

12 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

13 Gij nu, spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Gij zult evenwel mijn sabbatten onderhouden; want dit is een teken tussen Mij en tussen ulieden, bij uw geslachten; opdat men wete, dat Ik de HEERE ben, Die u heilige.

14 Onderhoudt dan den sabbat, dewijl hij ulieden heilig is! Wie hem ontheiligt, zal zekerlijk gedood worden; want een ieder, die op denzelven enig werk doet, die ziel zal uitgeroeid worden uit het midden harer volken.

15 Zes dagen zal men het werk doen; doch op den zevenden dag is de sabbat der rust, een heiligheid des HEEREN! Wie op de sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden.

16 Dat dan de kinderen Israels de sabbat houden, de sabbat onderhoudende in hun geslachten, tot een eeuwig verbond.

17 Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israels een teken in eeuwigheid zijn; dewijl de HEERE, in zes dagen, den hemel en de aarde gemaakt, en op den zevenden dag gerust en Zich verkwikt heeft.

18 En Hij gaf aan Mozes, als Hij met hem op den berg Sinai te spreken geeindigd had, de twee tafelen der getuigenis, tafelen van steen, beschreven met den vinger Gods.

   

Ze Swedenborgových děl

 

Leer Over De Heer # 47

Prostudujte si tuto pasáž

  
/ 65  
  

47. Onder de geest wordt verstaan het leven van de mens; dit kan vaststaan vanuit de gewone spreekwijze, namelijk dat de mens heet de geest te geven, wanneer hij sterft; en daarom wordt onder de geest in deze zin verstaan het leven van de ademhaling. Ook ontleent het woord 'spiritus' [geest] zijn afleiding aan 'respiratio' [ademhaling]; vandaar is het, dat in de Hebreeuwse taal er één woord is voor geest en wind [Ruach]. Er zijn twee bronnen van het leven bij de mens, de ene is de beweging van het hart en de andere is de ademhaling van de long, dit wordt eigenlijk verstaan onder de geest, en eveneens onder de ziel; en dit leven handelt één met het denken van de mens vanuit het verstand, maar dat het leven vanuit de beweging van het hart één handelt met de liefde van de wil van de mens, zal op een andere plaats worden gezien. Dat het leven van de mens onder de geest in het Woord wordt verstaan, staat vast uit deze plaatsen: 'Verzamelt Gij hun geest, zij blazen uit en tot stof keren zij weer', (Psalm 104:29). 'Herdacht, zij zijn vlees, geest die heengaat, en niet wederkeert', (Psalm 78:39). 'Wanneer zal zijn uitgegaan zijn geest, zal hij terugkeren tot de aarde', (Psalm 146:4). 'Hiskia klaagde dat uitging 'het leven van zijn geest', (Jesaja 38:16). 'Jakobs geest herleefde', (Genesis 45:27). 'Het gegoten beeld is leugen, er is geen geest in' (Jeremia 51:17). 'Gezegd heeft de Heer Jehovih tot de dorre beenderen: Ik zal geest brengen in u, opdat gij leeft. Uit de vier winden kom, o Geest, en blaas in deze gedoden en dat zij leven: en gekomen is in hen de geest, en zij herleefden', (Ezechiël 37:5-6, 9-10). 'Jezus greep de hand van de dochter en wedergekeerd is haar geest en zij is terstond opgestaan', (Lucas 8:54-55).

  
/ 65  
  

Published by Swedenborg Boekhuis.